In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2022, wordt het beroep van eiseres, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan eiseres voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, met een belastbare winst van € 38.777 en een vergrijpboete van € 3.860. Eiseres had bezwaar gemaakt, dat gedeeltelijk gegrond werd verklaard, maar de boete werd verminderd tot € 3.640. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing.
De rechtbank beoordeelt of de opgelegde vergrijpboete terecht was. De inspecteur had de boete gebaseerd op opzet, omdat eiseres bewust de huuropbrengsten niet in de aangifte had opgenomen. Tijdens de zitting op 19 oktober 2022 werd het beroep behandeld, waarbij de rechtbank constateerde dat de boetegrondslag onjuist was berekend. De inspecteur had ten onrechte een verkapte winstuitdeling in 2014 van € 98.974 aangenomen, terwijl dit bedrag deels betrekking had op het belastingjaar 2013. Hierdoor werd de boetegrondslag nihil, wat leidde tot de conclusie dat de vergrijpboete ook tot nihil moest worden verminderd.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor zover deze de boetebeschikking betrof, en droeg de inspecteur op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.