ECLI:NL:RBNHO:2022:12337

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
9911562 WM VERZ 22-1293
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen administratieve sanctie wegens handelen in strijd met geslotenverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen. De betrokkene had een boete ontvangen en daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter, maar dit beroep was te laat ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift zes weken bedraagt, en dat de betrokkene het beroep pas op 29 januari 2022 had ingediend, terwijl dit uiterlijk op 31 december 2021 ontvangen had moeten zijn. De betrokkene voerde aan dat zij zich niet had gerealiseerd dat zij te laat was en dacht dat het niet zo van belang was, maar de kantonrechter oordeelde dat deze redenen niet verschoonbaar waren volgens de geldende jurisprudentie. Hierdoor kon het beroepschrift niet inhoudelijk worden behandeld en werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De kantonrechter merkte op dat, indien het beroep wel tijdig was ingediend, het ongegrond verklaard zou zijn, omdat de betrokkene eerder een boete had ontvangen voor dezelfde gedraging en had moeten onderzoeken of zij recht had op een ontheffing. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9911562 \ WM VERZ 22-1293
CJIB-nummer : 244439645
Uitspraakdatum : 9 september 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 augustus 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen, vergezeld door haar partner. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C6 bijlage I RVV 1990.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 29 januari 2022 terwijl dat beroep uiterlijk op 31 december 2021 ontvangen had moeten zijn. Betrokkene heeft ten aanzien van de termijnoverschrijding aangevoerd dat zij zich niet had gerealiseerd dat ze te laat was met het instellen van het beroep, en dat ze dacht dat het niet zo van belang was nu ze ervan overtuigd was dat ze de gedraging niet had verricht. Deze redenen kunnen er naar het oordeel van de kantonrechter, in het licht van geldende jurisprudentie ten aanzien van termijnoverschrijdingen – niet toe leiden dat deze overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroepschrift kan daarom niet inhoudelijk worden behandeld.
Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Geheel ten overvloede het volgende. Als betrokkene het beroepschrift wél op tijd zou hebben ingediend, dan zou de kantonrechter het beroep ongegrond hebben verklaard. Betrokkene heeft aangevoerd dat zij dacht dat bewoners, zoals betrokkene, automatisch een ontheffing hadden waardoor zij, ondanks de geslotenverklaring, wel over de betrokken weg mocht rijden. Nu betrokkene echter eerder, namelijk op 31 mei 2021, een boete heeft ontvangen voor precies dezelfde gedraging, had het op de weg van betrokkene gelegen om haar veronderstelling, dat bewoners automatisch een ontheffing hadden, te toetsen en te onderzoeken of haar veronderstelling wel juist was in plaats van er zonder meer van uit te gaan dat die boete op een misverstand berustte. Als zij dit onderzoek had ingesteld, had haar zonder meer duidelijk moeten worden dat de ontheffing diende te worden aangevraagd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: