In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht. De procedure begon toen de betrokkene tegen de opgelegde boete in beroep ging bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 7 december 2022 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd voor de gedraging. De verbalisant had geconstateerd dat het verkeerslicht voor de betrokkene op rood stond op het moment dat deze de kruising opreed, terwijl het verkeerslicht voor het kruisend verkeer groen was. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant niet werd weerlegd door de betrokkene, die enkel ontkende de gedraging te hebben verricht. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om de boete te matigen en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na de dag van toezending van de uitspraak. De kantonrechter benadrukte dat hoger beroep alleen mogelijk is als de boete meer dan € 70,00 bedraagt en dat het beroepschrift schriftelijk moet worden ingediend, tenzij om een mondelinge behandeling is verzocht.