In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het overschrijden van een doorgetrokken streep. Betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene de zaak voorgelegd aan de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, terwijl de gemachtigde van betrokkene niet verscheen. De vertegenwoordiger handhaafde de beslissing van de officier van justitie en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het overschrijden van een duidelijk zichtbare dubbele doorgetrokken streep. De verklaring van de verbalisant gaf aan dat betrokkene deze streep met het volledige voertuig had overschreden. De kantonrechter oordeelde dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, omdat de verbalisant in een onopvallend privévoertuig reed zonder stopbord of signalen. De kantonrechter concludeerde dat de sanctie terecht was opgelegd op basis van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).
Na beoordeling van de stukken en de verklaring van de verbalisant, was de kantonrechter van mening dat voldoende bewijs aanwezig was voor de gedraging. De kantonrechter zag geen reden om de boete te matigen en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B. Voogd, kantonrechter, en de griffier. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.