ECLI:NL:RBNHO:2022:12271

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
22/256
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 15 december 2022, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum ongegrond verklaard. Eiser had zijn aanvraag om urgentie ingediend omdat hij vond dat zijn huidige woning, een complex dat ook een verzorgingstehuis voor ouderen omvat, niet passend was voor hem gezien zijn leeftijd van 29 jaar. Het college had de aanvraag afgewezen op basis van de Huisvestingsverordening gemeente Castricum 2019, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op sociale en/of medische indicatie. De rechtbank oordeelde dat eiser niet in aanmerking kwam voor een urgentieverklaring, omdat hij niet kon aantonen dat hij zijn woning buiten eigen schuld moest verlaten, en dat hij niet in staat was om binnen zes maanden een andere passende woonruimte te vinden. Eiser had slechts sinds eind maart 2021 actief naar sociale huurwoningen gezocht en had in de periode daarvoor niet op woningen gereageerd. De rechtbank concludeerde dat de problemen die eiser ervoer met het personeel van het verzorgingstehuis niet de verantwoordelijkheid van het college waren en dat eiser voldoende zelfredzaam was om zijn woonprobleem op te lossen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een urgentieverklaring in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/256
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Coskun),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum,het college
(gemachtigde: D.O. Schilling).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 16 december 2021 op 15 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de gronden van de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een urgentieverklaring.
1.2
Het college heeft de aanvraag met het primaire besluit van 2 juni 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 december 2021 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
Eiser is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.

De gronden van de beslissing

2. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag om een urgentieverklaring terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Het college heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op sociale en/of medische indicatie op grond van artikel 11a van de Huisvestingsverordening gemeente Castricum 2019 (de Huisvestingsverordening). Ingevolge het eerste lid en onder a van voornoemd artikel komen alleen woningzoekenden in aanmerking voor een urgentieverklaring die hun woning buiten eigen schuld moeten verlaten. Eiser woont in een wooncomplex dat gedeeltelijk bestaat uit (reguliere) sociale huurwoningen en ook een verzorgingstehuis voor ouderen is. Eiser wenst te verhuizen omdat hij vindt dat de woning gelet op zijn leeftijd (29 jaar ten tijde van het bestreden besluit) niet passend is voor hem. Echter wist hij toen hij de woning betrok dat het mede een complex voor ouderen is. Dat de woningcorporatie heeft toegezegd dat er meerdere jonge mensen zouden komen wonen doet aan het voorgaande niet af. Eiser voldoet ook niet aan het criterium onder b van artikel 11a, eerste lid, van de Huisvestingsverordening omdat niet is gebleken dat hij niet in staat is om binnen 6 maanden een andere passende woonruimte te vinden. Eiser zoekt pas sinds eind maart 2021 actief naar sociale huurwoningen via SVNK [1] en heeft tussen 24 mei 2021 en 14 februari 2022 niet op woningen gereageerd, daarna één keer en vanaf 19 februari 2022 weer niet. Ten derde woont eiser in een adequate woning zodat het criterium onder c, dat de huidige woning niet geschikt is (te maken) evenmin aan de orde is.
Verder heeft het college overwogen dat om in aanmerking te komen voor medische urgentie, ingevolge artikel 11a, tweede lid, van de Huisvestingsverordening sprake dient te zijn van een situatie waarin de medische problemen onhoudbaar worden als gevolg van de woonomstandigheden. Ingevolge het derde lid kan een sociale urgentie worden verleend als sprake is van ernstige psychische of sociale problemen in relatie met de woonsituatie. Eiser heeft zijn medische of psychische klachten niet met stukken onderbouwd zodat hij niet in aanmerking komt voor een sociale en/of medische indicatie. Ten slotte is geen sprake van een zodanig unieke situatie dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd is.
5. Eiser voert aan dat hij wel in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. De woning is ongeschikt voor hem gelet op zijn leeftijd. Eiser wordt gediscrimineerd en getreiterd door het personeel van het verzorgingstehuis. Hij wordt de toegang tot het wooncomplex met regelmaat ontzegd omdat hij niet geloofd wordt dat hij daar woont.
Eiser ervaart ook hinder van de hygiëne in het wooncomplex die te wensen overlaat. Eiser probeert zo min mogelijk thuis te zijn en slaapt in zijn auto, op het kantoor van zijn bedrijf en bij zijn ouders. Eiser heeft psychische klachten en vreest dat deze zullen verergeren als gevolg van de woonsituatie. Eiser doet er alles aan om een andere woning te vinden maar hij staat nog niet lang genoeg ingeschreven en zijn woning is onaantrekkelijk voor woningruil. Gelet op zijn financiële situatie komt hij niet in aanmerking voor huurwoningen in de particuliere sector of koopwoningen. Dat eiser een tijd niet op woningen gereageerd heeft komt omdat het hem allemaal teveel werd. Dat betekent niet dat hij er niet alles aan gedaan heeft.
6. De rechtbank is van oordeel dat het college terecht en op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de in artikel 11a van de Huisvestingsverordening neergelegde criteria voor een urgentieverklaring en de aanvraag daarom heeft afgewezen. Dat eiser de woning wil verlaten komt voort uit een wens en niet uit een noodzaak. De woning is op zichzelf geschikt voor eiser om in te wonen. De problemen die eiser stelt te ervaren met het personeel van het verzorgingstehuis kan hij aankaarten bij het bedrijf waar het personeel in dienst is of de woningcorporatie. Het college kan daar niet voor verantwoordelijk worden gehouden. Verder begrijpt de rechtbank dat het veelvuldig reageren op woningen veel kan vergen en dat het ontmoedigend is om vooralsnog laag op de wachtlijst te staan, maar dat geldt ook voor de vele andere woningzoekenden en maakt niet dat eiser daarom voorrang moet krijgen. Niet is gebleken dat eiser onvoldoende zelfredzaam is om het woonprobleem dat hij ervaart zelf op te lossen. Wat betreft de sociale en/of medische indicatie is de rechtbank met het college van oordeel dat omdat eiser niets met stukken heeft onderbouwd niet is vast te stellen dat hij voor de urgentiecategorie op grond daarvan in aanmerking komt. Ook hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd maakt niet dat hij voor indeling in een urgentiecategorie in aanmerking komt. Ten slotte zijn de omstandigheden van eiser niet dermate schrijnend dat sprake is van onbillijkheid van overwegende aard. Eiser heeft een dak boven zijn hoofd en hij is in staat om voor alternatieven te zorgen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag om een urgentieverklaring in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
De beslissing en een samenvatting van de gronden van die beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2022 door mr. P.H. Lauryssen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Huisvestingsverordening gemeente [woonplaats] 2019
Artikel 11a luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Voor indeling in de urgentiecategorie op grond van medische/sociale indicatie, als bedoeld in artikel 9, tweede lid onder a komt in aanmerking de woningzoekende waarop de volgende omstandigheden van toepassing zijn:
de woningzoekende moet de huidige woonruimte verlaten buiten eigen schuld;
de woningzoekende is aantoonbaar niet zelf in staat binnen 6 maanden andere passende woonruimte te vinden;
de huidige woonruimte is niet geschikt of niet geschikt te maken om het probleem binnen 6 maanden op te lossen terwijl dit wel noodzakelijk is, en
(…)
2 In aanvulling c.q. afwijking op het eerste lid gelden voor indeling in de urgentiecategorie op grond van medische indicatie tevens de volgende omstandigheden:
a. er moet sprake zijn van woonomstandigheden die de medische situatie onhoudbaar maken.
(…)
3 In aanvulling op het eerste lid geldt voor indeling in de urgentiecategorie op grond van sociale indicatie tevens de voorwaarde dat er bij de woningzoekende sprake moet zijn van ernstige psychiatrische en/of psycho-sociale problematiek in relatie met de zelfstandige woonomstandigheden, waarbij aannemelijk moet worden gemaakt worden dat medicatie/therapie in de afgelopen 6 maanden niet tot verbetering/oplossing van de problematiek heeft geleid en een andere zelfstandige woonsituatie een oplossing biedt voor de ernstige psychiatrische en/of psychosociale problemen.
Artikel 15 luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot onbillijkheid van overwegende aard leidt ten gunste van de woningzoekende af te wijken van deze verordening.
(…)
Beleidsregels urgenties [woonplaats] 2019
Artikel 2 luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Voor aanvragen op grond van medische indicatie als bedoeld in artikel 11a, tweede lid, van de Huisvestingsverordening [woonplaats] 2019 wordt de situatie als onhoudbaar beschouwd in de volgende gevallen:
ls de bruikbaarheid of toegankelijkheid van de woning door ziekte of door een lichamelijke of verstandelijke beperking ernstig wordt belemmerd (ergonomische belemmeringen);
als de huidige woonsituatie ernstige schade veroorzaakt aan de gezondheid.
2 Voor aanvragen op grond van sociale indicatie als bedoeld in artikel 11a, derde lid, van de Huisvestingsverordening [woonplaats] 2019 verlenen burgemeester en wethouders geen urgentie als de volgende omstandigheden zich voordoen:
a. problemen met de woning in de zin van:
(…)
2. een slecht onderhouden woning;
(…)
problemen met de woonomgeving in de zin van:
conflict met buren;
lawaaioverlast van de directe omgeving;
(…)
overige problemen zoals:
(…)
3. wanneer men reeds gedurende een lange periode op woonruimte wacht;
4. financiële problemen.
3 De in het tweede lid vermelde situaties zijn niet limitatief omschreven. Het niet genoemd staan van een situatie in bovenstaande lijst leidt niet tot automatische toekenning van een urgentie op grond van sociale indicatie.

Voetnoten

1.Stichting Sociale Verhuurders Noord-Kennemerland.