ECLI:NL:RBNHO:2022:12350

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
9752461 \ WM VERZ 22-285
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de opgelegde boete voor het vervoeren van kinderen zonder goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vervoeren van twee kinderen, die beiden gebruik maakten van één autogordel en niet waren vastgezet in een goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem. De verbalisanten hadden geconstateerd dat de kinderen korter waren dan 1,35 meter, wat in strijd is met artikel 52 lid 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeersveiligheid (RVV) 1990. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat de juiste feitcode niet was gebruikt, maar de kantonrechter oordeelde dat de verbalisanten de juiste waarnemingen hadden gedaan en de juiste feitcode hadden toegepast. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9752461 \ WM VERZ 22-285
CJIB-nummer : 240933715
Uitspraakdatum : 14 juni 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. J. Houweling, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat er op 20 mei 2022 volledig zekerheid is gesteld en dat zij instemt met de inhoudelijke behandeling van de zaak.
Ter zitting stelt de gemachtigde aanvullend dat op basis van de stukken in het dossier en de waarneming van de verbalisant niet kan worden vastgesteld dat de kinderen korter zouden zijn van 1.35 meter, zodat de gedraging niet kan worden vastgesteld. Het staat wel voldoende vast dat de kinderen samen in één gordel zaten, maar dat is een andere feitcode, aldus gemachtigde.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Aanvullend stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat uit het zaakoverzicht blijkt dat de betrokkene de gedraging heeft erkend, zodat deze vast staat. Daarnaast blijkt uit het zaak-overzicht dat er twee verbalisanten aanwezig waren en deze hebben wel degelijk kunnen inschat-ten hoe groot de kinderen waren, zodat zij voor de juiste feitcode hebben gekozen, aldus de ver-tegenwoordiger van de officier van justitie.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voorin passagier 3 tot 18 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder beschikbare gordel/kind bev.systeem.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie. De gemachtigde van betrokkene stelt dat een onjuiste feitcode is gebruikt. De juiste feitcode zou moeten zijn R535i “meer passagiers vervoeren dan er autogordels aanwezig zijn”.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“Wij, verbalisanten (…), zagen dat de betrokkene twee kinderen vervoerde op de bijrijder stoel van zijn bedrijfsauto. Wij zagen dat beide kinderen gebruik maakte van 1 autogordel en dat zij niet vastzaten in een goedgekeurd kinder beveiligingssysteem. (…) Verklaring betrokkene: Onze familie auto is stuk. Ik moest baar me werk en daarom heb ik deze keuze gemaakt.“
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisanten – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit die verklaring blijkt dat niet alleen is waargenomen dat de beide kinderen gebruik maakten van één autogordel, maar ook dat die kinderen niet vastzaten in een goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem. Gelet op die beide waarnemingen mochten de verbalisanten ervoor kiezen om een boete op te leggen op grond van een overtreding van artikel 52 lid 2 RVV (1990). Volgens dat artikel is het verboden om met een personenauto of een bedrijfsauto die niet is uitgerust met een kinderbeveiligingssysteem passagiers te vervoeren in de leeftijd van 3 tot 18 jaar met een lengte van minder dan 1,35 meter op een van de voorste zitplaatsen. Met de officier van justitie is de kantonrechter van oordeel dat de verbalisanten in staat moeten worden geacht om waar te nemen en vast te stellen of de kinderen in dit geval een lengte hadden van minder dan 1,35 meter. Betrokkene heeft ook niet op enig moment gesteld dat die waarneming niet klopt of dat de betreffende kinderen ten tijde van de gedraging groter waren dan 1,35 meter.
In geval van overtreding van artikel 52 lid 2 RVV (1990) is feitcode R535g van toepassing. Uit het voorgaande volgt dat de verbalisanten naar het oordeel van de kantonrechter dus de juiste feitcode hebben gebruikt. De boete is daarom terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: