ECLI:NL:RBNHO:2022:1210

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
9577922 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens parkeren op het trottoir

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren met vier wielen op het trottoir, zoals vastgesteld door een verbalisant. De betrokkene heeft echter foto’s overgelegd waaruit blijkt dat er ter plaatse een parkeervak aanwezig was, wat de gedraging ontkent. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden, aangezien de verklaring van de verbalisant niet werd ondersteund door beeldmateriaal. Hierdoor werd het beroep gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete vernietigd.

Daarnaast heeft de gemachtigde van de betrokkene verzocht om vergoeding van de proceskosten, die door de kantonrechter zijn toegewezen. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.029,50, dat door de officier van justitie aan de betrokkene moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na de toezending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9577922 \ WM VERZ 21-714
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 28 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Appjection B.V. (M. Lagas)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene (O. Acar) is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet de rijbaan gebruiken door stil te staan op het trottoir, voetpad, (brom)fietspad of ruiterpad.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft de gedraging ontkend en voert aan dat er ter plaatse een parkeervak aanwezig is. De belijning van het parkeervak is later door de gemeente opnieuw aangebracht. Betrokkene heeft hiervan foto’s overgelegd.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Weliswaar heeft de verbalisant verklaard dat er sprake was van “parkeren met 4 wielen op het trottoir”. Dit is echter niet ondersteund met enig beeldmateriaal. Betrokkene heeft wel foto’s overgelegd en daarmee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er ter plaatse een parkeervak aanwezig is. Het beroep is dan ook gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De gemachtigde heeft een kostenveroordeling gevraagd wegens een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 541,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 270,50 (=1 x € 541,00 x 0,5).
Voorts is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gemaakt in de fase van het beroep bij de kantonrechter. Nu de beslissing van de officier van justitie worden vernietigd, komt dit verzoek voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift en het bijwonen van de zitting. Aan het indienen van het beroepschrift en de zitting dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 759,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. Dit leidt tot de volgende berekening: 2 x € 759,00 x 0,5 = € 759,00. De kantonrechter komt derhalve tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van € 1.029,50.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.029,50 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 1.029,50 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: