ECLI:NL:RBNHO:2022:12195

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
C/15/330432 / FA RK 22-3501
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheidingsprocedure met onbekende verblijfplaats van de man

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 3 november 2022, betreft het een echtscheidingsverzoek van een vrouw tegen haar man, die onbekend is in zijn woon- of verblijfplaats. De vrouw heeft op 20 juli 2022 een verzoekschrift ingediend, maar heeft niet kunnen aantonen dat zij de verblijfplaats van de man heeft kunnen achterhalen. De rechtbank benadrukt het beginsel van hoor- en wederhoor, wat inhoudt dat de man op de hoogte moet zijn van het echtscheidingsverzoek en de mogelijkheid moet hebben om hiertegen verweer te voeren. De vrouw is in gebreke gebleven om te bewijzen dat de verblijfplaats van de man onbekend is, en de rechtbank heeft haar de gelegenheid gegeven om dit binnen twee weken na de beschikking te onderbouwen of het verzoekschrift opnieuw aan de man te betekenen. Indien de vrouw hier niet aan voldoet, kan het verzoek tot echtscheiding niet ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank heeft de beslissing aangehouden en de vrouw in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken te overleggen of het verzoekschrift opnieuw te betekenen, met de mogelijkheid voor de man om binnen zes weken een verweerschrift in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
echtscheiding
zaaknummer / rekestnummer: C/15/330432 / FA RK 22-3501
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 3 november 2022
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Pinarbasi-Ilbay, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[verweerder] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
hierna te noemen de man.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 20 juli 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift, met bijlage, van de vrouw;
- de op 8 augustus 2022 ontvangen brief van de advocaat van de vrouw waarbij zijn overgelegd het exploot van betekening en de publicatie in de Staatscourant.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [huwelijksplaats] .
Partijen hebben de Turkse nationaliteit.
2.2.
Uit de basisregistratie personen blijkt dat de man op 14 juli 2022 is vertrokken naar het buitenland (Registratie Niet Ingezetenen).
2.3.
Op grond van artikel 54, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geschiedt de betekening ten aanzien van hen die geen bekende woonplaats in Nederland hebben, ter plaatse van hun werkelijk verblijf.
Indien de woonplaats en het werkelijk verblijf onbekend zijn, geschiedt de betekening volgens artikel 54, tweede lid, Rv aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie en door middel van bekendmaking van een uittreksel van het exploot in de Staatscourant. In dit laatste geval dient de verzoeker volgens artikel 4.8 van het Procesreglement Scheiding in zijn verzoekschrift te vermelden dat de woon- of verblijfplaats onbekend is en welke pogingen er zijn gedaan om de verblijfplaats van de belanghebbende te achterhalen.
2.4.
Op verzoek van de vrouw heeft de deurwaarder het verzoekschrift tot echtscheiding op 25 juli 2022 betekend aan het parket van de Officier van Justitie. Op het exploot staat vermeld dat een afschrift van het exploot bekend zal worden gemaakt in de Staatscourant.
Het uittreksel van het openbaar exploot is in de Staatscourant gepubliceerd op 29 juli 2022
2.5.
De vrouw heeft niet gesteld, of een bewijsstuk overgelegd waaruit dat blijkt, dat de woonplaats en het werkelijk verblijf van de man onbekend zijn noch welke pogingen zij heeft ondernomen om de verblijfplaats of de contactgegevens van de man te achterhalen.
2.6.
Het beginsel van hoor- en wederhoor brengt met zich dat de man op de hoogte dient te zijn van het echtscheidingsverzoek en in de gelegenheid moet worden gesteld om daartegen verweer te voeren en/of zelfstandige verzoeken in te dienen.
Nu partijen nog geen twee jaar geleden zijn getrouwd, rust - gelet op de huidige communicatiemogelijkheden - op de vrouw een zware onderbouwingsplicht waar zij stelt dat contact met de man niet mogelijk is.
De rechtbank zal daarom, gebruikmakend van de haar op grond van het bepaalde in artikel 816 lid 3 juncto artikelen 120 en 121 Rv gegeven bevoegdheid, de vrouw in de gelegenheid stellen om:
- een bewijsstuk te overleggen waaruit blijkt dat de vrouw, ondanks pogingen daartoe,
de woon- of verblijfplaats of contactgegevens van de man (op het moment van de betekening en nog steeds) niet kan achterhalen;
- of, indien de vrouw de woon- of verblijfplaats of contactgegevens van de man kan achterhalen, het verzoekschrift binnen twee weken na de datum van de uitspraak van deze beschikking opnieuw aan de man te betekenen.
De man krijgt in het laatste geval vervolgens de gelegenheid om binnen een termijn van zes weken na de datum van de betekening een verweerschrift in te dienen.
Indien de vrouw niet binnen twee weken na de datum van deze beschikking aan het hiervoor genoemde voldoet, kan het verzoek tot echtscheiding niet ontvankelijk worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
Stelt de vrouw in de gelegenheid binnen twee weken na de datum van deze beschikking bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat de man ten tijde van de betekening van het verzoekschrift geen bekende woon- of verblijfplaats of contactgegevens had en hij deze nog steeds niet heeft;
dan wel, indien de vrouw de woon- of verblijfplaats of contactgegevens van de man kan achterhalen:
stelt de vrouw in de gelegenheid binnen twee weken na datum van deze beschikking het verzoekschrift opnieuw aan de man te betekenen, indien van toepassing vergezeld van een uittreksel BRP waaruit de woonplaats van de man op de dag van deze betekening blijkt,
de man aan te zeggen dat hij een termijn van zes weken heeft om een verweerschrift in te dienen en om binnen vier weken na datum van deze beschikking het exploot griffie over te leggen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.E.J. van Schie op 3 november 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.