ECLI:NL:RBNHO:2022:12138

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
C/15/334806 / JU RK 22-1881
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)uithuisplaatsing van minderjarigen in een situatie van huiselijk geweld

Op 29 december 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De zaak werd behandeld naar aanleiding van zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming over de veiligheid en het welzijn van de kinderen, die blootgesteld werden aan huiselijk geweld tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een onveilige thuissituatie, waarbij zowel fysiek als verbaal geweld is gebruikt. De ouders gaven verschillende versies van de gebeurtenissen, wat de situatie verder complicaties met zich meebracht. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk was om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen en hen bij de vader te plaatsen, omdat zij zich daar het veiligst voelden. De kinderrechter benadrukte het belang van het verkrijgen van inzicht in de thuissituatie en de opvoedvaardigheden van beide ouders, en dat er hulpverlening moest komen om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De beslissing tot uithuisplaatsing werd genomen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 14 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/334806 / JU RK 22-1881
Datum uitspraak: 29 december 2022
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Haarlem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2008 te [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .
de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
locatie Alkmaar, hierna te noemen: de GI.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 14 december 2022;
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 15 december 2022, ingekomen bij de griffie op 15 december 2022;
- de aanvullende rapportage van de Raad van 22 december 2022, ingekomen bij de griffie op 22 december 2022.
1.2.
Op 29 december 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- [de minderjarige 3] en [de minderjarige 2] , die apart zijn gehoord;
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. M. El Ahmadi;
- mevrouw [A] , namens de Raad;
- mevrouw [B] , namens de GI;
- mevrouw H. Pancras-Al Salihi, tolk in de Syrisch Arabische taal.
1.3.
Op advies van de Raad zijn de ouders op verschillende tijdstippen opgeroepen. Omdat de vader niet in de gelegenheid was om met de kinderen naar de rechtbank te komen, zijn de vader, [de minderjarige 3] en [de minderjarige 2] telefonisch gehoord. De kinderrechter heeft op een later tijdstip met de moeder gesproken in het bijzijn van de Raad.
1.4.
Vanwege werkonderbrekingen bij de GI heeft mevrouw [B] de zitting via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding bijgewoond.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wonen bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van 14 december 2022 heeft de kinderrechter [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 14 maart 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 december 2022 tevens een machtiging verleend om de kinderen met spoed uit huis te plaatsen bij de vader voor de duur van vier weken. De beslissing op het overig verzochte is aangehouden tot de zitting van 29 december 2022, waarbij is bepaald dat de belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunten over de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoeduithuisplaatsing naar voren te brengen.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft verzocht [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Tevens is verzocht met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlenen voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] voor de duur van drie maanden. Ter onderbouwing van de verzoeken heeft de Raad het volgende naar voren gebracht.
3.2.
De Raad maakt zich ernstige zorgen over de veiligheid en het welzijn van [de minderjarige 3] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . De kinderen worden blootgesteld aan ernstige onveiligheid in hun thuissituatie en beide ouders zijn niet in staat de kinderen hiertegen te beschermen. De afgelopen dagen/weken hebben zich verschillende incidenten voorgedaan van huiselijk geweld tussen de ouders waarvoor de politie steeds ter plaatse is gekomen. Bij de hoogoplopende ruzies hebben de ouders in het bijzijn van de kinderen mogelijk geweld gebruikt en spullen vernield, maar de verhalen van de ouders hierover lopen sterk uiteen. Zo heeft de moeder aangegeven dat de vader haar heeft mishandeld en haar uit het raam wilde duwen, terwijl de vader stelt dat de moeder op dat moment zelf uit het raam wilde springen voor de ogen van de kinderen. Verder heeft de moeder foto’s aan de politie laten zien waarop de kinderen striemen op hun lijf hadden, die zouden zijn veroorzaakt doordat de vader hen met een riem zou hebben geslagen. Het is echter onbekend wanneer die foto’s zijn gemaakt. De kinderen verklaren hier wisselend over. Het is daardoor tot op heden niet gelukt om zicht te krijgen op wat er precies in de thuissituatie gebeurt en welk aandeel de ouders hierin hebben. Ook is niet met zekerheid te zeggen of de kinderen worden beïnvloed door één van beide ouders. De Raad acht, ongeacht wat er wel of niet waar is, de situatie zeer zorgelijk.
3.3.
Het lukt de ouders niet om zich aan de afspraken te houden en de rust en veiligheid in het gezin te herstellen. De ouders lijken onvoldoende bereid en in staat om hun eigen aandeel in de problematiek in te zien en daarvoor hulpverlening te accepteren. De ouders blijven naar elkaar wijzen en nemen onvoldoende verantwoordelijkheid om de kinderen te beschermen. De Raad vindt het daarom belangrijk dat er een gezinsvoogd komt die de veiligheid en het welzijn van de kinderen kan waarborgen. De gezinsvoogd is nodig om toezicht te houden op het naleven van de veiligheidsafspraken, waaronder in de eerste plaats dat ouders niet gezamenlijk bij de kinderen in de woning verblijven en hulpverlening zullen accepteren. Voorkomen moet worden dat de kinderen opnieuw (veelvuldig) getuige en/of slachtoffer zijn van onveiligheid in de thuissituatie.
3.4.
Daarnaast acht de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing voor de kinderen noodzakelijk. Omdat de kinderen pas korte tijd in Nederland verblijven en zij waarschijnlijk al veel hebben meegemaakt, heeft de Raad in eerste instantie alles in het werk gesteld om een uithuisplaatsing – en daarmee een nieuwe ingrijpende gebeurtenis – te voorkomen. De Raad acht het van belang dat de kinderen bij de vader verblijven, mede omdat zij zelf aangeven dat zij dat willen en dat zij zich daar het meest veilig voelen. Daarbij vindt de Raad het belangrijk dat er door middel van intensieve hulpverlening zicht komt op de thuissituaties en opvoedvaardigheden van beide ouders.

4.De standpunten van de belanghebbenden

Het standpunt van [de minderjarige 3]
4.1.
heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat er veel spanningen zijn thuis, omdat het niet goed gaat tussen de ouders. [de minderjarige 3] wil liever bij zijn vader wonen, omdat hij zich daar veiliger voelt. Door de moeder wordt hij weleens geslagen. Tot slot heeft [de minderjarige 3] naar voren gebracht dat hij graag terug naar huis wil en dat hij het lastig vindt dat het gezin nu steeds van de ene naar de andere plek moet verhuizen.
Het standpunt van [de minderjarige 2]
4.2.
[de minderjarige 2] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat er veel ruzies in huis zijn geweest. Volgens [de minderjarige 2] worden de kinderen geslagen door de moeder en niet door de vader. Ze voelt zich daardoor veiliger bij de vader. Ze wil graag snel naar huis. Ze vindt het heel onrustig om op deze manier steeds van plek naar plek te gaan.
Het standpunt van de vader
4.3.
De vader staat achter de verzoeken van de Raad. De vader vindt het belangrijk dat de kinderen bij hem blijven. Hij wil er alles doen om zijn kinderen een goed en veilig leven te bieden. De vader vindt het vervelend dat hij niet met de kinderen in hun eigen huis kan verblijven omdat de moeder weigert daar weg te gaan. De kinderen moeten veel van hun eigen spullen missen en kunnen daardoor ook niet naar school. De vader begrijpt niet waar het gedrag van de moeder vandaan komt. Er waren al spanningen tussen de ouders toen zij nog in Syrië woonden, maar nu is het nog erger. Hij heeft opnames waarop te zien is dat de moeder de huisraad vernielt. De vader denkt dat er iets mis is in het hoofd van de moeder.
Het standpunt van de moeder
4.4.
Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat zij het spijtig vindt dat de kinderen voor de vader kiezen, maar dat zij zich daarbij neerlegt. De moeder stelt dat de vader al langere tijd gewelddadig is tegen haar en de kinderen. De vader heeft daar in Saudi-Arabië zelfs voor vastgezeten. De moeder ontkent dat zij de kinderen zelf heeft geslagen. De moeder vermoedt dat de vader de kinderen bang maakt en dat zij onder druk bepaalde uitspraken doen.
Het standpunt van de GI
4.5.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij de Raad. De GI maakt zich grote zorgen over de veiligheid van de kinderen. De GI acht het van groot belang om zo snel mogelijk te onderzoeken waar de kinderen het meest veilig zijn. De GI heeft ambulante spoedhulp ingezet om op die manier de opvoedingsvaardigheden van de ouders in kaart te brengen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling komt de kinderrechter niet tot een ander oordeel dan de kinderrechter die de beslissing tot de voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] heeft genomen op 14 december 2022. Naar het oordeel van de kinderrechter wordt voldaan aan het wettelijke criterium voor een ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] weg te nemen.
5.2.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] noodzakelijk is voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.3.
Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat er veel spanningen zijn tussen de ouders en dat de kinderen daarmee worden geconfronteerd. Hoewel de ouders en de kinderen verschillende verhalen vertellen over wat er precies in de thuissituatie gebeurt, is duidelijk dat er ruzies zijn geweest waarbij zowel fysiek als verbaal geweld is gebruikt. De kinderrechter maakt zich daardoor ernstig zorgen over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie. Dat de kinderen zelf verklaren dat zij in de thuissituatie geslagen zijn, zowel met de hand als met voorwerpen, maakt de situatie nog zorgelijker. Wat er precies aan de hand is in het gezin en van wie het geweld afkomstig is, is op dit moment niet duidelijk omdat niet uitgesloten kan worden dat de kinderen het gevoel hebben dat zij voor één van de ouders moeten kiezen en daarom een bepaald verhaal moeten vertellen. De kinderrechter acht het daarom noodzakelijk dat er een neutraal persoon in de vorm van een gezinsvoogd komt die zicht krijgt op de situatie, de regie gaat voeren en de belangen van de kinderen gaat behartigen.
5.4.
Op basis van de informatie die op dit moment beschikbaar is, lijkt een uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader het meest passend. Daarbij geven de kinderen zelf aan dat zij zich op dit moment het meest veilig voelen bij de vader. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot (spoed) uithuisplaatsing bij de vader verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 14 maart 2023. De kinderrechter acht het evenals de Raad en de GI van groot belang dat de komende periode wordt gebruikt om zicht te krijgen op wat er precies aan de hand is en in hoeverre de kinderen veilig zijn bij de vader en bij de moeder. De kinderrechter vindt het dan ook positief dat wordt gestart met ambulante spoedhulp om zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de ouders.
5.5.
Ook dient er in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling te worden bekeken op welke manier de ouders gehuisvest kunnen worden. Op dit moment verblijft de moeder in de echtelijke woning en verblijft de rest van het gezin steeds op een tijdelijk adres. De kinderen ervaren de vele wisselingen als heel onrustig, dus het is belangrijk dat daarvoor naar een oplossing wordt gezocht. Ook dient er de komende periode te worden gewerkt aan het verbeteren van de onderlinge relatie tussen de ouders, mogelijk met ondersteuning vanuit de hulpverlening. De ouders dragen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de veilige opvoeding en verzorging van de kinderen. Daarvoor is het noodzakelijk dat zij op enige manier kunnen samenwerken en onderling belangrijke beslissingen over de kinderen kunnen nemen.

6.De beslissing

6.1.
De kinderrechter:
- verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats 2] ,
- [minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2008 te [geboorteplaats 3] ,
bij de gezaghebbende ouder, te weten bij de vader, tot uiterlijk 14 maart 2022;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2022 door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Jense, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 13 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.