ECLI:NL:RBNHO:2022:12084

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
9913656 CV EXPL 22-2691
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomsten en ontruiming wegens ernstige overlast door huurders

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een vordering van Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland tegen drie huurders, waaronder een vader en zijn zoon. De vordering betrof de ontbinding van de huurovereenkomsten van twee naast elkaar gelegen huurwoningen en de ontruiming van deze woningen. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van structurele en ernstige overlast, veroorzaakt door de huurders, waaronder geluidsoverlast en overlastgevend gedrag van de zoon. De kantonrechter hield rekening met de belangen van de minderjarige kinderen van de huurders en stelde een ontruimingstermijn van drie maanden vast. De huurders voerden verweer, waarbij zij stelden dat de overlast niet door hen werd veroorzaakt en dat er rekening gehouden moest worden met hun persoonlijke omstandigheden, waaronder ziekte en mantelzorg. De kantonrechter oordeelde echter dat de overlast dermate ernstig was dat ontbinding van de huurovereenkomsten gerechtvaardigd was. De huurders werden veroordeeld tot ontruiming van de woningen en het betalen van huur tot de ontruiming. De kantonrechter wees ook de proceskosten toe aan de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9913656 CV EXPL 22-2691 BV
Uitspraakdatum: 21 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Woonwaard
gemachtigde: mr. K. Hollenberg
tegen

1.De heer [gedaagde 1]

2.
Mevrouw [gedaagde 2]
3.
De heer [gedaagde 3]
allen wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen [gedaagden] en afzonderlijk zoals hierboven aangegeven
gemachtigde: Mr. F.J.J. Baars

1.Het procesverloop

1.1.
Woonwaard heeft bij dagvaarding van 30 mei 2022 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 21 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Woonwaard bij brieven van 9 en 10 november 2022 en hebben [gedaagden] bij brief van 11 november 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
De heer [gedaagde 1] en mevrouw [gedaagde 2] huren sinds maart 2020 van Woonwaard de woning aan de [adres 1] te [plaats] . Het is een appartement in een galerijflat. Zij wonen er met hun drie minderjarige kinderen.
2.2.
[gedaagde 3] huurt sinds september 2020 van Woonwaard de naastgelegen woning aan de [adres 2] . [gedaagde 3] woont hier alleen. De heer [gedaagde 1] is zijn zoon en tevens mantelzorger.
2.3.
Sinds [gedaagden] in hun woningen wonen, ontvangt Woonwaard regelmatig klachten van omwonenden over overlast die wordt ondervonden vanuit de woningen. Het betreft in eerste instantie met name geluidsoverlast.
2.4.
Woonwaard sommeert [gedaagden] herhaaldelijk om de overlast te staken. Ook voert Woonwaard meerdere gesprekken met de heer [gedaagde 1] over door omwonenden van [gedaagden] ervaren overlast.
2.5.
Woonwaard bespreekt de casus op structurele basis in het Individueel Casus Overleg (hierna te noemen: ICO) binnen het Veiligheidshuis.
2.6.
In december 2020 laat Woonwaard van de woningen van [gedaagden] de vloeren controleren. Deze beschikken over een juiste geluiddempende ondervloer.
2.7.
[gedaagden] krijgen in het voorjaar van 2021 een zogenoemde kangoeroe woning aangeboden van Woonwaard. Deze woning is bedoeld om gezamenlijk te wonen en mantelzorg mogelijk te maken. Deze weigeren zij.
2.8.
Van 22 tot 27 april 2021 laat Woonwaard een geluidsonderzoek uitvoeren in woning nr. [adres 3] . Dat is de woning boven de woning van [gedaagde 3] . In de opnames worden op alle dagen onder meer de volgende geluiden gemeten: gebonk, rennen, mensen aan het praten, getik, schreeuwende kinderen.
2.9.
Vanaf ongeveer juli 2021 ontvangt Woonwaard, naast de klachten over geluid, klachten over het gedrag van de heer [gedaagde 1] . De klachten gaan onder meer over spugen vanaf het balkon en naar medebewoners, schelden naar en intimidatie van medebewoners.
2.10.
In oktober 2021 biedt Woonwaard [gedaagden] wederom een andere woning aan. Deze woning weigeren zij.
2.11.
Op 12 november 2021 vindt een handgemeen plaats tussen de heer [gedaagde 1] en twee medebewoners. De medebewoners doen aangifte van mishandeling.
2.12.
Woonwaard ontvangt van de burgemeester van de woningen van [gedaagden] een bestuurlijke rapportage van de politie. In oktober 2022 ontvangt zij voor beide woningen aanvullende bestuurlijke rapportages.
2.11.
Woonwaard dagvaardt in december 2021 [gedaagden] in kort geding en vordert de ontruiming van beide woningen. Bij uitspraak van 10 januari 2022 is deze vordering afgewezen.
2,12. In maart 2022 biedt Woonwaard [gedaagden] wederom een woning aan. Deze woning weigeren zij.
2.13.
Op 31 augustus 2022 veroordeelt de politierechter de heer [gedaagde 1] voor de mishandeling van een medebewoonster op 12 november 2021.
2.14.
Ook in de periode na de uitspraak in kort geding zijn er veelvuldig meldingen van diverse overlast aangaande [gedaagden] bij Woonwaard binnengekomen.

3.De vordering

3.1.
Woonwaard vordert dat de kantonrechter de huurovereenkomsten van [gedaagden] ontbindt en hen veroordeelt de woningen te ontruimen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom. Verder vordert Woonwaard dat [gedaagden] worden veroordeeld zolang de woning niet is ontruimd een bedrag ter hoogte van de huur te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Woonwaard vordert ook proceskosten en nakosten van [gedaagden] .
3.2.
Woonwaard legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagden] structureel overlast veroorzaken aan de omwonenden en daarmee hun verplichtingen uit de huurovereenkomsten niet nakomen. Bij de heer [gedaagde 1] gaat het om overlast gevend gedrag en bij [gedaagde 3] gaat het om geluidsoverlast. Woonwaard ziet geen andere mogelijkheid meer dan om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te vorderen. Woonwaard vordert ontruiming op straffe van een dwangsom omdat dat een extra prikkel is voor [gedaagden] om de woningen vrijwillig te verlaten. De huurprijs zijn [gedaagden] tot de datum van de ontruiming verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] betwisten de vordering. Zij voeren aan – samengevat – dat [gedaagde 3] lijdt aan dementie en niet meer zelfstandig kan wonen. De heer [gedaagde 1] is zijn mantelzorger. [gedaagde 2] heeft de ziekte MS. Zij loopt met een stok of een looprek en heeft een driewielfiets. Bovendien wonen er drie minderjarige kinderen in het gezin van de heer [gedaagde 1] . Met deze belangen moet rekening worden gehouden.
4.2.
Volgens [gedaagden] heeft de heer [gedaagde 1] zich niet schuldig gemaakt aan het hem verweten gedrag.
4.3.
De geluidsoverlast vanuit de woning van [gedaagde 3] wordt betwist. Bij aanvang van de huur is er wel geklust. Bovendien was er in verband met het overlijden van de echtgenote en een zoon van [gedaagde 3] in maart 2021 veel bezoek in die woning, waaronder een broer met zijn gezin uit [land 1] en een zus uit [land 2] . Dit bezoek is na enkele weken weer vertrokken. Verder gaat het om normale woon- en leefgeluiden.
4.4.
Met de meeste medebewoners hebben [gedaagden] een redelijke verstandhouding. Er zijn twee medebewoners die [gedaagden] willen zien vertrekken.

5.De beoordeling

5.1.
De wet [1] bepaalt dat de huurder verplicht is zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen. De huurder is daarnaast verantwoordelijk voor de gedragingen van personen die hij in het gehuurde toelaat. [2] Dit staat ook in artikel 6.4 en 6.8 van de algemene huurvoorwaarden die horen bij de huurovereenkomsten van [gedaagden] . [gedaagden] moeten - als een goed huurder - goed voor de gehuurde woning zorgen en voorkomen dat de leefomgeving overlast van hen, hun huisgenoten en/of hun bezoekers ervaart. De kantonrechter moet beoordelen of [gedaagden] zich aan die verplichtingen hebben gehouden.
De heer [gedaagde 1]
5.2.
Woonwaard verwijt de heer [gedaagde 1] -kort gezegd- dat hij zich dusdanig gedraagt dat een aantal medebewoners van de flat zich niet veilig voelt. Woonwaard heeft op de zitting aangegeven dat de geluidsoverlast die de omwonenden ervaren te maken heeft met de woning van [gedaagde 3] en niet met de woning van de heer [gedaagde 1] . Op de geluidsoverlast zal daarom later worden ingegaan.
5.3.
Op 12 november 2021 deed zich op de galerij een incident voor tussen de heer [gedaagde 1] en de bewoners van nr. [adres 4] , de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] . [naam 1] en [naam 2] hebben aangifte tegen de heer [gedaagde 1] gedaan van mishandeling. [3] [naam 2] moest op 12 november 2021 de spoedeisende hulp bezoeken in verband met pijn in de buik na een trap in de buik. [4]
5.4.
In de aangifte van de heer [naam 1] staat onder meer : “ (…)
Ik zag dat de buurman op ons af kwam rennen. Mijn vrouw draaide zich om en kwam recht voor mijn buurman te staan. Mijn vrouw had haar mobiele telefoon in haar rechter hand. Ik zag dat de buurman met zijn rechter voet hard tegen de mobiele telefoon van mijn vrouw aan schopte. Hierdoor kwam de mobiele telefoon tussen de borsten van mijn vrouw terecht. Mijn vrouw viel hierdoor op haar rug op de grond.(…)
Terwijl ik een medewerker van 112 aan de telefoon had, zag ik ineens de vrouw van de buurman in de deuropening van hun woning staan. Ik zag dat zij een loopkruk aan haar man gaf. Ik zag dat de buurman de rubberen dop van de loopkruk afhaalde. Ik zag dat de buurman met de loopkruk op het hoofd en het lichaam van mijn vrouw begon te slaan. Ik sprong hiertussen. Ik zag en voelde dat de buurman met zijn rechter gebalde vuist mij een harde stomp op mijn linker kaak gaf. Ik boog voorover naar mijn vrouw die op dat moment net probeerde om overeind te komen. Terwijl ik mijn vrouw overeind hielp en nog steeds een medewerker van 112 aan de telefoon had, voelde k dat ik diverse keren hard op mijn hoofd gestompt werd.”
5.5.
Uit de aangifte van de heer [naam 1] volgt dat de bovenbuurvouw (een deel van) het incident heeft waargenomen. Dit betreft de buurvrouw van nr. [adres 5] . Zij heeft in een e-mail van 11 augustus 2022 hierover aan Woonwaard geschreven: “
Ook heb ik een vechtpartij tussen deze meneer en zijn buurman en buurvrouw weten te onderbreken en beide partijen uit elkaar gehaald, waarbij meneer buurman en buurvrouw met een wandelkruk van zijn vrouw aan het slaan was. [5] Ter zitting heeft de gemachtigde van de heer [gedaagde 1] naar voren gebracht dat het slaan van de kruk niet heeft plaatsgevonden, echter gelet op deze e-mail en de aangiftes is ook dat deel van de mishandeling naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden.
5.6.
Bij uitspraak van 31 augustus 2022 heeft de politierechter de heer [gedaagde 1] veroordeeld wegens mishandeling van mevrouw [naam 2] en haar vordering als benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen. Op 22 november 2022 vond de zitting plaats m.b.t. de aangifte van de heer [naam 1] . Omdat de uitspraak na de datum van de zitting is gedaan, is die in deze procedure niet bekend geworden.
5.7.
Uit de diverse verklaringen van verschillende omwonenden komt consequent naar voren dat de heer [gedaagde 1] spuugt naar en in nabijheid van medebewoners en over de railing. [6] Ook neemt hij een intimiderende houding aan richting de medebewoners [7] en scheldt hij medebewoners uit. [8] Uit de verklaringen van de omwonenden blijkt dat zij bang zijn om de heer [gedaagde 1] buiten tegen te komen en dat zijn gedrag hun in het dagelijks leven veel stress oplevert.
5.8.
De kantonrechter stelt vast dat in ieder geval een achttal omwonenden uit de betreffende flat klagen bij Woonwaard over de heer [gedaagde 1] . Het zijn niet alleen de bewoners van [adres 6] en [adres 7] die (naar de kantonrechter begrijpt) volgens de heer [gedaagde 1] het op hem zouden hebben gemunt. Er zitten feitelijke overeenkomsten in de meldingen van de diverse omwonenden als het gaat om de aard van het overlast gevende gedrag (zie hiervoor 5.7.), omwonenden hebben over een langere periode consequent geklaagd en bovendien worden de verklaringen ondersteund door de bestuurlijke rapportage en videobeelden. De kantonrechter ziet in hetgeen de heer [gedaagde 1] heeft aangevoerd, noch in de door hem overgelegde handtekeningen, reden om aan de meldingen van de omwonenden te twijfelen.
5.9.
Ten aanzien van het spugen heeft de heer [gedaagde 1] gewezen op een medische aandoening die hij heeft. Wat daar ook van zij, spugen kan ook in een zakdoek en hoeft niet op andere plekken plaats te vinden. Die aandoening is dus geen rechtvaardiging voor zijn gedrag. De kantonrechter snapt dat de heer [gedaagde 1] het niet makkelijk heeft. Hij is mantelzorger voor zijn echtgenote en zijn vader en heeft mede de zorg voor de drie kinderen. Hij heeft in de oorlog in [land 3] veel meegemaakt. Verder ervaart hij de klachten als onrechtvaardig en geeft de interactie met de klagers hem stress. Echter, ook dit betekent niet dat hij zich dan kan en mag gedragen zoals hij nu doet.
5.10.
De heer [gedaagde 1] is herhaaldelijk door Woonwaard op de hoogte gesteld van klachten en ook uitgenodigd voor gesprekken. Tevens heeft Woonwaard overleg gevoerd met de wijkagent, Jeugd en Gezin en heeft Woonwaard deelgenomen aan het ICO overleg in het Veiligheidshuis. Tevens heeft Woonwaard andere woningen aangeboden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Woonwaard zich voldoende ingespannen om de zaak in goed overleg op te lossen.
5.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Woonwaard aangetoond dat de heer [gedaagde 1] ernstige en structurele overlast heeft veroorzaakt aan omwonenden, en dat hij zich dus niet aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst heeft gehouden.
5.12.
Iedere tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de huurder geeft aan de verhuurder de bevoegdheid de huurovereenkomst te ontbinden tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De kantonrechter is van oordeel dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Hierbij neemt zij de aard, de ernst en de duur van de overlast in aanmerking. Meer specifiek wijst de kantonrechter op de mishandeling op 12 november 2021. Dit is een ernstig feit dat niet alleen de slachtoffers maar ook de omwonenden angst aanjaagt. De ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning zal voor de heer [gedaagde 1] en zijn gezin ernstige gevolgen hebben. Dit geldt te meer omdat zijn echtgenote ziek is. Het gezin zal elders onderdak moeten vinden. De gemachtigde van de heer [gedaagde 1] heeft ter zitting gewezen op de belangen van de drie kinderen. Echter, de overlast is dermate ernstig en stresserend dat een escalatie van het conflict op de loer ligt. Verder heeft de heer [gedaagde 1] voldoende gelegenheid gehad zijn gedrag aan te passen. Dit heeft hij nagelaten. Niet is gesteld, noch is gebleken dat de gedwongen ontruiming voor de kinderen een noodsituatie zal opleveren. In tegendeel, namens de heer [gedaagde 1] is ter zitting ook aangegeven dat verhuizen uiteindelijk de oplossing is en Humanitas heeft geschreven dat de huidige woonsituatie van grote invloed is op het welbevinden van de kinderen. Wel zal de gevorderde ontruimingstermijn worden verlengd. De kantonrechter weegt om voornoemde redenen het belang van Woonwaard en de omwonenden om de huurovereenkomst te beëindigen zwaarder dan het belang van [gedaagde 1] en zijn gezin bij behoud van de woning.
5.13.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering tegen de heer [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zal toewijzen. Wel zal een langere termijn dan de gevorderde drie dagen worden toegewezen, namelijk ruim twee maanden, om het gezin wat meer tijd te geven voor de verhuizing en het vinden van een andere woning.
[gedaagde 3]
5.14.
Woonwaard stelt dat er voortdurende ernstige geluidsoverlast optreedt vanuit de woning van [gedaagde 3] .
5.15.
Ter onderbouwing van de geluidsoverlast heeft Woonwaard gewezen op het geluidsonderzoek uit april 2021 [9] , op veel meldingen van de onder- en bovenburen (nr. [adres 6] en [adres 3] ) [10] , die doorlopen tot en met november 2022, eigen waarnemingen van Woonwaard [11] , waarnemingen van de politie [12] en derden [13] . Uit deze stukken komt naar voren dat het betreft hard gebonk, gestamp, gegil, schreeuwen, huilen van kinderen, geren, slaan van deuren, geluid van dingen die vallen of worden neergegooid. Er verblijven geregeld meerdere mensen, ook kinderen, in deze woning. Dit was ook nog zo in november van 2022.
5.16.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de klachten van de onder – en bovenburen en dat de overlast uit de woning van [gedaagde 3] komt. Dat deze buren het op [gedaagden] gemunt zouden hebben en daarom klachten zouden indienen, is niet komen vast te staan en dat vindt de kantonrechter ook niet aannemelijk. Uit de klachten komt het beeld naar voren dat het gaat om harde geluiden, die het dagelijks leven en de nachtrust van de genoemde buren ernstig verstoren. Deze buren zijn aan het einde van hun latijn. De klachten worden bevestigd door de meldingen genoemd in de bestuurlijke rapportages en de eigen bevindingen van de politie die hierin zijn terug te vinden. Ook Woonwaard heeft bij een huisbezoek en een telefoongesprek het gebonk en geluid waargenomen. De belasting adviseur van de bewoonster van nr. [adres 6] geeft bijvoorbeeld aan dat hij regelmatig bij haar komt en dat door toedoen van de bovenburen een normaal gesprek niet mogelijk is.
5.17.
[gedaagde 3] is de huurder van de woning. Hij lijdt aan dementie. Het verweer wordt gevoerd dat hij nauwelijks mobiel is en niet in staat om herrie te maken. Er is een mobiele video/telefoonverbinding met de heer [gedaagde 1] , zodat deze op verzoek kan langskomen. Feit is echter wel dat er herrie uit de woning komt en dat [gedaagde 3] , ook als hij niet fysiek mobiel is, in staat moet worden geacht om te bonken, dingen te laten vallen, te roepen. Dat hij dit niet kan, blijkt niet uit de stukken. Voor dit deel van de geluidsoverlast is [gedaagde 3] als huurder verantwoordelijk.
5.18.
Uit de stukken (zie de voetnoten hiervoor bij 5.15.) blijkt dat er in de woning geregeld meerdere personen aanwezig zijn. Het lijkt voornamelijk om familie en (klein)kinderen te gaan. [gedaagden] ontkennen dat de geluidsoverlast uit de woning komt en geven aan dat er geen bezoek komt. Wel wordt het verweer gevoerd dat [gedaagde 3] niets kan worden verweten. Zoals hiervoor onder 5.1. overwogen, is de huurder, dus ook [gedaagde 3] , verantwoordelijk voor de gedragingen van personen die hij in het gehuurde toelaat. Voor zover [gedaagde 3] vanwege de dementie geen verwijt zou kunnen worden gemaakt, geldt dat de personen door iemand met een sleutel moeten zijn binnengelaten. Gelet op de 24 uur mantelzorg die de zoon, de heer [gedaagde 1] , verricht, moet hij hier medewerking aan hebben verleend of in ieder geval wetenschap van hebben gehad (en heeft hij nagelaten maatregelen te nemen). Om die reden dient de geluidsoverlast door de derden op grond van de verkeersopvattingen aan [gedaagde 3] te worden toegerekend.
5.19.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Woonwaard aangetoond dat ook [gedaagde 3] zich dus niet aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst heeft gehouden.
5.20.
Iedere tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de huurder geeft aan de verhuurder de bevoegdheid de huurovereenkomst te ontbinden tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De kantonrechter is van oordeel dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Ook voor [gedaagde 3] zal de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning ernstige gevolgen hebben. Een andere woning zal geschikt moeten zijn gelet op zijn dementie en hulpbehoevendheid, alsmede zal mantelzorg mogelijk moeten zijn. Ter zitting is wel vast komen te staan dat de woningen van [gedaagden] niet naast elkaar hoeven te zijn voor de mantelzorg. Bovendien is er nog een andere zoon die mantelzorg verricht. Ter zitting heeft Woonwaard aangegeven dat er naar verwachting binnen een half jaar een woning zal zijn voor [gedaagde 3] . Indien eerder wordt ontruimd, zal hij niet op straat komen te staan. De gemeente zal opvang regelen omdat hij een CIZ indicatie heeft, aldus Woonwaard. De gemachtigde van [gedaagde 3] heeft dat ter zitting betwist omdat er alleen bij gedwongen zorg een bed beschikbaar zou zijn. De kantonrechter gaat ervan uit dat binnen de door haar hierna gestelde ontruimingstermijn een passende (tijdelijke) oplossing gevonden kan worden. De kantonrechter is van oordeel dat het belang van Woonwaard en de buren ook als het gaat om de geluidsoverlast, zwaarder moet wegen dan het belang van [gedaagde 3] bij behoud van de woning. De geluidsoverlast is ernstig en ondanks gesprekken met [gedaagden] , inschakeling van hulpverlening en waarschuwingen treedt geen verbetering op. Hoewel [gedaagde 3] daarvan door zijn dementie tot op zekere hoogte geen verwijt kan worden gemaakt, wordt het gedrag van zijn mantelzorger op dit vlak hem wel toegerekend.
5.21.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Woonwaard tegen [gedaagde 3] zal toewijzen. Wel zal een langere termijn dan de gevorderde drie dagen worden toegewezen, namelijk ruim twee maanden. Hierbij wordt aangesloten bij de ontruimingstermijn voor de heer [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , omdat de kantonrechter het onwenselijk acht dat de heer [gedaagde 1] vanwege de mantelzorg aan zijn vader meerdere keren per dag langskomt in de flat. De omwonenden dienen na de ontruiming van de woning van de heer [gedaagde 1] niet meer met zijn gedrag te worden geconfronteerd.
5.22.
De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen maar wel worden gemaximeerd zoals hierna te melden.
5.23.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat zij ongelijk krijgen.
Woonwaard vordert ook nakosten. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van de heer [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
6.1.
ontbindt per 1 maart 2023 de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning [adres 1] te ( [postcode 1] ) [plaats] ;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten de woning aan de [adres 1] te ( [postcode 1] ) [plaats] , met alle daarin van hen, de hunnen en derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning leeg en bezemschoon wordt opgeleverd en wel uiterlijk 28 februari 2023, onder afgifte van alle sleutels aan Woonwaard, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat gedaagden in gebreke blijven deze veroordeling na te komen tot een maximum van € 5.000,00;
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des de één betalende de ander zal zijn gekweten, te betalen aan Woonwaard van een bedrag van € 668,48 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woning niet is ontruimd met ingang van 1 maart 2023 zulks totdat de woning is ontruimd en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop deze termijnen opeisbaar worden tot aan de dag van algehele voldoening;
ten aanzien van [gedaagde 3]
6.4.
ontbindt per 1 maart 2023 de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woning [adres 2] te ( [postcode 2] ) [plaats] ;
6.5.
veroordeelt [gedaagde 3] te ontruimen en ontruimd te houden en te verlaten de woning aan de [adres 2] te ( [postcode 2] ) [plaats] , met alle daarin van hen, de hunnen en derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de woning leeg en bezemschoon wordt opgeleverd en wel uiterlijk 28 februari 2023, onder afgifte van alle sleutels aan Woonwaard, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat gedaagden in gebreke blijven deze veroordeling na te komen tot een maximum van € 5.000,00;
6.6.
veroordeelt [gedaagde 3] te betalen aan Woonwaard van een bedrag van € 858,82 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woning niet is ontruimd met ingang van 1 maart 2023 zulks totdat de woning is ontruimd en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop deze termijnen opeisbaar worden tot aan de dag van algehele voldoening;
6.7.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Woonwaard tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 128,00
salaris gemachtigde € 374,00;
6.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:213 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek
2.Artikel 7:219 van het Burgerlijk Wetboek
3.Productie 32 bij dagvaarding
4.Productie 32 bij dagvaarding, brief van spoedeisende hulp aan huisarts van [naam 2]
5.Productie 62 van Woonwaard
6.Onder meer productie 26, 30, 32, 46, 55 bij dagvaarding, productie XX-3 (video), 59 (A) en (B) en (D) , 68 (6), 69 (3) van Woonwaard
7.Onder meer productie 35 bij dagvaarding (bestuurlijke rapportage, p.3, 11-8-2021), productie 59 en 68 (3 van Woonwaard
8.Onder meer productie 46 bij dagvaarding en productie XX-9 (video), 59 van Woonwaard
9.Productie 20a bij dagvaarding
10.Productie 26, 30, 40, 45, 46, 50, 55, bij dagvaarding, productie 59 (B) en (C), 66 (1) en (3), 67 (2), 68 (4), 68 (5) 70 (1), 70 (5)van Woonwaard
11.Productie 65 van Woonwaard (huisbezoek mr. [adres 6] ) en 68 (1)
12.Productie 36 bij dagvaarding (bestuurlijke rapportage 21 maart 2021 en 1 mei 2021); productie 58 van Woonwaard (bestuurlijke rapportage 5 augustus 2022)
13.Productie 50 a bij dagvaarding verklaring mevrouw Vogelpoel over geluidsoverlast te horen op nr. [adres 6] ; productie 68 (3) van Woonwaard over waarneming mw. Wagner geluid van nr. 230 op 5 augustus 2022. Productie 70 (6) van Woonwaard: verklaring van de heer Quant.