ECLI:NL:RBNHO:2022:1209

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
9588402 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens parkeren buiten parkeervak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het parkeren buiten een parkeervak. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat de verbalisant had kunnen volstaan met een waarschuwing, maar de kantonrechter oordeelde dat de politieambtenaar discretionaire bevoegdheid heeft en dat er geen feiten of omstandigheden waren die het opleggen van de boete onterecht maakten. Het verweer van betrokkene dat het voertuig niet hinderlijk was geparkeerd, werd eveneens verworpen, omdat dit niet afdeed aan het verboden karakter van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de hoogte van de boete correct was vastgesteld en dat er geen aanleiding was om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9588402 \ WM VERZ 21-746
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren buiten parkeervak bij één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 van de bijlage I van het RVV 1990.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Een beperkt aanbod van parkeerplaatsen vormt geen deugdelijke grond om het voertuig ter plaatse te parkeren.
Betrokkene stelt dat de verbalisant had kunnen volstaan met een waarschuwing. Een daartoe bevoegde politieambtenaar heeft ter zake van het opleggen van een boete in de zin van een WAHV een zekere discretionaire bevoegdheid. De politieambtenaar kan afhankelijk van omstandigheden van het geval afzien van het opleggen van een boete. In dit geval is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de verbalisant had moeten afzien tot het opleggen van de boete. Ook het verweer dat het voertuig niet hinderlijk stond geparkeerd treft geen doel, nu dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging. De hoogte van de boete is vastgesteld in de bijlage bij de WAHV. Er is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van feiten of omstandigheden op grond waarvan de boete behoort te worden gematigd dan wel geconcludeerd zou moeten worden dat deze in dit geval niet billijk is. De boete is dus terecht opgelegd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: