ECLI:NL:RBNHO:2022:12327

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
9884867 WM VERZ 22-1157
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Haarlem, op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een vermeende overtreding van artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), waarbij betrokkene zou zijn betrapt op het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De verbalisanten hebben de gedraging waargenomen via spiegelreflecties vanuit hun voertuigen, maar de kantonrechter heeft twijfels over de juistheid van deze waarneming. Betrokkene ontkent de gedraging en heeft zijn gronden in het beroepschrift uiteengezet. Tijdens de zitting op 26 augustus 2022 is betrokkene verschenen, evenals de vertegenwoordiger van de officier van justitie. De kantonrechter heeft na de zitting de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De afstand tussen de voertuigen en de mogelijkheid om de gedraging goed waar te nemen via spiegels zijn belangrijke factoren die niet voldoende zijn toegelicht door de verbalisanten. Hierdoor is de kantonrechter van oordeel dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie en de beschikking tot boete zijn vernietigd. Betrokkene krijgt het betaalde bedrag terug.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9884867 \ WM VERZ 22-1157
CJIB-nummer : 238164092
Uitspraakdatum : 9 september 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 augustus 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de boete is opgelegd, is verricht.
Uit het dossier blijkt dat verbalisanten hebben verklaard te hebben gezien dat betrokkene een mobiele telefoon in zijn linkerhand had. Eén verbalisant heeft achter het voertuig van betrokkene in een privé-voertuig gereden, en heeft de gedraging geconstateerd via de reflectie in de linkerbuitenspiegel van het voertuig van betrokkene. De tweede verbalisant reed in een privé-voertuig vóór het voertuig van betrokkene, en heeft de gedraging geconstateerd via de binnenspiegel van het eigen voertuig.
Door hetgeen betrokkene in zijn beroepschrift, alsook op zitting heeft aangevoerd, zijn er bij de kantonrechter twijfels ontstaan over de constatering van de gedraging. Alhoewel betrokkene geen (begin van) bewijs heeft aangeleverd met betrekking tot zijn stelling dat hij daar op de dag van de gedraging niet geweest is, is de kantonrechter niet overtuigd geraakt dat verbalisanten de gedraging hebben kunnen vaststellen zoals zij hebben verklaard. Verbalisanten hebben de gedraging via spiegels geconstateerd. Om iets goed in een spiegel te kunnen zien, is de afstand tussen voertuigen (mede) van belang. Uit de verklaringen van de verbalisanten blijkt echter niet wat de tussenliggende afstand was en of deze steeds hetzelfde is gebleven of deze afstand continu verschilde. De kantonrechter kan dan ook niet goed vaststellen in hoeverre het dan mogelijk moet zijn geweest om te constateren dat betrokkene een telefoon vasthield, en niet (bijvoorbeeld) met zijn hoofd op zijn hand steunde, of dat betrokkene iets anders vasthield dan een mobiel elektronisch apparaat. Nu er twijfel is ontstaan, is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: