ECLI:NL:RBNHO:2022:12377

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
10108279 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een proceskostenvergoeding die was toegekend door de officier van justitie. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond en kende een proceskostenvergoeding van € 405,75 toe. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat de officier van justitie de proceskosten onjuist had vastgesteld, omdat de zaak ten onrechte als samenhangend met andere zaken was aangemerkt. Tijdens de zitting op 2 december 2022 werd deze kwestie besproken, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren.

De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie terecht had besloten dat de zaken als samenhangend moesten worden behandeld, omdat de beroepschriften identiek waren en er geen inhoudelijke gronden waren ingediend. De gemachtigde had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat er geen sprake was van samenhang. De kantonrechter concludeerde dat de werkzaamheden van de gemachtigde nagenoeg identiek waren en dat er geen reële extra inspanning was geleverd. Daarom werd het beroep tegen de proceskostenvergoeding ongegrond verklaard en werd het verzoek om vergoeding van kosten afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt. De procedure in hoger beroep is in beginsel schriftelijk, tenzij anders verzocht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10108279 \ WM VERZ 22-854
CJIB-nummer : 248892175
Uitspraakdatum : 8 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Bezwaartegenverkeersboetes.nl

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 december 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft de boete vernietigd en een proceskostenvergoeding van
€ 405,75 toegekend. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich alleen tot de toekenning van deze proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
Gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing van 28 juni 2022 de proceskosten onjuist heeft vastgesteld, omdat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak met 19 andere zaken. De gemachtigde van betrokkene stelt dat er verschillende beroepschriften zijn ingediend en dat het gaat om verschillende gedragingen.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de zaken terecht als samenhangend zijn beschouwd nu er sprake is van identieke pro forma beroepen, zonder inhoudelijke gronden en er geen hoorzitting is geweest. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft dit onderbouwd door overlegging van alle overige beroepschriften welke de officier van justitie als samenhangend heeft afgedaan.
De kantonrechter stelt vast dat de officier van justitie in totaal 20 zaken als samenhangend heeft aangemerkt. Gemachtigde van betrokkene heeft in deze zaken pro forma beroep ingesteld. In de beroepschriften heeft de gemachtigde gebruik gemaakt van standaard tekstblokken en (vrijwel) gelijkluidende beroepsgronden aangevoerd. Dit blijkt uit de door de vertegenwoordiger van de officier van justitie ingediende stukken. Ook hebben er geen hoorzittingen plaatsgevonden en zijn er geen aanvullende gronden ingediend. Op deze beroepschriften is vervolgens gelijktijdig beslist. De gemachtigde heeft zijn stelling dat er geen sprake is van samenhang onvoldoende onderbouwd en het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie onvoldoende onderbouwd weersproken. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de werkzaamheden met betrekking tot het administratief beroep geen reële extra inspanning hebben opgeleverd voor de gemachtigde en dat de werkzaamheden van de gemachtigde nagenoeg identiek konden zijn. De officier van justitie heeft de onderhavige zaak dan ook terecht aangemerkt als samenhangend met de andere zaken waarin de beslissing van de officier van justitie is vernietigd. De kantonrechter zal het beroep tegen de proceskostenvergoeding van de officier van justitie om die reden ongegrond verklaren.
Nu de gemachtigde niet in het gelijk wordt gesteld, zal de kantonrechter het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

De uitspraak

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie van 28 juni 2022 met betrekking tot de proceskostenvergoeding ongegrond;
  • wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: