ECLI:NL:RBNHO:2022:12381

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
10120629 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van verbalisant en gegrondheid van verkeersboete in WAHV-zaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) opgelegd aan de betrokkene wegens het negeren van een rood verkeerslicht. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De zaak werd behandeld op de zitting van 2 december 2022, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren.

De gedraging die aan de boete ten grondslag ligt, betreft het doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond. De kantonrechter overwoog dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging. De overtreding was geautomatiseerd vastgelegd met behulp van een goedgekeurd snelheidsmeetmiddel, en de foto’s toonden aan dat het voertuig van de betrokkene het verkeerslicht passeerde terwijl het rood licht uitstraalde.

De kantonrechter behandelde ook het verweer van de gemachtigde dat de verbalisant niet bevoegd was om de sanctie op te leggen. De rechter concludeerde dat de verbalisant op het moment van de gedraging beschikte over de nodige opsporingsbevoegdheid, zoals vastgelegd in de relevante wetgeving. Het verweer werd verworpen, en de kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, zonder aanleiding te zien om proceskosten toe te kennen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10120629 \ WM VERZ 22-869
CJIB-nummer : 248697864
Uitspraakdatum : 13 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Bezwaartegenverkeersboetes.nl

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 december 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, ondersteund met foto’s, onder meer het volgende in:
“De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto's vastgelegd.
Foto 1: Het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 0,7 seconden.
Foto 2: Circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden.
De tijdsduur van de geellichtfase is op de foto vermeld.”
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd met een goedgekeurd snelheidsmeetmiddel bestaande uit een lusdetector in combinatie met een flitspaal.”
Verder bevat het dossier foto’s van de gedraging. Hierop is het voertuig met kenteken 38-ZGK-7 te zien. Uit de gegevens in de databalk onder de foto’s blijkt dat het verkeerslicht 0,7 seconden rood licht uitstraalde op het moment dat de eerste foto werd genomen en 1,0 seconden op het moment dat de tweede foto is genomen. De snelheid van het voertuig op het moment waarop het voertuig de stopstreep passeerde was 63 km/h. Uit het samenstel van de foto’s en de daarbij behorende gegevens volgt dat het voertuig van de betrokkene het verkeerslicht is gepasseerd terwijl het rood licht uitstraalde. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
Met betrekking tot het verweer dat de verbalisant niet bevoegd was overweegt de kantonrechter het volgende. de opsporingsbevoegdheid van de verbalisant in de onderhavige zaak berust op artikel 3 van de WAHV. Artikel 2, tweede lid onder a, van het BAHV verwijst vervolgens naar de akte of aanwijzing. Uit de door vertegenwoordiger van de officier van justitie overgelegde akte van beëdiging d.d. 24 september 2013 blijkt dat de betrokken verbalisant ten tijde van de gedraging beschikte over een opsporingsbevoegdheid ter zake van feiten zoals genoemd in het domein generieke opsporing.
Met betrekking tot het domein generieke opsporing vermeldt de Bijlage bij de Regeling Domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar - voor zover van belang - het volgende:
"De boa generieke opsporing is bevoegd om te handhaven op de volgende artikelen en wetten voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de functie en de daaraan gekoppelde taakomschrijving, tenzij de wet zich daartegen verzet.
1. Alle strafbare feiten voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van de betreffende functie en het daaraan gekoppelde takenpakket (…)."
Nu gebleken is dat de betrokken verbalisant ten tijde van de gedraging bevoegd was tot het opsporen van alle strafbare feiten, zoals ook omschreven in artikel 2, tweede lid onder a, van de BAHV, is de kantonrechter van oordeel dat in de onderhavige zaak niet gesproken kan worden van een onbevoegd opgelegde sanctie. De omstandigheid dat de betrokken verbalisant blijkens het door de gemachtigde in beroep overgelegde document met ingang van 17 februari 1992 de functie "Medewerker vorderingen informatievoorziening en bewerking" vervulde, maakt dit niet anders. De gemachtigde heeft zijn stelling dat het opleggen van administratieve sancties niet noodzakelijk is voor de uitoefening van deze functie niet nader onderbouwd. Het verweer van de gemachtigde dat de sanctie niet is opgelegd door een daartoe bevoegde ambtenaar wordt dan ook verworpen. Het wordt daarom ongegrond verklaard. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: