ECLI:NL:RBNHO:2022:12100

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
9801434 \ WM VERZ 22-413
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake verkeersboete voor stilstaan op trottoir

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad. De officier van justitie verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarop betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie stelde dat er een hoorzitting had moeten plaatsvinden, wat niet was gebeurd. De kantonrechter oordeelde dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden, omdat betrokkene ten onrechte niet was gehoord. Dit leidde tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie.

Echter, de kantonrechter moest ook beoordelen of de boete terecht was opgelegd. De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de bestuurder ter plaatse met de ambtenaar had gesproken, maar de kantonrechter oordeelde dat dit niet voldoende was aangetoond. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verbalisant en betrokkene elkaar hadden gesproken. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beschikking waarbij de boete was opgelegd ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de beschikking niet was vernietigd.

De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9801434 \ WM VERZ 22-413
CJIB-nummer : 240140801
Uitspraakdatum : 24 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : R. de Nekker, h.o.d.n. Zaakrecht te Heerenveen.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 24 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie stelt ter zitting dat er een hoorzitting had moeten plaatsvinden. Dit is niet gebeurd, zodat de beslissing van de officier van justitie vernietigd dient te worden. Daarnaast stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat de beschikking terecht is opgelegd en de gedraging vast staat. De bebording is niet relevant bij parkeren op de stoep. Met betrekking tot de staandehouding stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat nergens uit blijkt dat de verbalisant de betrokkene heeft gesproken. Dit is door betrokkene zelf ook niet eerder gesteld, zodat er geen aanleiding bestaat om alsnog een aanvullend proces-verbaal op te vragen bij de verbalisant. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft de kantonrechter verzocht het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat betrokkene ten onrechte niet is gehoord door de officier van justitie, zodat de beslissing van de officier van justitie dient te worden vernietigd. De kantonrechter volgt de vertegenwoordiger van de officier van justitie. In zoverre verklaart de kantonrechter het beroep gegrond en zal de beslissing van de officier van justitie vernietigen.
Gelet op de gegrondverklaring bepaalt de kantonrechter dat de overige beroepsgronden (in het administratief beroep) geen bespreking meer behoeven
Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
De gemachtigde van betrokkene stelt dat de bestuurder de ambtenaar ter plaatse uitgebreid heeft gesproken en dat de boete daarom aan de bestuurder had moeten worden opgelegd in plaats van aan de kentekenhouder, zodat art 5 WAHV is geschonden.
De kantonrechter overweegt dat de gemachtigde niet voldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat betrokkene ten onrecht niet is staande gehouden. Daarbij is van belang dat uit het eerste beroepschrift van de betrokkene en uit het zaakoverzicht niet blijkt dat de verbalisant en betrokkene elkaar hebben gezien en/of gesproken. Daarnaast is betrokkene niet ter zitting verschenen om het een en ander toe te lichten. Naar het oordeel van de kantonrechter is de boete dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Een beperkt aanbod van parkeerplaatsen vormt geen deugdelijke grond om het voertuig ter plaatse te parkeren. Ook het verweer dat het voertuig niet hinderlijk stond geparkeerd treft geen doel, nu dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging. De boete is dus terecht opgelegd.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt daarom ongegrond verklaard.
Gemachtigde van betrokkene heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. Gelet op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 mei 2019 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:GHARL:2019:3197) moet het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen. De beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt namelijk niet vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond.
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: