ECLI:NL:RBNHO:2022:12223

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
9858681 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens parkeren in openbare ruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie die aan betrokkene was opgelegd. De sanctie betrof een boete voor het parkeren van een voertuig in een park, plantsoen, openbare beplanting of groenstroken. Betrokkene was het niet eens met de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 24 juni 2022 waren zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig.

De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, onvoldoende was komen vast te staan. De relevante wetgeving, artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, stelt dat in bepaalde gevallen de berm een weggedeelte is waar geparkeerd mag worden. De kantonrechter concludeerde dat de smalle grasstrook waar het voertuig van betrokkene stond, zich voordeed als een tot de weg behorende berm en niet als een park of plantsoen. Hierdoor kreeg betrokkene het voordeel van de twijfel en werd de boete ten onrechte opgelegd.

De uitspraak van de kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd bepaald dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling had betaald, aan hem terugbetaalt. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9858681 \ WM VERZ 22-444
CJIB-nummer : 243941116
Uitspraakdatum : 24 juni 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 24 juni 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voertuig laten staan in park, plantsoen, openbare beplanting of groenstroken. .
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 luidt als volgt: “Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.”
Uit voormelde bepalingen volgt dat, in bepaalde gevallen, de berm een weggedeelte is waar geparkeerd mag worden. Van belang is derhalve hoe de plaats waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd, zich voordoet. De kantonrechter is van oordeel dat de plaats waar het voertuig van de betrokkene stond niet kan worden aangemerkt als een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. De betreffende smalle grasstrook doet zich voor als een tot de weg behorende berm. Dat brengt mee dat betrokkene het voordeel van de twijfel krijgt en dat de genoemde gedraging onvoldoende is komen vast te staan. Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: