In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 december 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en om de uithuisplaatsing bij de vader, die het ouderlijk gezag uitoefent. De ouders hebben in het vrijwillig kader hulpverlening ontvangen van het Wijkteam van de gemeente, maar hebben ervaren dat zij weinig invloed hadden op de beslissingen van de hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de emotionele veiligheid van [de minderjarige] en dat de hulpverlening te lang heeft geduurd zonder dat er duidelijke communicatie was over zijn verblijfplaats.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders hun zorgen geuit over de huidige situatie van [de minderjarige] bij [stichting]. De moeder heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar heeft ook aangegeven dat zij een zorgvuldige herbeoordeling van haar mogelijkheden wenst. De vader heeft aangegeven dat hij hoopt dat [de minderjarige] bij hem kan wonen, maar dat er ook behoefte is aan een onafhankelijke derde om de ouders te begeleiden in hun communicatie en besluitvorming.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen en om de ouders te ondersteunen in hun zorg voor hem. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft de Raad opgedragen om aanvullend onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden van beide ouders om zorg te dragen voor [de minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat [de minderjarige] zo snel mogelijk in een veilige omgeving kan verblijven.