Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 22 november 2022 en de daarvan door de griffier bijgehouden aantekeningen
- de pleitaantekeningen van de man
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
het gemeenschappelijke pand, staat dat
partijenhet vakantiehuis in verkoop zullen brengen, en dat de vrouw
uit haar aandeel in de verkoopopbrengsthet restant van de lening van € 35.000,00 zal aflossen. Ingevolge artikel 7:900, onder 1 BW, is de vrouw gebonden aan hetgeen partijen destijds ter beëindiging van hun geschil over het vakantiehuis hebben vastgelegd. Op grond van de vaststellingsovereenkomst is de rechtbank dan ook van oordeel in dat het vakantiehuis ten tijde van de verkoop en levering aan [B.] gemeenschappelijk was in de zin van artikel 3:166 BW.