ECLI:NL:RBNHO:2022:12243

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
9858972 \ CV EXPL 22-2675
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake terugbetaling van een geldlening met bewijsopdracht voor contante betaling

In deze zaak heeft eiseres, een particulier, een geldlening van € 9.915 verstrekt aan gedaagde, met de afspraak dat gedaagde maandelijks € 200 zou terugbetalen. Gedaagde heeft echter niet aan deze betalingsverplichtingen voldaan, wat heeft geleid tot een vordering van eiseres voor een openstaand bedrag van € 6.275, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde betwist het gevorderde bedrag en stelt dat zij € 2.500 contant aan eiseres heeft betaald, wat eiseres ontkent. De kantonrechter heeft in deze tussenvonnis bepaald dat gedaagde moet bewijzen dat zij het bedrag contant heeft betaald. Dit bewijs kan geleverd worden door getuigen te laten horen of door andere bewijsstukken aan te leveren. De kantonrechter heeft een zitting gepland voor het getuigenverhoor en heeft de partijen opgedragen om de benodigde informatie en bewijsstukken tijdig aan te leveren. De verdere beslissing is aangehouden tot het bewijs is geleverd.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 9858972 \ CV EXPL 22-2675
Tussenvonnis van 7 december 2022
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: de Ruijter & Willemsen Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord, met bijlage;
  • het tussenvonnis van 13 juli 2022;
  • een bijlage van [eiseres] ;
  • een brief met bijlagen van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling van 10 november 2022, waarbij partijen (zonder gemachtigde) zijn verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft van juni 2018 tot en met september 2020 in totaal een bedrag van € 9.915 uitgeleend aan [gedaagde] . [eiseres] en [gedaagde] hebben afgesproken dat [gedaagde] daarvoor een bedrag van € 760 aan rente moet betalen.
2.2.
[eiseres] en [gedaagde] hebben ook afgesproken dat [gedaagde] per maand € 200 aan [eiseres] moet terugbetalen, en daarnaast eventueel nog meer als [gedaagde] daarvoor voldoende financiële ruimte heeft.
2.3.
[gedaagde] heeft niet elke maand € 200 terugbetaald. Onder andere heeft zij van juli 2020 tot en met februari 2021 niets afgelost, en sinds juli 2021 slechts € 100 per maand.
2.4.
Bij brief van 24 januari 2022 heeft Juristu Incassodiensten [gedaagde] namens [eiseres] in gebreke gesteld. In diezelfde brief is [gedaagde] gesommeerd het openstaande bedrag van de lening, met rente en kosten, binnen 10 dagen te voldoen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.275, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij stelt dat het gevorderde bedrag € 2.500 lager moet zijn omdat zij € 2.500 contant aan [eiseres] heeft betaald.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

[gedaagde] moet de geldlening en de rente ineens terugbetalen aan [eiseres]
4.1.
Het draait in deze zaak om de geldleningsovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] . [eiseres] en [gedaagde] zijn het erover eens dat [eiseres] in totaal een bedrag van € 9.915 aan [gedaagde] heeft uitgeleend en dat [gedaagde] daarover € 760 aan rente zou betalen. Ook zijn ze het eens over het bedrag dat [gedaagde] per bank heeft afgelost. Tot slot zijn ze het erover eens dat [gedaagde] uiteindelijk alles aan [eiseres] moet terugbetalen.
4.2.
De afspraak tussen [eiseres] en [gedaagde] was dat [gedaagde] € 200 per maand zou aflossen. Aan die afspraak heeft [gedaagde] zich niet gehouden. Ook niet nadat zij een aanmaning had ontvangen. Daarom wil [eiseres] dat [gedaagde] nu de gehele lening met rente aan haar terugbetaalt. De kantonrechter leidt daaruit af dat [eiseres] wil dat de kantonrechter de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] ontbindt en bepaalt dat [gedaagde] de afgesproken rente als schadevergoeding moet betalen. Omdat [gedaagde] de afspraak met [eiseres] – ook na een aanmaning – niet is nagekomen, zal de kantonrechter dit toewijzen. Concreet betekent dit dat [gedaagde] het openstaande bedrag van de geldlening, inclusief rente, ineens aan [eiseres] moet terugbetalen.
[gedaagde] moet bewijzen dat zij € 2.500 contant aan [eiseres] heeft betaald
4.3.
[eiseres] en [gedaagde] zijn het niet eens over het openstaande bedrag van de geldlening. Volgens [eiseres] is dat bedrag per de datum van de dagvaarding € 6.275. [gedaagde] vindt dat dat bedrag € 2.500 lager moet zijn, omdat [gedaagde] nog een bedrag van € 2.500 contant aan [eiseres] heeft betaald.
4.4.
[gedaagde] stelt dat zij bij haar thuis in september 2021 5 x € 500 contant aan [eiseres] heeft betaald. Dat geld moest zij van [eiseres] van de bank halen en zo aan haar geven. [gedaagde] heeft dat bedrag geleend van een vriendin, die dat bedrag contant thuis had liggen. Die vriendin, en nog een getuige, zijn erbij geweest toen [gedaagde] [eiseres] € 2.500 heeft betaald. [gedaagde] heeft daarvan geen bewijs gekregen van [eiseres] . [gedaagde] heeft deze stelling onderbouwd met schriftelijke verklaringen van de twee personen die erbij zouden zijn geweest.
4.5.
[eiseres] betwist dat [gedaagde] € 2.500 contant aan haar heeft betaald. Zij zou nooit contant geld aannemen. De overige terugbetalingen gingen ook steeds per bank. De getuigen zijn een vriendin en de vriend van [gedaagde] , dus die zijn niet betrouwbaar. In september 2021 hadden [eiseres] en [gedaagde] al geen contact meer met elkaar, dus [eiseres] is in die tijd ook niet bij [gedaagde] thuis geweest.
4.6.
Omdat [gedaagde] stelt dat zij een bedrag van € 2.500 contant aan [eiseres] heeft betaald, maar [eiseres] dit betwist, moet er bewijs worden geleverd. Het is aan [gedaagde] om dit bewijs te leveren.
Hoe nu verder?
4.7.
[gedaagde] kan het bewijs leveren door getuigen te laten horen door de kantonrechter. Als zij dat wil, moet zij de namen en adresgegevens van de getuigen aan de kantonrechter en aan [eiseres] sturen. Ook kan zij eventueel nog stukken sturen naar de kantonrechter, zoals foto's of kopieën van whatsapp-berichten, e-mails of andere stukken waaruit blijkt dat zij € 2.500 contant aan [eiseres] heeft betaald. Als [gedaagde] stukken aan de rechtbank stuurt, moet zij daarvan een kopie sturen aan [eiseres] . [eiseres] mag daarna op die stukken reageren.
4.8.
Tot slot overweegt de kantonrechter dat [eiseres] en [gedaagde] het erover eens zijn dat de bedragen die [gedaagde] na de datum van de dagvaarding nog per bank aan [eiseres] heeft betaald, van de vordering van [eiseres] moeten worden afgetrokken. De kantonrechter zal dit in de einduitspraak vastleggen.
4.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt [gedaagde] op te bewijzen dat zij € 2.500 contant aan [eiseres] heeft betaald,
5.2.
bepaalt dat, als [gedaagde] het bewijs door het horen van
getuigenwil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. Y. Steeg-Tijms, in het gerechtsgebouw te Haarlem, Jansstraat 81, op
16 februari 2023van
13:00tot
16:00uur,
5.3.
bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen,
binnen twee wekenna de datum van deze beslissing schriftelijk en gemotiveerd aan de kantonrechter om een andere datum dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van
allepartijen in de drie maanden volgend op het uitstelverzoek,
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] uiterlijk op 1 februari 2023
de namen en adresgegevens van de getuigentoestuurt aan de kantonrechter en aan [eiseres] ,
5.5.
bepaalt dat als [gedaagde] geen getuigen wil laten horen, zij dit
binnen twee wekenna de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de kantonrechter en aan [eiseres] moet laten weten; in dat geval zal het getuigenverhoor niet doorgaan,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk op1 februari 2023
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter (met kopie aan de andere partij) moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Steeg-Tijms en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.