ECLI:NL:RBNHO:2022:12280

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
9994959 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van een administratieve boete wegens verkeersovertreding in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 7 december 2022, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig waren.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, bestond uit het negeren van een geslotenverklaring. Betrokkene voerde aan dat hij niet staande was gehouden en dat het verkeersbord niet goed zichtbaar was. De kantonrechter oordeelde dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, aangezien de verbalisant zich buiten het dienstvoertuig bevond en geen gelegenheid had om een stopteken te geven. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder.

Desondanks zag de kantonrechter aanleiding om de boete te matigen tot € 75,00, met handhaving van de administratiekosten. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het beroep werd gedeeltelijk gegrond verklaard. Betrokkene kreeg het bedrag dat als zekerheidstelling was betaald, terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9994959 \ WM VERZ 22-673
CJIB-nummer : 243807651
Uitspraakdatum : 14 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 december 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990. een-richtingverkeer).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal met bijlagen is het volgende vermeld:
“(…)Reden geen staandehoudingOp het moment van de geconstateerde overtreding bevond ik mij buiten het opvallend dienstvoertuig. Ik was vanwege de verkeersdrukte (…) niet in staat om de betrokkene bestuurder/ster een stopteken te geven en staande te houden. (…) Mijn dienstvoertuig stond te ver van mij vandaan om achter de bestuurder/ster aan te rijden om deze staande te houden daar er achter dit voertuig nog een aantal andere voertuigen reden. (…)Verweer bezwaarmakerDe bezwaarmaker is op 26-08-2021 bekeurd. Op dat moment was het inrijverbod (C2) al meer dan een maand van kracht en de vooraanduiding is tegelijk met het feitelijke inrijverbod geplaatst. (…) De door bezwaarmaker gemaakte foto is op de Langestraat genomen, enkele meters NA het vooraankondigingsbord. (…) Komend vanaf de richting Christoffelhof is het verkeersbord aan de rechterzijde van de weg goed te zien. Bezwaarmaker heeft nog een tweede verkeersbord over het hoofd gezien. Bij de T-splitsing, Langestraat-Sweelinckstraat-Thorbeckestraat, is bezwaarmaker rechtsaf de Thorbeckestraat ingereden. Meteen aan de rechterzijde van de Thorbeckestraat is verkeersbord C2 geplaatst…”.
Betrokkene stelt ten eerste dat hij had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens de verklaring in het zaakoverzicht zich buiten het opvallend dienstvoertuig bevond, dus te voet en vanwege de verkeersdrukte geen gelegenheid had om een stopteken te geven aan de bestuurder en staande te houden. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Betrokkene stelt tevens dat het bord vanaf zijn rijrichting niet goed zichtbaar was. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de uitgebreide en specifieke aanvullende verklaring van de verbalisant– voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De stelling van betrokkene volgt de kantonrechter dan ook niet. Daarbij is mede van belang dat op de door de verbalisant meegestuurde foto’s van de gedraging de borden duidelijk zichtbaar zijn. De kantonrechter ziet echter, in de omstandigheden van dit specifieke geval, aanleiding om de boete te matigen tot € 75,00 met handhaving van de administratiekosten.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 75,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: