ECLI:NL:RBNHO:2022:12279

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
9994965 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van een boete voor parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder het juiste voertuig. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, evenals betrokkene zelf.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene had geparkeerd op een plek die gereserveerd was voor een voertuig met een ander kenteken. Hoewel betrokkene stelde dat zij toestemming had van de buren om daar te parkeren, oordeelde de kantonrechter dat dit niet relevant was voor de rechtmatigheid van de boete. De verbalisant had geen verplichting om te controleren of er toestemming was verleend.

Desondanks heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie ter zitting voorgesteld om de boete te matigen tot € 200,00, omdat het aannemelijk was dat betrokkene destijds toestemming had om te parkeren. De kantonrechter heeft dit voorstel gevolgd en de boete gematigd, met handhaving van de administratiekosten. De uitspraak houdt in dat het beroep gedeeltelijk gegrond is verklaard en de beslissing van de officier van justitie is gewijzigd. Betrokkene zal het bedrag dat als zekerheidstelling is betaald, terugontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9994965 \ WM VERZ 22-675
CJIB-nummer : 244439992
Uitspraakdatum : 7 december 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 december 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats anders dan met het voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemde voertuig.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De betreffende parkeerplaats was gereserveerd voor een voertuig met een ander kenteken dan die van betrokkene. Betrokkene betwist de gedraging dan ook niet, maar stelt dat zij en haar man toestemming van de buren hadden om hun auto op die parkeerplek te parkeren, omdat de buurman zijn auto net had verkocht.
Dat betrokkene toestemming had van de betreffende kentekenhouder om ter plaatse te parkeren maakt niet dat er geen boete mag worden opgelegd. De verbalisant heeft namelijk geen verplichting om te controleren of deze toestemming was verleend. De boete is dan ook terecht opgelegd.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting voorgesteld om de boete te matigen tot € 200,00, omdat het aannemelijk is geworden dat betrokkene destijds toestemming had om ter plaatse te parkeren. Bovendien is betrokkene zelf ook in het bezit van een gehandicaptenparkeerkaart. De kantonrechter volgt dit voorstel en zal de boete matigen tot € 200,00, met handhaving van de administratiekosten.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 200,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: