Geschil10. In geschil is de vraag of sprake is van het niet tijdig nemen van een besluit (een uitnodiging tot betaling) waartegen eiseres het recht toekomt beroep in te stellen.
11. Verweerder stelt in zijn verweerschrift dat de aangifte nog niet definitief is afgehandeld aangezien de douane nog onderzoek doet of de aangegeven transactiewaarde wel de werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs betreft. In die hoedanigheid is er nog geen definitieve mededeling afhandeling gezonden naar eiseres en is de verificatie nog niet afgerond. Dit kan enige tijd duren. Er is aanvullende zekerheid gesteld. Dit heeft niet direct rechtsgevolg voor eiseres en het uiteindelijk te betalen bedrag aan rechten is afhankelijk van de definitieve uitkomst van de verificatie. Pas bij definitieve verschuldigdheid ontstaan er rechtsgevolgen voor eiseres en dan wordt er ook een vooraankondiging gedaan met een reactietermijn. Daarna volgt eventueel een uitnodiging tot betaling met daarin opgenomen een rechtsmiddelenverwijzing.
12. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat op de desbetreffende aangifte, na een voornemen daartoe op 10 augustus 2022, een uitnodiging tot betaling is gevolgd waartegen namens eiseres (door een andere gemachtigde dan in deze zaak) bezwaar is gemaakt.
13. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
14. Ingevolge artikel 1:18, derde lid, van de Algemene douanewet (Adw) is het doen van aangifte geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Adw zijn de artikelen 6:2, aanhef en onder b, en 8:1 van de Awb niet van toepassing.
Ingevolge artikel 8:2, eerste lid, van de Adw is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), met uitzondering van de artikelen 25, derde lid, 26a, 27a en 27e, onder meer van overeenkomstige toepassing op een beschikking als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder 39, van het Douanewetboek van de Unie (DWU).
15. Ingevolge artikel 44, eerste lid, tweede volzin, van het DWU heeft eenieder die bij de douaneautoriteiten een beschikking heeft aangevraagd, doch binnen de in artikel 22, lid 3, bedoelde termijn geen beschikking heeft verkregen, eveneens het recht beroep in te stellen.
16. Ingevolge artikel 244 van de UVo.DWU kunnen, wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de verificatie van de douaneaangifte kan leiden tot een hoger bedrag aan invoer- of uitvoerrechten of andere verschuldigde heffingen dan het bedrag dat voortvloeit uit de gegevens van de douaneaangifte, de goederen pas worden vrijgegeven bij een zekerheidstelling die het verschil dekt tussen het bedrag van de douaneaangifte en het bedrag dat uiteindelijk verschuldigd kan zijn.
De aangever heeft echter de mogelijkheid om in plaats van het stellen van deze zekerheid te verzoeken om de onmiddellijke mededeling van de douaneschuld die uiteindelijk op de betrokken goederen van toepassing kan zijn.
Beoordeling van het geschil
17. Voordat de rechtbank nader ingaat op de inhoud van de zaken, moet zij ambtshalve beoordelen of eiseres rechtsgeldig is vertegenwoordigd en procesbelang heeft. Aanleiding daarvoor is een op 7 oktober 2022 door verweerder overgelegd uittreksel uit het handelsregister B van het Amtsgericht Gelsenkirchen (D.) van 26 augustus 2022 en een e-mailbericht van 6 oktober 2022, waaruit blijkt dat eiseres op 16 juni 2022 is ontbonden, met benoeming van een ‘Liquidator”. Na de zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd een machtiging overgelegd van de Curator/Liquidator, de heer [curator] . Gelet daarop is de gemachtigde bevoegd eiseres te vertegenwoordigen. Nu voorts de stelling van eiseres dat de onderhavige procedure gevolgen kan hebben voor de boedel niet is weersproken, is tevens sprake van procesbelang en is eiseres ontvankelijk in haar beroep.
18. De Awb bevat in dit geval de “hoofdregeling” van bezwaar en beroep, die ook van toepassing is in het douanerecht, althans voor zover artikel 8:1 van de Adw daarvan niet afwijkt. De AWR bevat voor het belastingrecht bepalingen voor zover deze afwijken van die van de Awb. Deze zijn niet van toepassing in het douanerecht, behalve voor zover artikel 8:2 van de Adw deze van overeenkomstige toepassing verklaart.
De regeling in de Awb ter zake van het niet tijdig nemen van een besluit is in dit geval uitgezonderd. Artikel 44, eerste lid, tweede volzin, van het DWU voorziet in een regeling van beroep bij het uitblijven van een aangevraagde beschikking. Nu uit artikel 1:18, derde lid, van de Adw volgt dat het doen van aangifte niet kan worden aangemerkt als een aanvraag, mist in dit geval artikel 44, eerste lid, tweede volzin, van het DWU toepassing. Het bepaalde in hoofdstuk V van de AWR, voor zover van overeenkomstige toepassing, brengt hierin geen verandering.
19. Voor zover eiseres heeft betoogd dat haar in dit geval het recht van beroep moet toekomen, kan zij niet worden gevolgd. Van een “gat” in de rechtsbescherming is geen sprake, aangezien de aangever in een geval als dit op grond van de tweede volzin van artikel 244 van de UVo.DWU de mogelijkheid heeft te verzoeken om onmiddellijke mededeling van de douaneschuld, welke mededeling gelijk te stellen is aan een mededeling van de douaneschuld (een uitnodiging tot betaling) in de zin van artikel 102 van het DWU. Daartegen is beroep mogelijk op de voet van artikel 44 van het DWU, zoals door eiseres bijvoorbeeld ook is ingesteld in de eerdergenoemde zaken met de nummers 19/3248 t/m 19/3254 en 19/4186.
20. Voor zover op het door eiseres gedane verzoek van 15 november 2018 om onmiddellijke mededeling van de douaneschuld niet of afwijzend is beslist, kon daartegen naar het de rechtbank voorkomt ook een rechtsmiddel worden aangewend. Daarvan is niet gebleken.
Aan bespreking van hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, komt de rechtbank gelet op het vorenstaande niet toe.
21. Voor zover over het vorenstaande anders zou moeten worden gedacht, merkt de rechtbank op dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het geschil, omdat op 10 augustus 2022 een uitnodiging tot betaling is gevolgd (zie hiervoor onder 11). Aangezien daartegen namens eiseres bezwaar is gemaakt, zou er evenmin aanleiding zijn dit beroep te betrekken op het alsnog genomen besluit.
22. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.