ECLI:NL:RBNHO:2022:12135

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
C/15/327206 / HA ZA 22-247
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldige opzegging van een overeenkomst van opdracht en de gevolgen voor het gebruiksrecht van een dienstwoning

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de rechtsgeldigheid van de opzegging van een overeenkomst van opdracht centraal. De eiser, een lid van de Jachtvereniging Watervrienden, heeft een overeenkomst gesloten waarin hij als toezichthouder van de verenigingshaven Schoteroog fungeert en het recht heeft op het gebruik van een dienstwoning. De vereniging heeft de overeenkomst opgezegd, met als reden dat de eiser zijn verplichtingen niet nakomt en niet openstaat voor overleg over een einddatum van de overeenkomst, vooral gezien zijn hoge leeftijd. De rechtbank oordeelt dat de opzegging rechtsgeldig is, omdat de eiser zijn verplichtingen niet volledig nakomt. Echter, om de eiser en zijn echtgenote de tijd te geven om vervangende woonruimte te vinden, wordt de opzegging uitgesteld tot 1 januari 2024. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/327206 / HA ZA 22-247
Vonnis van 21 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.M. Zoete-van der Zwart te Amsterdam,
tegen
de vereniging
JACHTVERENIGING WATERVRIENDEN,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde,
advocaat mr. A.M.H.J.L. Claus te Heemstede.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Vereniging genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 september 2022
  • de akte overlegging producties met producties 8 t/m 13 van de zijde van [eiser]
  • de akte overlegging producties met productie 15 van de zijde van de Vereniging
  • de mondelinge behandeling van 7 november 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden en daarbij overgelegde spreekaantekeningen van mr. Zoete-van der Zwart namens [eiser] en van mr. Claus namens de Vereniging.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
De Vereniging, met een ledenbestand bestaande uit watersportliefhebbers/ botenbezitters, heeft het haventerrein Schoteroog met opstallen, waaronder een boerderij, in erfpacht. [eiser] is lid van de Vereniging. Op 21 juni 2002 hebben partijen een overeenkomst van opdracht ‘Toezichthouder Haven Schoteroog’ gesloten, waarin zij – kort gezegd – zijn overeengekomen dat [eiser] in de functie van Havenmeester toezicht zal houden op de verenigingshaven Schoteroog te Haarlem en [eiser] voor de duur van de overeenkomst het recht heeft van exclusief gebruik van het woongedeelte van de boerderij op het haventerrein (hierna: de overeenkomst).
2.2.
In de overeenkomst is omtrent de geldigheidsduur van de overeenkomst het volgende bepaald:
‘Deze overeenkomst gaat in op 1 juli 2002 en is geldig totdat één van de partijen om ontbinding vraagt, behoudens de navolgende beperkingen:
(…)
De J.V.W. heeft eveneens een opzegtermijn van 6 maanden, doch zal deze overeenkomst alleen ontbinden als de havenmeester zich niet houdt aan de verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst, uitgezonderd onrechtmatige daden van de havenmeester, welke de relatie met de J.V.W. verstoren.
(…)
De havenmeester kan tegen ontbinding van deze overeenkomst van J.V.W.-zijde in beroep gaan bij de Algemene Ledenvergadering (ALV). Een brief met deze strekking, mede ondertekend door ten minste 20 leden van de J.V.W. is hiervoor noodzakelijk. Bruikleen van de woning zal in dat geval gecontinueerd worden tot 6 maanden na de ALV, waarin hierover een beslissing wordt genomen.’
2.3.
Op 4 februari 2016 heeft een gesprek tussen [eiser] en zijn echtgenote en het bestuur van de Vereniging plaatsgevonden. Van dit gesprek is door het bestuur een verslag opgesteld, waarin door [eiser] tekstgedeelten zijn doorgestreept en vervangen door handgeschreven tekst.
In het oorspronkelijke gespreksverslag stond, voor zover van belang:
‘Overeenkomst toezichthouder Schoteroog
[A.] stelt voor om de oude overeenkomst te gaan herzien. De overeenkomst is nu 15 jaar oud en we moeten toch vooruit blijven kijken. [eiser] is nu nog vitaal echter de JVW vindt het een sociale taak om [eiser] toch te gaan voorbereiden. [eiser] zelf heeft er ook al over nagedacht om zich in te laten schrijven voor een andere woning. (…)
Conclusie: De bestaande overeenkomst zal gewijzigd worden naar een overeenkomst met een einddatum. Einddatum is die wanneer [eiser] 80 wordt, wel zullen wij enige flexibiliteit met betrekking tot die datum tonen (het zou eerder of later kunnen worden afhankelijk van het beschikbaar komen van nieuwe woonruimte). Verwacht wordt dat [eiser] zich zelf inschrijft voor nieuwe woonruimte met als streefdatum 27-5-2019.’
en na de aangebrachte wijzigingen:
‘Overeenkomst toezichthouder Schoteroog.
[A.] stelt voor om de oude overeenkomst te gaan herzien. De overeenkomst is nu 15 jaar oud en we moeten toch vooruit blijven kijken. [eiser] is nu nog vitaal echter de JVW vindt het een sociale taak om [eiser] toch te gaan voorbereiden. als het zover is dat [eiser] niet meer vitaal is hem te helpen met het vinden van vervangende woning. [eiser] zelf heeft er ook al over nagedacht om zich in te laten schrijven voor een andere woning. (…)
Conclusie: de bestaande overeenkomst zal niet gewijzigd worden, maar in principe eindigen als [eiser] 80 wordt. Wel zullen wij enige flexibiliteit met betrekking tot die datum tonen (het zou eerder of later kunnen worden afhankelijk van de gezondheid van [eiser]).’
2.4.
Uit het gespreksverslag van 14 maart 2017 blijkt dat het bestuur heeft herhaald dat zij 'toch de leeftijd van [eiser] om te stoppen op 80 jaar (wil) houden echter dit is enigszins variabel’ en dat ‘[B.] en [eiser] hebben zich laten inschrijven voor een woning in Hazerswoude.(…) Maar hoelang het duurt voor ze voor een woning in aanmerking komen is niet bekend.’
2.5.
Ter voorbereiding op het (half)jaarlijks periodiek overleg heeft het bestuur van de Vereniging op 19 september 2020 een agenda-notitie aan [eiser] gestuurd. In deze agenda-notitie staat, voor zover van belang:
‘1. Jouw rol bij de uitoefening van je kerntaken
Wij kunnen hier vrij kort over zijn.
Want per saldo zijn we goed te spreken over de uitvoering van de kerntaken door jou als toezichthouder. Met plussen en ook minnetjes, maar per saldo een goed beeld.
2. Tussenopmerking inzake de vereniging: gang van zaken op Schoteroog
(…)
De sfeer op Schoteroog laat wat ons betreft in toenemende mate te wensen over. Dat is voor ons meer en meer een aandachtspunt, want de huidige situatie vinden wij bepaald niet ideaal. (…)
Als bijlage hierbij gaat dan ook een opsomming van een aantal situaties die zich hebben voorgedaan. Beperkt tot mei/juni 2020, gewoon een greep uit enkele gebeurtenissen. Maar wel situaties waar wij niet blij mee zijn.
(…)
3. Bijkomende agenda punten
(…)
a.
Jouw rol
(…)
De rol van jouw echtgenote [B.]
(…)
4. De toekomst
De overeenkomst met jou als toezichthouder is voor onbepaalde tijd aangegaan, totdat één van de partijen op beëindiging aanstuurt. Van onze kant is daar op dit moment op zeer korte termijn geen aanleiding toe, maar we moeten toch ook vooruit kijken en denken aan toekomstige situaties.
Daarom het volgende:
(…)
4.2.
Beëindiging werkzaamheden op enig moment
Iedereen beëindigt op enig moment zijn dagelijkse werkzaamheden, later dan gepland of vervroegd, vrijwillig of gedwongen, met tegenzin of van harte.
(…)
Je hebt eerder gesprekken gehad met het DB waar van gedachten werd gewisseld over het opgeven van je rol bij 80-jarige leeftijd. (…)
Die leeftijd van 80 jaar heb je inmiddels alweer achter je liggen, en heel gelukkig met nog steeds een goede gezondheid. Maar, heb je voor jezelf een nieuwe datum in de toekomst in gedachten om eens wat anders op te pakken? Wij zouden dit ook graag willen weten en bespreken met het oog op het denken aan opvolging, onontkoombaar op enig moment zal dat toch gaan spelen.
Wij vinden het in ieder geval wel logisch dat we toch een keer gaan afspreken op welke leeftijd je terugtreedt, wij denken zelf uiterlijk aan het moment dat je 85 wordt.
2.6.
Het overleg heeft uiteindelijk op 5 oktober 2020 plaatsgevonden. In het daarvan opgestelde gespreksverslag staat onder meer vermeld:
4.11.
Continuering rol van toezichthouder; afloop gebruiksrecht woonruimte
(…)
[C.] geeft verder aan dat, geheel los van de erfpacht, ook qua leeftijd van [eiser] het ergens een keer ophoudt. Dit is niet leuk maar wel de realiteit. Op een gegeven moment moet het een keer genoeg zijn en houdt het op. Er is eerder over gesproken, al jaren geleden werd er aan gedacht dat [eiser] zo rond zijn 80e zijn taken zou neerleggen. Het DB houdt vast aan terugtreden binnen een redelijke termijn. Niet op zeer korte termijn, maar in de wat verdere toekomst, maar ook wel een afzienbare termijn: de 85-jarige leeftijd van [eiser] als einddatum voor zijn rol als toezichthouder. Dat valt dan min of meer samen met de afloop van de huidige erfpacht.
Dus, vanuit het bestuur het zeer duidelijke geluid dat in 2025, nog zo’n 5 jaar en dus nog ruimschoots alle tijd om iets te regelen, hoe dan ook het terugtreden van [eiser] en opgeven van de boerderij realiteit zal worden. (…)
Dit punt blijft heel uitdrukkelijk op de bestuursagenda staan.
(…)
6. rondvraag
(…)
-Gelet op de problemen die zijn gesignaleerd op Schoteroog en alle nu gemaakte afspraken wil het DB na een maand of 3, in december 2020 of januari 2021 opnieuw overleg, eventueel eerder. Pas over 6 maanden is te ver weg. Dat wordt afgesproken, het initiatief ligt bij het bestuur.
2.7.
Bij aantekende brief en e-mail van 3 juni 2021 heeft de Vereniging [eiser] bericht dat de uitvoering van de overeenkomst door hem in 2021 ernstig te wensen over laat, bijvoorbeeld door het frustreren van afgesproken overleg en het niet tijdig aanleveren van gevraagde informatie over elektraverbruik. Daarbij is [eiser] gesommeerd om binnen 7 dagen minimaal 5 data door te geven voor dat overleg en vervolgens aan dit overleg deel te nemen, bij gebreke waarvan hij op voorhand in gebreke is gesteld.
2.8.
Op 14 juni 2021 heeft op verzoek van [eiser] en zijn echtgenote een gesprek plaatsgevonden, waarbij twee leden van het bestuur van de Vereniging, [eiser] en zijn echtgenote en een lid van de Vereniging als woordvoerder voor [eiser] aanwezig waren. Ook van dit gesprek is een gespreksverslag opgesteld. Hierin staat onder meer dat de echtgenote van [eiser] heeft aangegeven dat zij altijd op gespreksverzoeken is ingegaan en overleg nooit is geweigerd en de sommatie van het bestuur volgens haar uit de lucht is komen vallen. Het bestuur heeft hierop gereageerd met de opmerking dat het voorgestelde overleg al vóór de sommatie van 3 juni 2021 door [eiser] en zijn echtgenote was geweigerd per e-mail van 28 april 2021. Op de vraag aan [eiser] of een afspraak kan worden gemaakt over een einddatum van het contract, heeft zijn echtgenote gereageerd dat dat absoluut niet bespreekbaar is en dat de leden verder moeten beslissen via een ALV. Door [eiser] is verder aangegeven dat hij weigert alleen (zonder zijn echtgenote) met het bestuur te overleggen..
2.9.
Bij aangetekende brief en e-mail van 28 juni 2021 heeft de Vereniging de overeenkomst opgezegd per 30 mei 2023 omdat [eiser] niet bereid is zelf, alleen, met het dagelijks bestuur het contractueel afgesproken overleg te voeren en de Vereniging zich genoodzaakt heeft gezien om eenzijdig tot besluitvorming te komen, gericht op het op termijn beëindigen van de overeenkomst, omdat ieder overleg hierover door [eiser] van de hand wordt gewezen. Verder is [eiser] – kort gezegd – aangezegd dat per 30 mei 2023 het gebruikrecht van de dienstwoning eindigt en dat hij tegen de opzegging van de overeenkomst in beroep kan gaan bij de Algemene Vergadering.
2.10.
Op 15 oktober 2021 heeft op verzoek van [eiser] een fysieke Algemene Ledenvergadering (hierna: ALV) plaatsgevonden, waarbij de ALV de opzegging door het bestuur van de overeenkomst heeft bekrachtigd.
2.11.
De Vereniging heeft het haventerrein in erfpacht van de gemeente. De huidige erfpachtovereenkomst loopt eind 2025 af. Op dit moment is nog onduidelijk of de Vereniging een nieuwe erfpachtovereenkomst met de gemeente kan sluiten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht te verklaren dat de opzegging door de Vereniging van de Overeenkomst niet rechtsgeldig is;
II. het opzeggingsbesluit van het bestuur en het bekrachtigingsbesluit van de Algemene Ledenvergadering te vernietigen;
subsidiair
III. voor recht te verklaren dat de opzegging pas rechtsgevolgen heeft per 1 januari 2026;
meer subsidiair
IV. voor recht te verklaren dat, ongeacht de datum waarop de Overeenkomst eindigt, [eiser] tot 1 januari 2026, althans tot 1 januari 2024, althans tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum de boerderij van de Vereniging mag blijven bewonen;
V. althans dat het de rechtbank behage de gevraagde veroordelingen zodanig te formuleren als hij in goede justitie geraden acht;
VI. althans dat het de rechtbank behage die voorzieningen te treffen die hij in goede justitie geraden acht;
VII. met veroordeling van de Verenging in de kosten van deze procedure, vermeerderd met een bedrag van € 163,00 voor nakosten, zonder dat betekening van het vonnis heeft plaatsgehad, verhoogd met een bedrag van € 85,00 indien en voor zover de Vereniging niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling zal hebben voldaan en het vonnis om die reden is betekend en deze bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen nadat deze bedragen verschuldigd zijn geworden tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat in de overeenkomst is bepaald dat de Vereniging de overeenkomst slechts kan opzeggen indien [eiser] zich niet aan zijn verplichten voortvloeiende uit de overeenkomst houdt, of onrechtmatige daden pleegt die de relatie met de Vereniging verstoren. Nu hiervan geen sprake is, is de opzegging van 28 juni 2021 volgens [eiser] niet rechtsgeldig. Om dezelfde reden zijn het opzeggingsbesluit en het besluit van de ALV in beroep vernietigbaar in de zin van artikel 2:15 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid. Indien de opzegging wel rechtsgeldig is, dan brengen de aanvullende eisen van de redelijkheid en billijkheid met zich mee dat de termijn van de opzegging verlengd dient te worden, dan wel dat [eiser] in de dienstwoning mag blijven bewonen totdat meer duidelijkheid bestaat over de aflopende erfpacht, aldus [eiser].
3.3.
De Vereniging voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil betreft de vraag of het bestuur de in 2002 gesloten overeenkomst waarbij [eiser] als toezichthouder/ havenmeester van de verenigingshaven Schoteroog is aangesteld, met het daaraan gekoppelde gebruik van de boerderij op het haventerrein, eenzijdig heeft mogen beëindigen. Volgens [eiser] is dat niet het geval omdat de overeenkomst door de Vereniging alleen kan worden opgezegd als hij zijn verplichtingen verzaakt, waarvan volgens hem geen sprake is. Volgens de Vereniging bestaat echter al sinds begin 2016 overeenstemming over het feit dat, gelet op de leeftijd van [eiser] (thans 83 jaar), een einddatum moet worden afgesproken. Aangezien [eiser] ieder overleg daarover verder weigert, heeft het bestuur zich genoodzaakt gezien eenzijdig tot beëindiging van de overeenkomst over te gaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.2.
Niet in geschil is dat de tussen partijen gesloten overeenkomst een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW betreft. In artikel 7:408 BW is bepaald dat de opdrachtgever te allen tijde de overeenkomst kan opzeggen. Op grond van artikel 7:413 BW kan hiervan ten nadele van een particuliere, niet professionele opdrachtgever niet worden afgeweken en is in zoverre sprake van dwingend recht. Alhoewel de Vereniging niet als een professionele/ commerciële partij kan worden aangemerkt, geldt deze dwingende bepaling niet voor haar. De Vereniging zelf is immers geen natuurlijk persoon. Het stond partijen derhalve vrij om van het bepaalde in artikel 7:408 BW af te wijken, zoals zij hebben gedaan in artikel 3.2 van de overeenkomst waarin is bepaald dat de Vereniging de overeenkomst alleen zal ontbinden als de havenmeester zich niet houdt aan de verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst. Hoewel wordt gesproken over ontbinding, volgt uit deze bepaling dat partijen in feite opzegging van de overeenkomst hebben bedoeld.
4.3.
Uit het vorenstaande volgt dat de Vereniging de overeenkomst alleen rechtsgeldig kan opzeggen als [eiser] zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst niet nakomt. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of hiervan sprake is. [eiser] beantwoordt die vraag ontkennend, terwijl de Vereniging betoogt dat sprake is van een gebrekkige nakoming van de overeenkomst door [eiser]. De verwijten die de Vereniging [eiser] maakt zien enerzijds op het niet meer fysiek in staat zijn tot het uitvoeren van bepaalde taken, zoals het hellen van de boten, maar met name op het niet open staan voor overleg en het weigeren van opdrachten van het bestuur. De rechtbank is met de Vereniging van oordeel dat ook dit verplichtingen van [eiser] zijn, die in geval van niet nakoming tot beëindiging van de overeenkomst aanleiding kunnen geven. Van [eiser] mag als goed opdrachtnemer immers worden verwacht dat hij (redelijke) aanwijzingen van het bestuur opvolgt en openstaat voor overleg. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dat in de gegeven omstandigheden ook als dit overleg ziet op het vastleggen van een einddatum. Een opdrachtnemer dient immers niet alleen oog te hebben voor zijn eigen belang, maar ook de belangen van de opdrachtgever in acht te nemen. Als, zoals in dit geval, in de overeenkomst geen einddatum is overeengekomen, terwijl net als bij een arbeidsrelatie, het bereiken van een (ver) gevorderde leeftijd aan een optimale ten uitvoerlegging van de overeengekomen taken steeds meer in de weg komt te staan, kan naar het oordeel van de rechtbank een opdrachtgever onder omstandigheden van de opdrachtnemer verlangen dat naar een einddatum wordt toegewerkt. Alhoewel [eiser] nog altijd, zeker gezien zijn hoge leeftijd, behoorlijk vitaal is, is ter zitting gebleken dat ook voor hem geldt dat het verrichten van een aantal taken steeds moeizamer gaat. Gelet hierop heeft [eiser] naar het oordeel van de rechtbank het overleg over een einddatum dan ook niet in redelijkheid kunnen blijven frustreren. Zeker niet nu al vanaf begin 2016 hierover wordt gesproken en hij zelf aanvankelijk ook uit is gegaan van een beëindiging van de overeenkomst bij het bereiken van de leeftijd van 80 jaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiser], door desondanks ieder verder overleg te weigeren, zijn uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet (volledig) nakomt en de opzegging in zoverre rechtsgeldig is.
4.4.
Het bestuur heeft de overeenkomst bij brief van 28 juni 2021 opgezegd per 30 mei 2023. Als reden is vermeld dat zij zich – nu ieder overleg door [eiser] van de hand werd gewezen – genoodzaakt zagen om vanuit hun bestuursverantwoordelijkheid eenzijdig tot besluitvorming te komen. Die besluitvorming was gericht op het op termijn beëindigen van de overeenkomst. Ook is in de brief vermeld dat [eiser] heeft aangegeven dat hij wil dat de Algemene Vergadering wordt betrokken in de status van de overeenkomst. De overeenkomst voorziet daar in, door de mogelijkheid te bieden om in beroep te gaan bij de Algemene Vergadering. Weliswaar stelt [eiser] dat bij hem de indruk is ontstaan dat alleen het bestuur van de Vereniging ‘van hem af wil’, maar uit de stemming van de op 15 oktober 2021 gehouden Algemene Ledenvergadering volgt dat de leden de opzegging door het bestuur hebben bekrachtigd. In totaal zijn er 151 stemmen uitgebracht, waarvan 108 stemmen ‘voor’, 35 stemmen ‘tegen’ en 8 stemmen met ‘geen mening’. Volgens [eiser] is de Algemene Vergadering chaotisch verlopen, waardoor diverse leden die tegen de opzegging waren per ongeluk vóór hebben gestemd. Uit de notulen van de Algemene Vergadering blijkt dat er diverse stemvoorstellen zijn gedaan, maar volgt duidelijk dat de uiteindelijke vraagstelling die ter stemming voorlag luidde als volgt: ‘gaan de leden akkoord met de ingezette weg van het bestuur?’ Dat de opzegging binnen de Vereniging ruim wordt gesteund, is bovendien ter zitting door de vele aanwezige leden nog eens bevestigd.
4.5.
Alhoewel anders dan de Vereniging betoogt, de stemming door de Algemene Ledenvergadering niet als een bindend advies kwalificeert, blijkt hier wel uit dat de overgrote meerderheid van de leden met het bestuur van oordeel is dat aan de overeenkomst op termijn een einde dient te komen. Van vernietigbare besluiten vanwege strijd met de redelijkheid en billijkheid is, wat daar verder ook van zij, niet gebleken. De primaire vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
4.6.
Gelet op het vorenstaande ligt thans de vraag voor of het aan de opzegging verbonden rechtsgevolg dient te worden uitgesteld, althans [eiser] langer in de boerderij mag blijven wonen, zoals [eiser] subsidiair en meer subsidiair vordert.
4.7.
Vast staat dat [eiser] in het kader van de overeenkomst van opdracht de op het haventerrein aanwezige boerderij mag bewonen. Tussen partijen is niet in geschil dat dit een dienstwoning betreft, waarvan het gebruik samenhangt met de duur van de opdracht. Dit betekent dat met het eindigen van de overeenkomst van opdracht, ook het gebruiksrecht van de boerderij eindigt. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld maakt de rechtbank op dat met name de beëindiging van dit gebruiksrecht, en daarmee het moeten verlaten van de boerderij, [eiser] (en zijn echtgenote) ervan heeft weerhouden met een einddatum in te stemmen. Het vinden van een (betaalbare) vervangende woning is immers bepaald niet eenvoudig. Alhoewel door de Vereniging reeds een ruime opzegtermijn in acht is genomen, heeft zij ter zitting aangegeven dat zij niet onwelwillend tegenover een verlenging van die termijn staat. Teneinde [eiser] en zijn echtgenote voldoende gelegenheid te bieden om vervangende woonruimte te vinden, zal de rechtbank daarom deze termijn verlengen en bepalen dat de opzegging pas rechtsgevolg heeft per 1 januari 2024.
4.8.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt, omdat geen van partijen (volledig) in het (on)gelijk wordt gesteld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de opzegging pas rechtsgevolgen heeft per 1 januari 2024;
5.2.
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1589