ECLI:NL:RBNHO:2022:12171

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
15/206279-22, 13/102698-21 (tul) en 13/260285-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens oplichting van (hoog)bejaarde vrouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van zeven (hoog)bejaarde vrouwen. De verdachte, geboren in 2003, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de slachtoffers had geselecteerd op basis van hun hoge leeftijd, type woning en of zij alleen woonden. Door zich voor te doen als pakketbezorger, heeft hij de slachtoffers weten te bewegen tot afgifte van hun pinpas en pincode. In zes van de zeven gevallen heeft hij geld opgenomen, met bedragen die opliepen tot € 3.350,00. De rechtbank heeft ook een poging tot oplichting vastgesteld en een immateriële schadevergoeding toegewezen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte als een sturende en bepalende factor in de gepleegde feiten gezien, waarbij hij doelbewust kwetsbare ouderen als slachtoffers heeft uitgekozen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar laten wegen in de strafmaat. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en liep ten tijde van de feiten in twee proeftijden. De rechtbank heeft besloten om het volwassenenstrafrecht toe te passen, ondanks het verzoek van de verdediging om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/206279-22, 13/102698-21 (tul) en 13/260285-20 (tul)
Uitspraakdatum: 22 december 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2022 en 8 december 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Peters en van dat wat de verdachte en zijn raadsman mr. R.M.G. Sussenbach, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van 15 juni 2022 tot en met 8 augustus 2022 te Heemskerk en/of Amsterdam en/of Krommenie en/of Heiloo, althans in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels
a. [slachtoffer 1] (AG p. 149 PD) en/of
b. [slachtoffer 2] (AG p. 170 PD) en/of
c. [slachtoffer 3] (AG p. 188 PD) en/of
d. [slachtoffer 4] (AG p.73 PD) en/of
e. [slachtoffer 5] (AG p. 106 PD) en/of
f. [slachtoffer 6] (AG p. 58 PD) en/of
g. [slachtoffer 7] (AG p. 26 PD)
heeft bewogen tot afgifte van
a. een bankpas, in elk geval enig goed (toebehorend aan [slachtoffer 1] ) en/of
b. een bankpas, in elk geval enig goed (toebehorend aan [slachtoffer 2] ) en/of
c. een bankpas, in elk geval enig goed (toebehorend [slachtoffer 3] ) en/of
d. een bankpas, in elk geval enig goed (toebehorend aan [slachtoffer 4] ) en/of
e. een bankpas, in elk geval enig goed (toebehorend aan [slachtoffer 5] ) en/of
f. een bankpas, in elk geval enig goed (toebehorend aan [slachtoffer 6] – zaak 7) en/of
g. een bankpas, in elk geval enig goed (toebehorend aan [slachtoffer 7] )
hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en
bedrieglijk en in strijd met de waarheid (telkens)
(zaak a, c, d, f en g)
- zich voorgedaan als (bonafide) medewerker van een postbezorger en/of
- gezegd dat hij, verdachte, een pakketje voor de ontvangers had en/of
- gezegd dat zij 0,99 euro en/of 1 euro voor de bezorging van het pakketje moest(en) betalen en/of
- de bankpas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] aangepakt en tegen een apparaat gehouden en/of
- vervolgens aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] gevraagd om de pincode in te toetsen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] gezegd dat het niet was gelukt en dat zij nogmaals de pincode moesten invoeren en/of
(vervolgens) met de pinpas van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] is en/of [slachtoffer 7] weggerend/weggelopen
En/of (zaak b)
- zich voorgedaan als (bonafide) medewerker van de Post NL en/of Primera en/of
- gezegd dat hij, verdachte, een pakketje voor de ontvangers had en/of
- gezegd dat zij 2 euro voor het pakketje moest betalen en/of
- de bankpas van die [slachtoffer 2] aangepakt en/of uit de beschermhoes gehaald en/of tegen een apparaat gehouden en/of
- vervolgens aan die [slachtoffer 2] gevraagd om de pincode in te toetsen en/of
- met de bankpas in zijn, verdachtes, hand tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij het even zou nakijken en zo terug zou komen en/of
(vervolgens) niet meer is teruggekeerd naar die [slachtoffer 2]
En/of (zaak e)
- zich voorgedaan als (bonafide) pakketbezorger en/of
- gezegd dat hij, verdachte, een pakketje voor die [slachtoffer 5] had en/of
- gezegd dat die [slachtoffer 5] 2 euro voor het pakketje moest betalen en
- de bankpas van die [slachtoffer 5] aangepakt en/of tegen een apparaat gehouden en/of
- vervolgens aan die [slachtoffer 5] gevraagd om de pincode in te toetsen en/of
- medegedeeld dat de betaling niet was gelukt en dat die [slachtoffer 5] mee moest lopen naar beneden en/of
(vervolgens) niet meer is teruggekeerd naar die [slachtoffer 5]
waardoor voornoemde personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in de periode van 15 juni 2022 tot en met 8 augustus 2022 te Heemskerk en/of Amsterdam en/of Krommenie, althans in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. (een) geldbedrag(en) van (in totaal) 1600 euro en/of
b. een geldbedrag van 500 euro en/of
c. een geldbedrag van 500 euro en/of
d. een geldbedrag van 500 euro en/of
e. (een) geldbedrag(en) van (in totaal) 1250 euro en/of
f. (een)geldbedrag(en) van (in totaal) 3350 euro
geheel of ten dele toebehorende aan
a. [slachtoffer 1] (AG p. 149 PD) en/of
b. [slachtoffer 2] (AG p. 170 PD) en/of
c. [slachtoffer 3] (AG p. 188 PD) en/of
d. [slachtoffer 4] (AG p. 73 PD) en/of
e. [slachtoffer 5] (AG p. 106 PD) en/of
f. [slachtoffer 6] (AG p. 58)
waarbij verdachte zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (telkens een bankpas met pincode), tot het gebruik waarvan hij, verdachte, telkens niet gerechtigd en gemachtigd was;
3.
hij op 13 augustus 2022 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, heeft bewogen tot afgifte van een bankpas, in elk geval enig goed, toebehorend aan [slachtoffer 8] (AG p.71 PD) hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als een (bonafide) pakketbezorger van bezorgdienst DHL en/of
- gezegd dat hij, verdachte, een pakket voor die [slachtoffer 8] had en/of
- gezegd dat zij 1 euro voor de bezorging van het pakketje moest betalen (met haar pinpas) en/of
- zich rondom afgesproken tijdstip met een pakketje naar de woning van die [slachtoffer 8] begeven en/of dit pakketje afgeleverd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte bij gebrek aan wettig bewijs dient te worden vrijgesproken van de onder feit 1 en 2 genoemde zaak F. Voor het overige heeft de verdediging zich voor wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 15 juni 2022 tot en met 8 augustus 2022 te Heemskerk en Amsterdam en Krommenie en Heiloo, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels
a. [slachtoffer 1] en
b. [slachtoffer 2] en
c. [slachtoffer 3] en
d. [slachtoffer 4] en
e. [slachtoffer 5] en
f. [slachtoffer 6] en
g. [slachtoffer 7]
heeft bewogen tot afgifte van
a. een bankpas (toebehorend aan [slachtoffer 1] ) en
b. een bankpas (toebehorend aan [slachtoffer 2] ) en
c. een bankpas (toebehorend [slachtoffer 3] ) en
d. een bankpas (toebehorend aan [slachtoffer 4] ) en
e. een bankpas (toebehorend aan [slachtoffer 5] ) en
f. een bankpas (toebehorend aan [slachtoffer 6] ) en
g. een bankpas (toebehorend aan [slachtoffer 7] )
hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en
bedrieglijk en in strijd met de waarheid (telkens)
(zaak a, c, d, f en g)
- zich voorgedaan als bonafide medewerker van een postbezorger en
- gezegd dat hij, verdachte, een pakketje voor de ontvangers had en
- gezegd dat zij 0,99 euro of 1 euro voor de bezorging van het pakketje moesten betalen en
- de bankpas van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en
[slachtoffer 7] aangepakt en tegen een apparaat gehouden en
- vervolgens aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en
[slachtoffer 7] gevraagd om de pincode in te toetsen en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] gezegd dat het niet was gelukt en dat zij nogmaals de pincode moesten invoeren en
vervolgens met de pinpas van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] is weggerend/weggelopen
En (zaak b)
- zich voorgedaan als bonafide medewerker van de Post NL of Primera en
- gezegd dat hij, verdachte, een pakketje voor de ontvanger had en
- gezegd dat zij 2 euro voor het pakketje moest betalen en
- de bankpas van die [slachtoffer 2] aangepakt en uit de beschermhoes gehaald en tegen een apparaat gehouden en
- vervolgens aan die [slachtoffer 2] gevraagd om de pincode in te toetsen en
- met de bankpas in zijn, verdachtes, hand tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij het even zou nakijken en zo terug zou komen en
vervolgens niet meer is teruggekeerd naar die [slachtoffer 2]
En (zaak e)
- zich voorgedaan als bonafide pakketbezorger en
- gezegd dat hij, verdachte, een pakketje voor die [slachtoffer 5] had en
- gezegd dat die [slachtoffer 5] 2 euro voor het pakketje moest betalen en
- de bankpas van die [slachtoffer 5] aangepakt en tegen een apparaat gehouden en
- vervolgens aan die [slachtoffer 5] gevraagd om de pincode in te toetsen en
- medegedeeld dat de betaling niet was gelukt en dat die [slachtoffer 5] mee moest lopen naar beneden en
vervolgens niet meer is teruggekeerd naar die [slachtoffer 5]
waardoor voornoemde personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in de periode van 15 juni 2022 tot en met 8 augustus 2022 te Heemskerk en Amsterdam en Krommenie, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. een geldbedrag van 1600 euro en
b. een geldbedrag van 500 euro en
c. een geldbedrag van 500 euro en
d. een geldbedrag van 500 euro en
e. een geldbedrag van 1250 euro en
f. een geldbedrag van 3350 euro
toebehorende aan
a. [slachtoffer 1]
b. [slachtoffer 2] en
c. [slachtoffer 3] en
d. [slachtoffer 4]
e. [slachtoffer 5] en
f. [slachtoffer 6]
waarbij verdachte telkens de weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (telkens een bankpas met pincode), tot het gebruik waarvan hij, verdachte, telkens niet gerechtigd en gemachtigd was;
3.
hij op 13 augustus 2022 te Heerhugowaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft bewogen tot afgifte van een bankpas, toebehorend aan [slachtoffer 8] hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als een bonafide pakketbezorger van bezorgdienst DHL en
- gezegd dat hij, verdachte, een pakket voor die [slachtoffer 8] had en
- gezegd dat zij 1 euro voor de bezorging van het pakketje moest betalen (met haar pinpas) en
- zich rondom een afgesproken tijdstip met een pakketje naar de woning van die [slachtoffer 8] begeven en dit pakketje afgeleverd
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1.
oplichting, meermalen gepleegd
2.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd
3.
poging tot oplichting
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

5.1
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie het volgende standpunt ingenomen. Het Openbaar Ministerie ziet geen begin van aannemelijkheid voor het standpunt van de verdediging dat de verklaring van de verdachte dat de oplichting ‘niet goed meer voelde’, voldoet aan de omschrijving van vrijwillige terugtred in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De verdachte stond met een pakketje voor de deur en belde aan. De verdachte is na afgifte van het pakketje enkel als gevolg van een externe oorzaak, namelijk dat een man open deed, weggelopen bij de woning.
5.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b Sr. De verdachte heeft wel bij de woning van het beoogde slachtoffer aangebeld, maar hij heeft vervolgens niet gevraagd om een pincode of bankpas. Het voelde niet goed, waarop hij een innerlijke afweging heeft gemaakt hetgeen heeft geresulteerd in een vrijwillige terugtred. Van buiten komende factoren die ertoe hebben bijgedragen dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven aan vrijwillige terugtred niet in de weg te staan. De verdachte dient voor dit feit ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om tot de conclusie te kunnen komen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
De rechtbank stelt aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
De verdachte heeft op de zitting van 8 december 2022 verklaard dat hij richting de woning van aangeefster ging met het idee zich – net als bij de onder feit 1 bewezenverklaarde oplichtingen, welke de verdachte heeft bekend – voor te doen als een pakketbezorger bij wie aangeefster moest pinnen voor bezorgkosten. Daarna zou hij haar proberen te bewegen tot afgifte van haar pinpas en pincode. De verdachte is naar de woning van aangeefster gegaan. Hierbij droeg hij een hesje en pasje van DHL en had hij een pakketje bij zich met daarop het adres van aangeefster en de naam van haar man. Hij heeft bij de woning aangebeld. De deur werd open gedaan door een mannelijke verbalisant in burgerkleding. De verdachte heeft hem het pakketje gegeven en wilde toen weglopen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat bij feit 3 sprake is geweest van vrijwillige terugtred door de verdachte. De feitelijke gedragingen van de verdachte waren in beginsel gericht op het voltooien van de oplichting van het beoogde slachtoffer. De verdachte heeft verklaard dat de oplichting na het aanbellen bij het beoogde slachtoffer ‘niet goed meer voelde’. Deze verklaring heeft hij niet nader onderbouwd. Op vragen van de rechtbank over de oorzaak van zijn gevoel heeft hij geen antwoord gegeven. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de verklaring van de verdachte weegt de rechtbank naast het gebrek aan onderbouwing en uitleg ook mee de zeven onder feit 1 bewezenverklaarde voltooide oplichtingen en de chatberichten op de telefoon van de verdachte waarin wordt gesproken over het voortzetten en verder ontwikkelen van de oplichtingspraktijk. De rechtbank acht het gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld aannemelijk dat de verdachte de oplichting niet doorzette omdat de deur niet open werd gedaan door een oudere dame, zoals de verdachte had verwacht, maar door een man. Dit betekent dat het voorgenomen misdrijf niet is voltooid door een niet van de wil van de verdachte afhankelijke omstandigheid. Aan de vereisten voor een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred is dan ook niet voldaan. Het verweer wordt verworpen.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten of de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, betekent dit dat de verdachte strafbaar is.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Ook heeft zij verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte gevorderd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht het adolescentenstrafrecht (ASR) toe te passen. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft hij aangevoerd dat hersenen pas rond het 23e levensjaar volgroeid zijn en dat de verdachte volgens de reclassering beïnvloedbaar lijkt. Ook heeft hij er op gewezen dat de verdachte niet eerder jeugddetentie heeft ondergaan. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van een duur gelijk aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een onvoorwaardelijk deel en/of een taakstraf. De raadsman heeft verzocht de telefoon van de verdachte niet verbeurd te verklaren, maar aan hem terug te geven.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de oplichting van zeven (hoog)bejaarde vrouwen. De slachtoffers lijken door de verdachte te zijn geselecteerd op criteria als hoge leeftijd, type woning en of zij alleen woonden. Door zich voor te doen als pakketbezorger die betaald moest worden voor de bezorging van een pakket, heeft hij de slachtoffers bewogen tot afgifte van hun pinpas en pincode. In zes van de zeven gevallen heeft hij vervolgens geld opgenomen, waarbij de bedragen per slachtoffer opliepen tot € 3.350,00. Dat deze bedragen niet hoger waren, is niet te danken aan de verdachte maar aan alerte bankmedewerkers of blokkering van de pinpas door (naasten van) de slachtoffers. Verder heeft de verdachte zich nog schuldig gemaakt aan poging tot een soortgelijke oplichting.
De rechtbank gelooft de verklaring van de verdachte niet dat hij een ondergeschikte rol heeft gehad ten opzichte van twee andere, buiten beeld gebleven mededaders. Uit het verhandelde op de zitting blijkt dat de verdachte zelf een sturende en bepalende rol heeft gehad in de keuze van slachtoffers. Ook ging hij zelf op voorverkenning, zodat hij vanaf de woning van de slachtoffers zo snel mogelijk bij een pinautomaat kon komen. Bovendien is hij degene geweest die telkens naar de betreffende woningen toe ging en zo de oplichting daadwerkelijk uitvoerde.
Bij het plegen van de feiten zijn kennelijk doelbewust kwetsbare ouderen als slachtoffer uitgekozen. De verdachte heeft deze mensen als een gemakkelijke prooi gezien, die hij zonder veel risico en met eenvoudige middelen geld afhandig konden maken. Uit de aangiftes en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding blijkt duidelijk dat de slachtoffers veel schrik en overlast hebben ondervonden en dat hun vertrouwen in de medemens ernstig is geschaad. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat de bankpassen waarmee hij het geld heeft weggenomen telkens aan de deur bij de slachtoffers zijn meegenomen. Het gevoel van veiligheid dat eenieder rond het eigen huis zou moeten hebben, is daardoor eveneens geschaad. De verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers en de samenleving als geheel.
Het betreffen ernstige feiten en hiertegen dient, ook vanuit het oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden. De rechtbank is van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een gevangenisstraf.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 14 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten in twee proeftijden. De rechtbank weegt deze omstandigheden ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het hierboven ook genoemde reclasseringsrapport van 14 november 2022, opgesteld en ondertekend door [reclasseringswerker] .
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de jonge leeftijd van de verdachte. Zijn leeftijd geeft de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk aan hem op te leggen. Aan dit voorwaardelijke deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. Het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf zal de verdachte er hopelijk van weerhouden zich schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit. Ook geeft het de verdachte de kans om gedurende de proeftijd, die de rechtbank op 3 jaar bepaalt, aan zichzelf te werken. Gelet op de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf die aan de verdachte wordt opgelegd, zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde van elektronisch toezicht (een enkelband) niet overnemen.
Toepassing adolescentenstrafrecht?
Ten aanzien van het verzoek van de raadsman om ASR toe te passen, overweegt de rechtbank dat de door de raadsman aangevoerde omstandigheid van het nog niet hebben ondergaan van jeugddetentie geen criterium is voor toepassing van ASR. Met de jeugdige leeftijd van de verdachte – en daarmee de ontwikkeling van zijn hersenen – heeft de reclassering rekening gehouden in het rapport van 14 november 2022. De overweging in dit rapport over het wel of niet toepassen van ASR luidt als volgt:
“Wij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen.
In het rapport van de jeugdbescherming d.d. 5-10-2022 wordt het volgende beschreven: "Jeugdbescherming ziet dat zij met het pedagogische karakter geen meerwaarde heeft om [verdachte] nog verder te begeleiden. [verdachte] is 18 jaar, laat zich onvoldoende vanuit Jeugdkader begeleiden en trekt zijn eigen plan. (…) Echter, [verdachte] blijkt ook niet over alles eerlijk te zijn en aan te geven dat er dingen goed gaan, die achteraf niet goed gaan, zoals werk en school en het in contact komen met de politie. Jeugdbescherming merkt, ook in het laatste gesprek met [verdachte] in juli 2022 dat hij goed mooi weer kan spelen en zich niet wil laten helpen. Ook ervaart Jeugdbescherming dat ouders van [verdachte] niet betrokken mogen worden en ziet daarom geen meerwaarde om nog verder te gaan met pedagogische inslag in het gezin en [verdachte] te ondersteunen.
Jeugdbescherming is van mening dat de begeleiding vanuit de jeugdreclassering onvoldoende passend is bij de situatie van [verdachte] . (…) Jeugdbescherming (…) adviseert als er weer een Toezicht en Begeleidingsmaatregel uitgesproken wordt, dit te beleggen bij Reclassering Nederland. Daarbij lijkt behandeling gericht op recidive, andere keuzes maken en persoonlijke problematiek passend”.
De heer [verdachte] was niet ontvankelijk voor begeleiding vanuit de jeugdreclassering en wij achten ook een 'strakker' kader nodig. Wij zien geen mogelijkheden meer voor toepassen van het jeugdstrafrecht en komen derhalve tot bovenstaand advies.”
De rechtbank kan zich met dit advies verenigen. De rechtbank neemt de conclusie over, maakt deze tot de hare en zal het volwassenenstrafrecht toepassen. Het verzoek tot toepassing van ASR wordt afgewezen.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank bepaalt dat een gedeelte daarvan, namelijk 8 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer wordt gelegd en verbindt daaraan een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf worden bijzondere voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden worden hierna onder 12. omschreven.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten met behulp van dat voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, zijn begaan en/of voorbereid. De verdachte stond immers via deze telefoon in contact met de (buiten beeld gebleven) mededaders. Zij hielden elkaar op de hoogte van de ontwikkelingen rondom de oplichtingen.

8.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven scanners van ABN Amro en Rabobank dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 2 bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 en 2 ten laste gelegde (onder D) zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte bereid is een schadevergoeding wegens immateriële schade te vergoeden, echter nu het gevorderde bedrag willekeurig gekozen lijkt te zijn, wordt verzocht het bedrag te matigen.
Volgens de rechtbank doet zich hier een situatie voor waarin reeds uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat van een aantasting ‘op andere wijze’ sprake is. Dat betekent dat er in deze zaak een wettelijke grondslag is aan te wijzen voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot € 500,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 en 2 bewezen verklaarde feit (onder D). Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal hetgeen meer of anders is gevorderd, afwijzen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: oplichting en diefstal met een valse sleutel] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

10.1
Parketnummer 13/102698-21
Bij vonnis van 16 september 2021 in de zaak met parketnummer 13/102698-21 heeft de kinderrechter te Amsterdam de verdachte ter zake van overtreding van de Opiumwet veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op
29 oktober 2021 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 1 oktober 2021. De officier van justitie vordert nu dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
10.2
Parketnummer 13/260285-20
Bij vonnis van 14 december 2020 in de zaak met parketnummer 13/260285-20 heeft de kinderrechter te Amsterdam de verdachte ter zake van poging diefstal met braak veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 19 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op
8 januari 2021 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 29 december 2020. De officier van justitie vordert nu dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 311, 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 (acht) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
 de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 de veroordeelde zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling zo spoedig mogelijk begint en de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 de veroordeelde een opleiding volgt of in overleg met de reclassering een andere zinvolle dagbesteding heeft;
 de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met de slachtoffers in deze zaak, te weten:
 [slachtoffer 1]
,
 [slachtoffer 2]
,
 [slachtoffer 3]
,
 [slachtoffer 4]
,
 [slachtoffer 5]
,
 [slachtoffer 6]
,
 [slachtoffer 7]
,
 [slachtoffer 8]
.
De politie ziet toe op handhaving van de contactverboden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de overige voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Verklaart verbeurdhet op de beslaglijst onder 8 vermelde voorwerp, te weten:
1 STK GSM
(Omschrijving: 1397986, Apple iPhone)
Onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst onder 6 en 7 vermelde voorwerpen, te weten:
1 STK Scanner
(Omschrijving: 1397963, Rabobank)
1 STK Scanner
(Omschrijving: 1397964, ABN Amro)
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,00als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/102698-21 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde werkstraf voor de duur van 20 uren, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam van 16 september 2021.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/260285-20 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie voor de duur van 19 dagen, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam van 14 december 2020.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mr. E. Broekhof en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2022.