Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
1.De heer [gedaagde 1]
Mevrouw [gedaagde 2]
De heer [gedaagde 3]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
Ik zag dat de buurman op ons af kwam rennen. Mijn vrouw draaide zich om en kwam recht voor mijn buurman te staan. Mijn vrouw had haar mobiele telefoon in haar rechter hand. Ik zag dat de buurman met zijn rechter voet hard tegen de mobiele telefoon van mijn vrouw aan schopte. Hierdoor kwam de mobiele telefoon tussen de borsten van mijn vrouw terecht. Mijn vrouw viel hierdoor op haar rug op de grond.(…)
Terwijl ik een medewerker van 112 aan de telefoon had, zag ik ineens de vrouw van de buurman in de deuropening van hun woning staan. Ik zag dat zij een loopkruk aan haar man gaf. Ik zag dat de buurman de rubberen dop van de loopkruk afhaalde. Ik zag dat de buurman met de loopkruk op het hoofd en het lichaam van mijn vrouw begon te slaan. Ik sprong hiertussen. Ik zag en voelde dat de buurman met zijn rechter gebalde vuist mij een harde stomp op mijn linker kaak gaf. Ik boog voorover naar mijn vrouw die op dat moment net probeerde om overeind te komen. Terwijl ik mijn vrouw overeind hielp en nog steeds een medewerker van 112 aan de telefoon had, voelde k dat ik diverse keren hard op mijn hoofd gestompt werd.”
Ook heb ik een vechtpartij tussen deze meneer en zijn buurman en buurvrouw weten te onderbreken en beide partijen uit elkaar gehaald, waarbij meneer buurman en buurvrouw met een wandelkruk van zijn vrouw aan het slaan was.” [5] Ter zitting heeft de gemachtigde van de heer [gedaagde 1] naar voren gebracht dat het slaan van de kruk niet heeft plaatsgevonden, echter gelet op deze e-mail en de aangiftes is ook dat deel van de mishandeling naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden.