ECLI:NL:RBNHO:2022:12182

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
326127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie en vernietiging van bedrijfsgegevens in een geschil tussen Interflow B.V. en gedaagden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, stond de vraag centraal of de gedaagden zich schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige concurrentie ten opzichte van Interflow B.V. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], niet onrechtmatig hebben gehandeld. Wel werden zij veroordeeld om de bedrijfsgegevens te vernietigen die zij tijdens hun dienstverband bij Interflow hebben gekopieerd. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden bedrijfsgegevens van Interflow op USB-sticks hadden overgezet en naar hun privé-e-mailadressen hadden gestuurd. Interflow vorderde onder andere de vernietiging van deze gegevens en vergoeding van onderzoekskosten, die grotendeels werden toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet in strijd met de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen (Wbb) hadden gehandeld, omdat Interflow niet had aangetoond dat de gekopieerde gegevens als bedrijfsgeheimen konden worden aangemerkt. De vorderingen van Interflow om de gedaagden te verbieden zakelijke relaties aan te gaan met relaties van Interflow en om contact met personeel van Interflow te vermijden, werden afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden als ex-werknemers niet beperkt waren door een concurrentiebeding en dat er geen bewijs was van onrechtmatige concurrentie. De rechtbank veroordeelde de gedaagden tot betaling van de onderzoekskosten, maar wees de vordering tot schadevergoeding af, omdat Interflow niet had aangetoond dat zij meer schade had geleden dan de gevorderde onderzoekskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/326127 / HA ZA 22-176
Vonnis van 9 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERFLOW B.V.,
gevestigd te Bunnik,
eisende partij,
hierna te noemen: Interflow,
advocaat: mr. P.H. Mahieu te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3],
te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: [gedaagde 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. H.G.R. Meulmeester te Amsterdam.
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het in de kern om de vraag of [gedaagden] zich ten opzichte van Interflow schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige concurrentie. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. [gedaagden] worden wel door de rechtbank veroordeeld om de bedrijfsgegevens te vernietigen die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tijdens hun dienstverband bij Interflow van Interflow hebben gekopieerd. Ook moeten [gedaagden] de daarmee verband houdende onderzoekskosten grotendeels aan Interflow vergoeden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 4 mei 2022,
- de conclusie van antwoord met bijlagen 1 tot en met 7,
- het tussenvonnis van 29 juni 2022 waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft gelast,
- de mondelinge behandeling van 29 september 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaat van Interflow heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd. Ter zitting zijn aan het procesdossier toegevoegd de brief van Interflow van
16 september 2022 met bijlagen 23 tot en met 25 en de brief van 19 september 2022 van [gedaagden] met bijlagen 8 tot en met 19.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Interflow houdt zich bezig met het beheersen van de luchtkwaliteit in gecontroleerde ruimtes. Interflow ontwikkelt en bouwt operatiekamers, zogenoemde cleanrooms en LAF-units (Laminar Air Flow units).
2.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn tot 1 september 2021 bij Interflow in dienst geweest. [gedaagde 1] was vanaf begin 2017 werkzaam bij Interflow als directeur. [gedaagde 2] werkte vanaf begin 1981 bij Interflow, laatstelijk in de functie van bedrijfsleider.
2.3.
Op 2 september 2021 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (indirect) [gedaagde 3] opgericht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn indirect bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde 3] . [gedaagde 3] richt zich op dezelfde specialistische markt als Interflow.
2.4.
Deloitte Forensic & Dispute Services B.V. (hierna: Deloitte) heeft de laptops onderzocht die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij het einde van hun dienstverband bij Interflow hadden ingeleverd. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tegen het einde van hun dienstverband bestanden van Interflow op USB-sticks hebben overgezet en dat zij ook bestanden naar hun privé e-mailadressen hebben gestuurd. Vervolgens heeft onderzoeksbureau [bedrijfsnaam] in opdracht van Interflow een vervolgonderzoek ingesteld. Van deze onderzoeken zijn rapporten opgemaakt.
2.5.
Vier werknemers van Interflow, onder wie een productiemanager, een werkvoorbereider en een secretaresse, zijn bij [gedaagde 3] in dienst getreden.

3.Het geschil

3.1.
Interflow vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om alle documenten, voorwerpen, materialen en/of (elektronische) bestanden en elke kopie daarvan in welke vorm dan ook, betreffende of ziende op de van Interflow door hen gekopieerde en/of anderszins verkregen vertrouwelijke informatie zoals vermeld in bijlage 16 voor Interflow bewijsbaar, derhalve in het bijzijn van een door Interflow dan wel door de rechtbank aan te wijzen onafhankelijke deskundige, waarvan de kosten voor rekening van gedaagden worden gebracht, te vernietigen zodanig dat de betreffende gegevens onbruikbaar blijven;
II. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om alle documenten, voorwerpen, materialen en/of (elektronische) bestanden en elke kopie daarvan in welke vorm dan ook, betreffende of ziende op de van Interflow door hen gekopieerde en/of anderszins verkregen vertrouwelijke informatie, die gebaseerd zijn op de door hen gekopieerde en/of anderszins verkregen vertrouwelijke informatie voor Interflow bewijsbaar, derhalve in het bijzijn van een door Interflow dan wel door de rechtbank aan te wijzen onafhankelijke deskundige, waarvan de kosten voor rekening van [gedaagden] worden gebracht, te vernietigen zodanig dat de betreffende gegevens onbruikbaar blijven;
III. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om de contractuele relaties met relaties van Interflow te beëindigen en beëindigd te houden en in het vervolg geen zakelijke relatie aan te gaan met relaties van Interflow, waaronder in ieder geval maar niet uitsluitend de relaties zoals opgenomen op de lijst die bij de dagvaarding is gevoegd als bijlage 19, voor de duur van twee jaren;
IV. [gedaagden] hoofdelijk gebiedt om met onmiddellijke ingang het personeel van Interflow niet direct of indirect te (doen) benaderen en/of contact met het personeel van Interflow te (doen) onderhouden, voor de duur van twee jaren;
V. het een en ander zoals gevorderd onder I tot en met IV onder verbeurte van een dwangsom van € 100.000,- per overtreding en van € 10.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt;
VI. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de tot op heden begrote voorlopige schade van Interflow ten bedrage van € 33.696,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding;
VII. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de verder geleden en nog te lijden schade van Interflow, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met wettelijke rente;
VIII. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Interflow legt aan haar vorderingen, kort gezegd, het volgende ten grondslag.
De bedrijfsgegevens die door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn gekopieerd zijn bedrijfsgeheimen in de zin van de Wet Bescherming Bedrijfsgeheimen (Wbb). Het kopiëren van de bedrijfsgegevens is onrechtmatig. [gedaagden] hebben zich de bedrijfsgegevens onrechtmatig toegeëigend. [gedaagden] gebruiken deze gegevens om Interflow onrechtmatige concurrentie aan te doen. [gedaagde 3] is met relaties van Interflow contractuele relaties aangegaan, dan wel dreigt die aan te gaan. Daarnaast ronselen [gedaagden] personeel van Interflow. [gedaagden] handelen door dit alles onrechtmatig en zij zijn daarom gehouden de door Interflow hierdoor geleden schade te vergoeden.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer. [gedaagden] betwisten onder meer dat zij zich ten opzichte van Interflow schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige concurrentie. [gedaagden] wijzen er in dit verband op dat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] niet worden beperkt door een anti-ronselbeding, een concurrentiebeding en/of relatiebeding. Volgens [gedaagden] hebben zij ook geen personeel van Interflow benaderd om voor [gedaagde 3] te werken. De vier werknemers die bij [gedaagde 3] in dienst zijn getreden hebben op eigen initiatief gehandeld. Verder voeren [gedaagden] aan dat zij de gekopieerde bedrijfsgegevens van Interflow niet gebruiken en dat deze niet zijn aan te merken als bedrijfsgeheimen in de zin van de Wbb.
3.4.
De rechtbank zal nader ingaan op de stellingen van partijen als dat voor de beoordeling van de vorderingen van belang is.

4.De beoordeling

4.1.
Interflow heeft onweersproken betoogd dat de bedrijfsgegevens die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tijdens hun dienstverband bij Interflow (kort gezegd) hebben gekopieerd, vrijwel de volledige operationele bedrijfsvoering van Interflow betreffen (van calculatieschema’s voor het offertetraject en technische tekeningen van producten tot salaris- en personeelsgegevens van medewerkers van Interflow). Dat (en/of welke van) deze bedrijfsgegevens zijn aan te merken als bedrijfsgeheimen in de zin van de Wbb heeft Interflow niet concreet onderbouwd. Dat betekent dat Interflow geen bescherming kan ontlenen aan deze wet en dat de vorderingen van Interflow, voor zover deze zijn gebaseerd op de Wbb, niet toewijsbaar zijn.
4.2.
Door deze bedrijfsgegevens, die deels bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke informatie bevatten, zonder toestemming van Interflow te kopiëren hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wel in strijd gehandeld met de maatschappelijke zorgvuldigheid die zij ten opzichte van Interflow in acht dienden te nemen. Dat is onrechtmatig.
Vernietiging bedrijfsgegevens
4.3.
Niet in geschil is dat [gedaagden] (nog steeds) over deze bedrijfsgegevens beschikken. De eerste twee vorderingen van Interflow strekken tot opheffing van deze onrechtmatige toestand. Interflow vorderen, kort gezegd, dat de bedrijfsgegevens die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben gekopieerd en de gegevens die op deze gekopieerde bedrijfsgegevens zijn gebaseerd, door [gedaagden] worden vernietigd. Dit in bijzijn van een door Interflow aan te wijzen onafhankelijke deskundige en op kosten van [gedaagden]
4.4.
Het enige verweer dat [gedaagden] tegen deze vorderingen hebben gevoerd, is dat Interflow geen belang bij deze vorderingen heeft. [gedaagden] hebben zich namelijk bereid hebben verklaard om de gegevens onder toezicht van een door Interflow aan te wijzen deskundige te (laten) vernietigen.
4.5.
Met Interflow is de rechtbank van oordeel dat zij voldoende belang bij haar vorderingen heeft. Met de gevorderde vernietiging wordt immers gewaarborgd dat de betreffende bedrijfsgegevens bewijsbaar worden vernietigd en dat [gedaagden] hun toezegging nakomen. De rechtbank zal [gedaagden] dan ook veroordelen om de bedrijfsgegevens te vernietigen zoals Interflow in 3.1.I. en 3.1.II. heeft gevorderd. [gedaagden] zullen daartoe door de rechtbank hoofdelijk worden veroordeeld omdat de aan [gedaagden] opgedragen vernietiging niet tussen [gedaagden] kan worden verdeeld [1] . De rechtbank zal aan deze hoofdelijke veroordelingen een dwangsom verbinden, die zal worden beperkt tot € 100.000,-.
Onrechtmatige concurrentie?
4.6.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de vorderingen die in 3.1.III. en 3.1.IV. van dit vonnis zijn vermeld. Deze vorderingen strekken ertoe dat het [gedaagden] voor de duur van twee jaar wordt verboden om (i) contractuele relaties aan te gaan of te hebben met relaties van Interflow en (ii) direct dan wel indirect contact te hebben met het personeel van Interflow.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat haar oordeel dat de bedrijfsgegevens van Interflow onrechtmatig zijn gekopieerd en beschikbaar zijn gehouden, nog niet betekent dat deze verstrekkende vorderingen (al dan niet door de rechtbank beperkt) kunnen worden toegewezen. Al is het maar omdat nergens uit blijkt dat deze bedrijfsgegevens van Interflow door [gedaagden] zijn gebruikt of dat personeel van Interflow door [gedaagden] is benaderd om bij [gedaagde 3] te gaan werken.
4.8.
Maar ook als de vier werknemers van Interflow (die bij [gedaagde 3] in dienst zijn getreden) door [gedaagden] zouden zijn bewogen om naar [gedaagde 3] over te stappen, dan zou dit nog geen onrechtmatig handelen (onrechtmatige concurrentie) van [gedaagden] opleveren. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden als ex-werknemers van Interflow namelijk niet beperkt door een anti-ronselbeding. Dat betekent dat Interflow in beginsel heeft te dulden dat haar werknemers door [gedaagden] worden benaderd om bij [gedaagde 3] te komen werken. De enkele omstandigheid dat het hier om werknemers ging met bijzondere technische kennis, zoals Interflow onweersproken heeft gesteld, maakt nog niet dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. Andere onderbouwing van de stelling dat het benaderen van werknemers van Interflow door [gedaagden] onrechtmatig is ontbreekt.
De vordering die ziet op een verbod voor [gedaagden] om contact te hebben met het personeel van Interflow (vordering 3.1.IV) acht de rechtbank dus niet toewijsbaar.
4.9.
De vordering die ertoe strekt [gedaagden] te verbieden contractuele relaties aan te gaan of te hebben met relaties van Interflow, acht de rechtbank evenmin toewijsbaar, omdat ook overigens niet is gebleken dat [gedaagden] zich ten opzichte van Interflow schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige concurrentie. De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.
4.10.
Als uitgangspunt geldt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun voormalige werkgever Interflow mogen beconcurreren, ook wanneer Interflow daarvan nadeel ondervindt. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden als ex-werknemers van Interflow namelijk niet beperkt door een concurrentie- en/of relatiebeding. Dat betekent dat Interflow in beginsel heeft te dulden dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de met Interflow direct concurrerende onderneming [gedaagde 3] hebben opgericht en dat [gedaagden] haar relaties benaderen. Bijkomende omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat handelingen van [gedaagden] als onrechtmatige concurrentie moeten worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak (sinds het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1955, Boogaard/Vesta [2] ) is van onrechtmatige concurrentie pas sprake als voldaan is aan de volgende drie vereisten, namelijk (1) het stelselmatig en substantieel afbreken van (2) het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever (3) met gebruikmaking van kennis en gegevens die bij de gewezen werkgever vertrouwelijk zijn verkregen door de aldus handelende werknemer.
4.11.
Het enige concrete dat Interflow heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagden] haar onrechtmatig concurrentie hebben aangedaan (naast het gestelde ronselen van personeel, waarover de rechtbank al in 4.7 en 4.8 van dit vonnis heeft geoordeeld), is het volgende.
  • i) Een potentiële opdracht van Equipe Zorgbedrijven voor de bouw van twee operatiekamers, waarvoor Interflow samen met drie andere partijen een aanbieding wilde doen, is door [gedaagde 1] buiten het zicht van Interflow gehouden en bij [gedaagde 3] ondergebracht.
  • ii) [gedaagde 3] heeft in opdracht van een belangrijke relatie (klant) van Interflow, te weten ASML, een modulaire cleanroom ontwikkeld met gebruikmaking van vertrouwelijke gegevens van Interflow. Deze gegevens hebben betrekking op de modulaire cleanrooms die Interflow in samenwerking met ASML heeft ontwikkeld.
  • iii) [gedaagde 3] heeft een leverancier van Interflow benaderd om een bepaald soort klemmen te leveren die speciaal zijn ontwikkeld om de verschillende wanden van de modulaire cleanrooms aan elkaar te bevestigen.
4.12.
Dat en hoe hiermee stelselmatig en substantieel het duurzame bedrijfsdebiet van Interflow wordt afgebroken, valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien. Interflow heeft dit ook niet onderbouwd. Daarbij komt dat [gedaagden] gemotiveerd hebben betwist dat de ‘Equipe-opdracht’ buiten het zicht van Interflow is gehouden en bij [gedaagde 3] is ondergebracht. Volgens [gedaagden] is van een ‘Equipe-project’ nog geen sprake. [gedaagden] hebben in dat verband aangevoerd, en Interflow heeft dit op haar beurt niet weersproken, dat nog niet eens bekend is op welk perceel de betreffende nieuwbouw (waarin de operatiekamers gerealiseerd zouden moeten worden) zal worden gebouwd. En wat betreft de opdracht van ASML hebben [gedaagden] gemotiveerd aangevoerd dat het ging om de levering van een zogenoemde Field Cleanroom (FCR) geschikt voor de Amerikaanse markt. [gedaagden] stellen dat [gedaagde 3] daarbij gebruik heeft gemaakt van data die [gedaagde 3] , zoals blijkt uit de door [gedaagden] overgelegde bijlage 6, begin oktober 2021 van ASML gemaild heeft gekregen en van welke data ASML zegt eigenaar te zijn.
4.13.
Omdat van onrechtmatige concurrentie aldus geen sprake is, zullen de vorderingen 3.1.III. en 3.1.IV. worden afgewezen.
Onderzoekskosten
4.14.
Dan de beoordeling van de geldvordering. Interflow vordert vergoeding van de door haar gemaakte onderzoekskosten van totaal € 33.696,65. Daarvan ziet € 26.571,65 op het onderzoek van Deloitte en € 7.125,- heeft betrekking op het onderzoek van [bedrijfsnaam] .
4.15.
Op grond van de wet [3] komen redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. Vereist is dat de verrichte werkzaamheden noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn.
4.16.
Vaststaat dat de laptops die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan het einde van hun dienstverband bij Interflow hebben ingeleverd door Deloitte werden onderzocht met behulp van forensische software. Door dat onderzoek kwam aan het licht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een aanzienlijke hoeveelheid data van Interflow hadden gekopieerd. Wat de inhoud van deze data was, is volgens de onweersproken stellingen van Interflow onderdeel geweest van het vervolgonderzoek dat [bedrijfsnaam] heeft verricht. Deze onderzoeken houden dan ook voldoende verband met de door [gedaagden] op onrechtmatige wijze verkregen en te vernietigen bedrijfsgegevens.
4.17.
Gelet op de aard van deze onderzoeken was het naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs noodzakelijk om hiervoor een deskundige in te schakelen. De omvang van de door Deloitte in rekening gebrachte kosten, die door [gedaagden] niet is betwist, acht de rechtbank redelijk. Dit geldt evenwel niet voor de omvang van de door [bedrijfsnaam] in rekening gebrachte kosten voor het vervolgonderzoek. Het rapport van [bedrijfsnaam] gaat namelijk, zoals [gedaagden] terecht hebben aangevoerd, (ook) over, kort gezegd, de onrechtmatige concurrentie waaraan [gedaagden] zich volgens Interflow schuldig zouden hebben gemaakt. Interflow gebruikt dit rapport ook ter onderbouwing van de door haar gestelde onrechtmatige concurrentie. Van onrechtmatige concurrentie is echter geen sprake, zodat de onderzoekskosten van [bedrijfsnaam] slechts deels voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank schat de voor vergoeding in aanmerking komende kosten op de helft van de kosten, dus op € 3.562,50.
4.18.
Dit betekent dat de rechtbank een bedrag van € 30.134,15 (€ 26.571,65 +
€ 3.562,50) zal toewijzen. De gevorderde wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen. Interflow heeft als ingangsdatum van de wettelijke rente gevorderd de datum van de dagvaarding. [gedaagden] zijn echter op verschillende data gedagvaard, terwijl Interflow niet heeft aangegeven van welke datum moet worden uitgegaan. De rechtbank zal de meest recente datum van dagvaarden aanhouden (24 februari 2022).
4.19.
Interflow vordert dat [gedaagden] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de onderzoekskosten. [gedaagden] hebben de gevorderde hoofdelijkheid betwist.
4.20.
De rechtbank zal de gevorderde hoofdelijkheid afwijzen. Het gaat hier immers om een deelbare prestatie die door twee of meer schuldenaren is verschuldigd. Hoofdregel is dan dat iedere schuldenaar voor gelijke delen is verbonden, tenzij uit de wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat de schuldenaren voor ongelijke delen of hoofdelijk zijn verbonden [4] . Volgens Interflow dienen [gedaagden] hoofdelijk te worden veroordeeld op grond van de wet, namelijk op grond van artikel 6:166 BW. Dat dit wetsartikel, dat gaat over onrechtmatig handelen in groepsverband, hier van toepassing is valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien. Interflow heeft dit ook niet onderbouwd.
Schade nader op te maken bij staat?
4.21.
De gevorderde veroordeling en verwijzing naar de schadestaatprocedure (vordering 3.1.VII.) acht de rechtbank niet toewijsbaar. Interflow heeft namelijk niet gesteld dat zij als gevolg van het kopiëren of het beschikbaar houden van de bedrijfsgegevens meer schade heeft geleden dan de gevorderde onderzoekskosten. En van onrechtmatige concurrentie is geen sprake, zodat de vordering ook op die grond niet kan worden toegewezen.
Proceskosten
4.22.
[gedaagden] zijn de partijen die grotendeels ongelijk krijgen. [gedaagden] zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de kant van Interflow tot dit vonnis worden als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 315,93
- griffierecht € 2.837,-
- salaris advocaat
€ 1.442,- (2 punten × tarief III)
totaal € 4.594,93.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om alle documenten, voorwerpen, materialen en/of (elektronische) bestanden en elke kopie daarvan in welke vorm dan ook, betreffende of ziende op de van Interflow door hen gekopieerde en/of anderszins verkregen vertrouwelijke informatie zoals vermeld in bijlage 16 voor Interflow bewijsbaar, derhalve in het bijzijn van een door Interflow aan te wijzen onafhankelijke deskundige, waarvan de kosten voor rekening van [gedaagden] worden gebracht, te vernietigen zodanig dat de betreffende gegevens onbruikbaar blijven,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om alle documenten, voorwerpen, materialen en/of (elektronische) bestanden en elke kopie daarvan in welke vorm dan ook, betreffende of ziende op de van Interflow door hen gekopieerde en/of anderszins verkregen vertrouwelijke informatie, die gebaseerd zijn op de door hen gekopieerde en/of anderszins verkregen vertrouwelijke informatie voor Interflow bewijsbaar, derhalve in het bijzijn van een door Interflow aan te wijzen onafhankelijke deskundige, waarvan de kosten voor rekening van [gedaagden] worden gebracht, te vernietigen zodanig dat de betreffende gegevens onbruikbaar blijven,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] om aan Interflow een dwangsom te betalen van éénmalig € 20.000,- en vervolgens van € 1.000,- voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 en/of 5.2 van dit vonnis uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van
€ 100.000,- is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] om aan Interflow te betalen een bedrag van € 30.134,15, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 24 februari 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de kant van Interflow tot dit vonnis vastgesteld op € 4.594,93,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken door
mr. A.C. Haverkate, rolrechter, op 9 november 2022.
type: NBI
coll:

Voetnoten

1.zie artikel 6:6 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
3.artikel 6:96 lid 2 sub b BW
4.zie artikel 6:6 lid 1 BW