ECLI:NL:RBNHO:2022:12242

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
9827614 \ CV EXPL 22-2389
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur voor stukadoorswerkzaamheden en geschil over mondelinge afspraken

In deze civiele zaak heeft eiser, handelend onder de naam [bedrijf 1], een vordering ingesteld tegen gedaagde, handelend onder de naam [bedrijf 2], wegens het niet betalen van een factuur voor stukadoorswerkzaamheden. Eiser heeft op 23 november 2021 een factuur van € 726,25 gestuurd voor twee dagen werk en materiaalkosten. Gedaagde heeft de factuur niet betaald en stelt dat hij dit niet hoeft te doen omdat eiser slecht werk heeft geleverd en er mondelinge afspraken zijn gemaakt over de te betalen bedragen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de volledige factuur moet betalen. Gedaagde heeft niet aangetoond dat eiser slecht werk heeft geleverd of dat er andere afspraken zijn gemaakt die de factuur beïnvloeden. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van eiser. Het vonnis is uitgesproken op 2 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 9827614 \ CV EXPL 22-2389
Vonnis van 2 november 2022
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [bedrijf 1] ,
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: P. de Ruijter,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijf 2] ,
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

[eiser] heeft stukadoorswerkzaamheden verricht in opdracht van [gedaagde] . [gedaagde] heeft de factuur voor die werkzaamheden niet betaald. Volgens [gedaagde] hoeft hij een deel van de factuur niet te betalen omdat [eiser] slecht werk heeft geleverd waardoor [gedaagde] kosten heeft moeten maken en omdat partijen een (andere) mondelinge afspraak hadden over de bedragen die [eiser] in rekening mocht brengen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de volledige factuur moet betalen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met bijlagen;
- de mondelinge conclusie van antwoord;
- de aanvullende conclusie van antwoord, met bijlagen;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek, met bijlage;
- de akte van [eiser] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is een bedrijf in algemene burgerlijke en utiliteitsbouw. [gedaagde] is een bedrijf in stukadoren.
3.2.
[eiser] heeft stukadoorswerkzaamheden verricht voor [gedaagde] . Op 23 november 2021 heeft [eiser] voor zijn werkzaamheden aan [gedaagde] een factuur gestuurd van € 726,25. Dit bedrag bestaat uit een vergoeding voor 2 dagen werken voor € 250,- per dag en materiaalkosten van € 226,50.
3.3.
[gedaagde] heeft de factuur – ondanks meerdere aanmaningen – niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de factuur van € 726,25, vermeerderd met rente en kosten. Volgens [eiser] heeft hij in opdracht van [gedaagde] de overeengekomen werkzaamheden verricht, zodat [gedaagde] het overeengekomen bedrag van € 726,25 moet betalen. Omdat [gedaagde] ondanks aanmaningen niet heeft betaald, moet hij naast de hoofdsom ook rente en incassokosten betalen.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. Daarnaast stelt hij een tegenvordering van € 300,- te hebben op [eiser] , omdat hij extra kosten heeft moeten maken door [eiser] .
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

5.De beoordeling

[gedaagde] moet de factuur van [eiser] volledig betalen
5.1.
De kern van deze procedure is of [gedaagde] de factuur van [eiser] moet betalen.
5.2.
[eiser] vraagt nakoming van de betalingsverplichting die voor [gedaagde] is ontstaan uit de aannemingsovereenkomst met [eiser] . [gedaagde] betwist niet dat [eiser] in opdracht van [gedaagde] aannemingswerkzaamheden heeft verricht. Dat betekent dat [gedaagde] in beginsel de factuur van [eiser] moet betalen.
5.3.
[gedaagde] meent echter dat hij een deel van de factuur niet hoeft te betalen. Ten eerste omdat [eiser] slecht werk zou hebben geleverd. Daardoor heeft [gedaagde] kosten moeten maken en dat bedrag moet worden verrekend met de factuur. Ten tweede omdat partijen mondeling een afspraak zouden hebben waaruit volgt dat [eiser] niet het volledige bedrag van de factuur in rekening mocht brengen. Omdat [gedaagde] zich beroept op deze verweren, rust daarvan op hem de bewijslast. Dit betekent dat hij (de extra kosten door) het slechte werk en de mondelinge afspraak moet aantonen en aannemelijk maken. De kantonrechter is van oordeel dat dit [gedaagde] niet is gelukt. Dit licht de kantonrechter hierna toe.
5.4.
Allereerst heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] de werkzaamheden slecht heeft uitgevoerd en dat [gedaagde] hierdoor kosten heeft moeten maken. Volgens [gedaagde] heeft zijn opdrachtgever weliswaar aan [eiser] laten weten dat het stucwerk goed was, maar werd het stucwerk later door die opdrachtgever en de schilder afgekeurd. Om die reden heeft zijn opdrachtgever kosten ingehouden en de facturen van [gedaagde] niet volledig voldaan. [gedaagde] heeft daarom een tegenvordering van € 300,- op [eiser] . De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in dit verweer. Ten eerste heeft [gedaagde] niet aangetoond dat [eiser] de werkzaamheden slecht heeft uitgevoerd. [eiser] heeft betwist dat hij de werkzaamheden slecht zou hebben uitgevoerd en hij heeft dat onderbouwd met een bericht van de opdrachtgever van [gedaagde] na afloop van de werkzaamheden. In dat bericht – van in elk geval vóór 3 december 2021 – schrijft de opdrachtgever in reactie op door [eiser] gestuurde foto's dat het werk er goed uit ziet. Uit dit bericht kan worden afgeleid dat het werk door de opdrachtgever is aanvaard. Daardoor wordt het werk als opgeleverd beschouwd en is het werk vanaf dat moment dus voor risico van de opdrachtgever (art. 7:758 BW). Weliswaar heeft [gedaagde] verwezen naar een bericht van de opdrachtgever waarin hij schrijft dat "
het werk niet na tevredenheid is gemaakt", maar dat bericht dateert van 28 december 2021 en dus ruim ná de eerdere goedkeuring door de opdrachtgever. Bovendien wordt uit dit bericht niet duidelijk welk werk niet naar tevredenheid zou zijn en of dat het werk van [eiser] is (of misschien van [gedaagde] , die zelf ook stukadoorswerkzaamheden voor zijn opdrachtgever heeft gedaan). Daarnaast heeft [gedaagde] niet aangetoond dat hij kosten heeft moeten maken als gevolg van het werk dat [eiser] heeft uitgevoerd. Het is de kantonrechter uit de door [gedaagde] toegestuurde berichten, facturen en rekeningafschriften niet duidelijk geworden of, en zo ja waarom, de opdrachtgever kosten bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. En er is niets waaruit kan worden afgeleid dat die eventuele kosten zijn veroorzaakt door het werk van [eiser] . Het is dus niet komen vast te staan dat [eiser] de werkzaamheden slecht heeft uitgevoerd en dat [gedaagde] hierdoor kosten heeft moeten maken. Van een tegenvordering van [gedaagde] is dan ook geen sprake.
5.5.
Daarnaast heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat partijen weliswaar een dagprijs van € 250,- en een vergoeding van materiaalkosten hadden afgesproken, maar dat [eiser] en [gedaagde] mondeling andere afspraken hadden gemaakt. Zo zou zijn afgesproken dat voor de dagprijs van € 250,- tussen de 20 en 30 m2 moest worden gestukadoord, terwijl de muur die [eiser] heeft gestukadoord slechts 20 m2 was. Daarnaast zou [eiser] maar anderhalve dag (en niet twee dagen) hebben gewerkt en zou hij de helft van de materialen na afloop van het werk hebben meegenomen. [eiser] had daarom niet het volledige bedrag van de factuur in rekening mogen brengen. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Partijen hebben geen bepaalde prijs afgesproken, maar zijn het erover eens dat de dagprijs € 250,- bedraagt. [gedaagde] heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat partijen mondeling iets anders zouden hebben afgesproken. [eiser] heeft betwist dat een mondelinge afspraak zou bestaan en ook verder blijkt nergens uit dat partijen – in afwijking van de afspraken die zij hadden over de dagprijs en de materiaalkosten – iets anders hebben afgesproken. Daarnaast is tussen partijen niet in geschil dat [eiser] op twee verschillende dagen werkzaamheden heeft verricht in opdracht van [gedaagde] . Volgens [gedaagde] heeft [eiser] op die dagen één dag gewerkt met het stukadoren en een halve dag gewerkt om het afplak- en voorstrijkwerk te verrichten. [eiser] heeft betwist dat hij slechts anderhalve dag heeft gewerkt; volgens hem heeft hij voor twee dagen werk geleverd. Tegenover deze betwisting door [eiser] heeft [gedaagde] onvoldoende aangetoond dat [eiser] op één van beide dagen slechts een halve dag heeft gewerkt. Daarbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat uit het overgelegde berichtenverkeer tussen [eiser] en [gedaagde] lijkt te volgen dat [eiser] op die dag om 7:50 uur bij de klant stond en om 15:03 uur nog aan het werk was, waarna hij boven nog verder zou gaan met afdekken en voorlijmen.
5.6.
De conclusie van het voorgaande is dat [gedaagde] onvoldoende heeft aangetoond dat er redenen zijn waarom hij een deel van de factuur niet zou hoeven betalen. Dit betekent dat hij de factuur van [eiser] volledig zal moeten betalen.
[gedaagde] moet wettelijke handelsrente betalen
5.7.
[eiser] heeft wettelijke rente gevorderd over het bedrag van de factuur vanaf 13 november 2021, althans wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf de datum van de dagvaarding. De wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) zal conform de vordering worden toegewezen vanaf 12 april 2022, de datum van de dagvaarding.
[gedaagde] moet buitengerechtelijke incassokosten betalen
5.8.
[eiser] heeft ook vergoeding gevorderd van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding van € 108,94 voor de kosten van die werkzaamheden.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiser] betalen
5.9.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
112,30
- griffierecht
214,00
- salaris gemachtigde
310,00
(2,5 punten × € 124,00)
Totaal
636,30
5.10.
Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 62,- aan nasalaris, voor zover [eiser] daadwerkelijk nakosten maakt.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 726,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 12 april 2022, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 108,24 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 636,30,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, voor zover [eiser] daadwerkelijk nakosten maakt,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2022.