ECLI:NL:RBNHO:2022:12288

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
9981350 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens overtreding van een geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. Betrokkene, vertegenwoordigd door Appjection B.V. (M. Lagas), heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 7 december 2022, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig waren.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, het inrijden in een straat met een geslotenverklaring betrof. Betrokkene voerde aan dat de bebording niet duidelijk was en dat zij een waarschuwing had moeten krijgen. De kantonrechter oordeelde echter dat de verbalisant voldoende bewijs had geleverd, waaronder foto’s van de gedraging en krantenartikelen die de bebording bevestigden. Betrokkene had onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.

De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om proceskosten toe te kennen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de kantonrechter wees het verzoek om vergoeding van proceskosten af. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9981350 \ WM VERZ 22-646
CJIB-nummer : 243807649
Uitspraakdatum : 14 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 december 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990. een-richtingverkeer).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene stelt dat je voorheen altijd deze straat van beide richtingen in mocht rijden en dat zij de bebording over het hoofd heeft gezien en deze dus niet duidelijk was. Betrokkene vindt dat zij een waarschuwing had moeten krijgen.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal met bijlagen is het volgende vermeld:
“…Reden geen staandehouding:Op het moment van de geconstateerde overtreding bevond ik mij buiten het dienstvoertuig. Ik was vanwege de verkeersdrukte (…) niet in staat om de betrokkene bestuurder/ster een stopteken te geven en staande te houden. Mijn dienstvoertuig stond te ver van mij vandaan om achter de bestuurder/ster aan te rijden om deze staande te houden daar er achter dit voertuig nog een aantal andere voertuigen reden. (…)Verweer bezwaarmakerDe bezwaarmaker is op 26-08-2021 bekeurd. Op dat moment was het inrijverbod (C2) al meer dan een maand van kracht en de vooraanduidingen zijn tegelijk met het feitelijke inrijverbod geplaatst. Hij beroept zich er op dat hij altijd zo goed oplet, maar hij heeft dus de vooraanduiding en het feitelijke inrijverbod gemist. Foto’s van de geplaatste borden zijn hierbij gevoegd. (…)Gemachtigde Appjection BV(…) De door mij bij het proces-verbaal bijgevoegde foto is ter verduidelijking van de overtreding door mijzelf met mijn diensttelefoon gemaakt…”.
Gemachtigde van betrokkene stelt ten eerste dat er had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens de verklaring in het zaakoverzicht zich buiten het opvallend dienstvoertuig bevond, dus te voet en vanwege de verkeersdrukte geen gelegenheid had om een stopteken te geven aan de bestuurder en staande te houden. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de uitgebreide en specifieke aanvullende verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd die ertoe aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Daarbij zijn mede van belang de door de verbalisant meegestuurde foto van de gedraging en de overgelegde afdrukken van krantenartikelen met foto’s waarop de bebording ter plaatse duidelijk zichtbaar is. Dat er nadien extra borden zijn geplaatst, maakt dit niet anders. De boete is dan ook terecht opgelegd.
Met betrekking tot het geven van een waarschuwing door de verbalisant overweegt de kantonrechter dat een daartoe bevoegde politieambtenaar voor van het opleggen van een boete in de zin van een WAHV een zekere discretionaire bevoegdheid heeft. De politieambtenaar kan afhankelijk van omstandigheden van het geval afzien van het opleggen van een boete. In dit geval is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de verbalisant had moeten afzien tot het opleggen van de boete. Het beroep is dan ook ongegrond.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: