ECLI:NL:RBNHO:2022:12083

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
C/15/322129 / FA RK 21-5465
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en gezag over minderjarige kinderen met betrekking tot huiselijk geweld en verdeling van de huwelijksgemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man. De vrouw verzocht om echtscheiding en om het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen, na een situatie van langdurig en systematisch huiselijk geweld door de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De vrouw heeft het verzoek tot echtscheiding voldoende gemotiveerd, ondanks dat de man aanvankelijk verzet aantekende, maar geen verweer voerde tegen de echtscheiding zelf.

De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om het gezag over de kinderen alleen aan haar toe te kennen toegewezen, gezien de omstandigheden van huiselijk geweld en de afwezigheid van contact tussen de man en de kinderen sinds augustus 2021. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de vrouw toe te wijzen, en de rechtbank heeft dit advies gevolgd. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw vastgesteld.

Daarnaast heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap gelast, waarbij de man de mogelijkheid krijgt om de echtelijke woning over te nemen. Indien dit niet mogelijk blijkt, moet de woning verkocht worden. De rechtbank heeft ook de verdeling van andere activa en passiva besproken, waaronder voertuigen en sieraden, en heeft de man verplicht om bepaalde bedragen aan de vrouw te vergoeden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/322129 / FA RK 21-5465
Beschikking d.d. 3 november 2022 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J. de Haan, gevestigd te Alkmaar,
tegen
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. H. Hulshof, gevestigd te Emmeloord.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 9 november 2021;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen van de man, ingekomen op 10 december 2021;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man van 17 december 2021;
- de brief van de advocaat van de vrouw van 24 maart 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de man van 28 maart 2022;
- de brieven van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 20 april
2022;
- het rapport van de Raad van 5 augustus 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de man van 9 augustus 2022;
- het aanvullend zelfstandig verzoek met bijlagen van de man, ingekomen op 30 augustus 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 september 2022.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. J. de Haan en de man, bijgestaan door mr. H. Hulshof.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [plaats] .
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
2.3.
In de beschikking voorlopige voorzieningen van 29 december 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw de man elke zaterdag informeert over aangelegenheden
betreffende de kinderen, waaronder hun ontwikkeling, school/opvang, vrije tijdsbesteding en
medische aangelegenheden en dat de vrouw zich uiterlijk 22 december 2021 meldt bij het Centrum voor Jeugd en Gezin in de regio waar de kinderen staan ingeschreven met als hulpvraag begeleiding van de positie van de kinderen in deze echtscheidingssituatie en de
mogelijkheden voor contactherstel met de man.
De rechtbank heeft het verzoek van de man tot het vaststellen van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) in de beschikking afgewezen en de rechtbank heeft de Raad, vooruitlopend op de behandeling van deze bodemprocedure, verzocht een onderzoek te verrichten ten aanzien van de zorgregeling en het gezag.
2.4.
Scheiding
2.4.1.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Alhoewel de man te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met de door de vrouw gewenste echtscheiding heeft hij tegen het verzoek om de echtscheiding uit te spreken geen verweer gevoerd.
2.4.2.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
Door de vrouw is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. Nu de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het voor haar op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.5.
Gezag
2.5.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat het gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] na echtscheiding alleen aan haar toekomt.
Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat er sprake is geweest van een situatie van langdurig en systematisch huiselijk geweld, waarbij de man fysiek geweld tegen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] niet schuwde. De vrouw is eind augustus 2021 met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gevlucht en zij is na een verblijf in een crisisopvang doorgestroomd naar een eigen, vaste woonplek met de kinderen. Contact met de man of tussen de man en de [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is er sinds het vertrek van de vrouw in augustus 2021 niet geweest en is ook niet mogelijk volgens de vrouw.
2.5.2.
De man heeft aanvankelijk verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw inzake het gezag. Ter zitting heeft hij evenwel naar voren gebracht dat hij zijn verweer op dit punt niet langer handhaaft.
2.5.3.
De Raad adviseert de rechtbank om het verzoek van de vrouw toe te wijzen.
Van de vrouw kan en mag niet verwacht worden dat zij, gelet op het huiselijk geweld dat heeft plaats gevonden, in staat is om belangrijke zaken over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met de man te bespreken. Bovendien heeft de vrouw op dit moment het meeste zicht op [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en op wat zij nodig hebben. Daarnaast speelt een rol dat momenteel een strafzaak tegen de man loopt waarop mogelijk nog een detentie of intensief hulpverleningstraject volgt. Ook is het ingewikkeld dat de vrouw en de kinderen op een geheim adres verblijven. Hierdoor is het voor de vrouw lastig om toestemming te vragen aan de man voor bijvoorbeeld de inzet van hulp of voor een aanmelding voor een school, omdat hierdoor mogelijk de woonplaats van vrouw en de kinderen achterhaald kan worden.
De Raad voorziet bovendien dat het niet mogelijk is om binnen afzienbare tijd de communicatie tussen ouders te verbeteren, zonder dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] klem en verloren raken tussen ouders. Mocht blijken dat de communicatie tussen ouders in de toekomst toch verbetert, dan heeft man altijd de mogelijkheid om een verzoek in te dienen voor het herstel van het gezamenlijke gezag.
2.5.4.
Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat de man het verzoek niet langer weerspreekt, acht de rechtbank het in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en de vrouw overeenkomstig haar verzoek met het eenhoofdig gezag zal worden belast.
2.6.
Verblijfplaats
2.6.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij haar zal zijn.
De man heeft zich daartegen niet verweerd.
2.6.2.
Op grond van artikel 1:12 lid 1 BW volgt de minderjarige de woonplaats van hem die het gezag over hem uitvoert. Nu de moeder met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zal worden belast, heeft zij geen belang meer bij het verzoek te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar zal zijn. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
2.7.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken en informatieregeling
2.7.1.
De Raad adviseert de rechtbank om de man het recht op omgang met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te ontzeggen, omdat omgang ernstig nadeel oplevert voor hun geestelijke of lichamelijk ontwikkeling.
De Raad heeft hieraan ten grondslag gelegd dat er sprake is geweest van kindermishandeling. In ieder geval [de minderjarige 1] heeft hier nog last van en kampt met nare herinneringen aan de man. De Raad heeft [de minderjarige 2] vanwege zijn jonge leeftijd niet gesproken, maar ook hij lijkt hier last van te hebben. Toen de vrouw met de kinderen binnenkwam in het Oranjehuis liet [de minderjarige 2] moeilijk gedrag zien. Vanaf het moment dat duidelijk werd dat de kinderen niet meer teruggingen naar de man, leek rust te ontstaan en is door de school en de opvang een positieve verandering bij beide kinderen gezien.
De Raad vindt het wel belangrijk dat er op termijn toegewerkt wordt naar begeleide omgang, voordat begeleide omgang opgestart kan worden moet echter eerst hulpverlening ingezet worden voor de man en de kinderen. De Raad is van mening dat de man hulp moet krijgen bij zijn emotieregulatie en bij het omgaan met stress. Daarnaast moet er hulpverlening ingezet worden voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , om hen voor te bereiden op het mogelijke toekomstige contactherstel met de man. Daaraan voorafgaand is het nodig om de angstige ervaringen die de kinderen hebben beleefd een plek te geven. Op het moment dat de hulpverlening bij de man en de kinderen is opgestart en zij hiervan hebben kunnen profiteren, kan er gewerkt worden aan contactherstel. Het is belangrijk dat de omgang wordt aangepast op wat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aan kunnen en pas wordt gestart wanneer zij daar klaar voor zijn. Voorkomen moet worden dat het contactherstel tussen de man en de kinderen traumatisch gaat zijn voor de kinderen. De Raad zou het wenselijk vinden dat de hulpverlening die (individueel) betrokken is bij de man en de [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , op termijn contact met elkaar opnemen om de individuele trajecten op elkaar af te kunnen stemmen.
De Raad vindt het van belang dat de vrouw de informatieverplichting blijft nakomen die is bepaald in de beschikking van 29 december 2021, zodat de man geïnformeerd blijft over hoe het met de kinderen gaat.
2.7.2.
De man heeft naar aanleiding van het Raadsrapport zijn verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling ingetrokken. Ter zitting heeft de man eveneens zijn verzoek met betrekking tot de informatieregeling ingetrokken, zodat aan de rechtbank geen verzoeken met betrekking tot de zorgregeling en informatieregeling meer voorliggen.
2.8.
Verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap
2.8.1.
De vrouw heeft verzocht de verdeling van de gemeenschap van goederen vast te stellen op de door haar voorgestane wijze.
De man heeft daartegen verweer gevoerd en heeft bij zelfstandig verzoek verzocht de verdeling vast te stellen op de door hem voorgestane wijze.
Ter zitting hebben partijen, desgevraagd, verklaard dat zij de rechtbank verzoeken de verdeling vast te stellen en waar dit niet mogelijk is, de wijze van verdeling te gelasten.
Partijen zijn met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen.
2.8.2.
Als peildatum voor het bepalen van de omvang van de ontbonden huwelijksgemeenschap heeft te gelden de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, te weten 9 november 2021.
Uit de stukken en de toelichting ter zitting volgt dat de ontbonden huwelijksgemeenschap volgens partijen bestaat uit de volgende activa en passiva:
de echtelijke woning aan [adres] alsmede de bijhorende hypothecaire lening bij ING bank met nummer [nummer] ;
de Suzuki, type Alto uit 2006 met kenteken
[kenteken] en een Toyota, type Aygo uit 2020 met kenteken [kenteken] ;
spaarrekening bij ING bank met rekeningnummer [nummer] ;
cash geld in kluisje in huis ad. € 37.000;
de gouden sieraden;
de inboedel;
de schuld van € 44.470 aan de broer van de man.
De rechtbank zal voornoemde posten hierna bespreken en beslissingen nemen.
a.
de echtelijke woning aan [adres] alsmede de bijhorende hypothecaire lening bij ING bank met nummer [nummer]
De vrouw heeft in het petitum van haar verzoekschrift van 9 november 2021 onder 4. verzocht om de verdeling van de woning vast te stellen. In de kern bestaat het verzoek er uit om de man nog enige tijd de gelegenheid te geven de woning over te nemen. Indien de man dat niet wil of hij kan de overname niet financieren dan dient de woning volgens de vrouw te worden verkocht. Met betrekking tot het traject dat tot dan wel de overname van de woning door de man moet leiden dan wel tot verkoop van de woning heeft de vrouw gedetailleerde verzoeken geformuleerd.
De man heeft verzocht te bepalen dat de woning aan hem wordt toebedeeld onder voorwaarde dat de man de helft van de overwaarde, vast te stellen door de taxatiewaarde te verminderden met de hypotheekschuld per peildatum, aan de vrouw voldoet en de vrouw doet ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypothecaire lening. De man wenst een termijn van drie maanden voor de financiering en zes weken voor de overdracht. Indien deze termijn wordt overschreden, dient de woning door partijen te worden verkocht onder verdeling van de overwaarde.
De rechtbank stelt vast dat de waarde van de woning tussen partijen niet vaststaat en het staat ook voor de rechtbank niet vast dat de man de woning wil of kan overnemen. De rechtbank zal reeds om die reden niet de verdeling van de woning vaststellen maar zal de wijze van verdeling gelasten. Bij de vraag welke wijze van verdeling voor partijen het meest wenselijk is, laat de rechtbank meewegen hetgeen partijen ter zitting hebben afgesproken.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de woning binnen twee weken na de zitting van 22 september 2022 zal worden getaxeerd naar de datum van 9 november 2021. De taxatie zal worden verricht door [makelaar] . De kosten van de taxatie komen voor rekening van partijen, in die zin dat ieder van hen de helft van deze kosten voor zijn rekening neemt.
De man wenst de woning en de daarop rustende hypothecaire geldlening over te nemen indien hij de financiering daarvoor rond kan krijgen.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat de man de gelegenheid krijgt binnen vier maanden na de datum van de taxatie (dit is uiterlijk op 6 februari 2023) een passende financiering rond te krijgen om de woning over te kunnen nemen tegen de getaxeerde waarde, in die zin dat de financiering de man in staat moet stellen de helft van de overwaarde per datum overdracht aan de vrouw te voldoen en de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan, en zorg te dragen voor de goederenrechtelijke transport van de woning.
De man begrijpt dat hij, om uiterlijk op 6 februari 2023 aan het hiervoor genoemde te voldoen, zal moeten meewerken aan de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
De man heeft ter zitting verklaard dat hij, hoewel hij het niet eens zal zijn met de door de rechtbank uit te spreken echtscheiding, aan de inschrijving van de beschikking zal meewerken.
Indien uiterlijk op 6 februari 2023 blijkt dat de man de woning niet kan overnemen, zal de woning door partijen te koop moeten worden gezet, waarbij partijen zo spoedig mogelijk maar uiterlijk op 13 februari 2023 een gezamenlijke opdracht tot verkoop dienen te geven aan een makelaar in onroerend goed.
Indien partijen niet uiterlijk op 13 februari 2023 gezamenlijk opdracht hebben gegeven tot verkoop van de woning, is ieder van partijen afzonderlijk bevoegd een makelaar verbonden ERA [makelaar] gevestigd aan de [adres] opdracht tot verkoop te geven.
Partijen zullen in onderling overleg met de makelaar de vraagprijs, die dient te zijn gebaseerd op de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen. Indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening aan de makelaar in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de woning te koop kunnen aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs.
Voorts zullen partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit naar beste weten kunnen bepalen.
Beide partijen zijn gehouden aan de verkoop en notariële levering mee te werken en zijn over en weer gehouden om hun medewerking te verlenen aan alle daartoe benodigde handelingen.
Na de verkoop en levering van de woning wordt na aflossing van de hypothecaire geldlening en betaling van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering, de overwaarde tussen partijen bij helfte gedeeld.
Ervan uitgaande dat partijen langs bovenstaande route tot dan wel de overname van de woning door de man kunnen komen dan wel tot verkoop en levering van de woning aan een derde zal de rechtbank de overige verzoeken van partijen op dit punt afwijzen.
de Suzuki, type Alto uit 2006 met kenteken [kenteken] en de Toyota, type Aygo uit 2020 met kenteken [kenteken]
Ter zitting heeft de vrouw, evenals de man, gesteld dat de Suzuki € 2.000 waard is. De rechtbank heeft niet de verwachting dat partijen er samen in slagen om de Suzuki verkocht te krijgen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de Suzuki wordt toebedeeld aan de man voor een bedrag van € 2.000. De keuze is vervolgens aan de man om de auto al dan niet te verkopen. De man dient aan de vrouw te vergoeden een bedrag van € 1.000.
Ter zitting is gebleken dat de Toyota na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap door de man is verkocht voor € 10.500. De verkoopopbrengst heeft de man onder zich gehouden. De man dient daarom € 5.250 aan de vrouw te vergoeden.
de spaarrekening bij ING bank met rekeningnummer [nummer]
De vrouw heeft verzocht de man te bevelen binnen 48 uur na afgifte inzage te verstrekken in de hoogte van zijn spaarsaldo op rekeningnummer [nummer] , zoals dat aanwezig was op de peildatum van 28 augustus 2021, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 voor elke dag of gedeelte van de dag dat de man dit nalaat, met een maximum van € 50.000 en hem te veroordelen - na inzage - de helft van het aanwezige spaarsaldo op de peildatum aan de vrouw te voldoen.
De vrouw heeft daaraan ten grondslag gelegd dat op 28 augustus 2021 nog € 32.500 op voornoemde rekening stond. De man heeft dat bedrag daarna opgenomen of weggesluisd.
De man heeft daartegen als verweer gevoerd dat als peildatum voor de waardering moet worden uitgegaan van de datum indiening verzoekschrift echtscheiding. Er stond toen geen saldo meer op de rekening. De man heeft reeds in zijn verweerschrift van 10 december 2021 aangegeven het geld te hebben vergokt.
De rechtbank overweegt als volgt. Als peildatum voor het bepalen van de waardering van de ontbonden huwelijksgemeenschap kan niet worden gekozen voor een datum die ligt vóór de datum indiening verzoekschrift. De peildatum voor de waardering wordt aldus gesteld op deze datum, te weten 9 november 2021.
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting van 22 september 2022 mondeling aangegeven dat de man de huwelijksgemeenschap heeft benadeeld, naar de rechtbank begrijpt in de zin van artikel 1:164 BW. De advocaat heeft – naar de rechtbank begrijpt- op dit punt een aanvullend verzoek geformuleerd.
Nu de man al in zijn verweerschrift van 10 december 2021 heeft erkend dat hij het geld op de bankrekening met gokken heeft verspeeld, had het op de weg van de vrouw gelegen om spoedig daarna, althans ruim voor de zitting van 22 september 2022, schriftelijk te verzoeken om vergoeding van schade vanwege benadeling van de gemeenschap door de man. Door dit ondanks de erkenning door de man niet te doen, kan bij de man de indruk zijn ontstaan dat er op dit punt geen verzoek van de vrouw meer zou komen en dat zij zou berusten in het verloren zijn gegaan van het banksaldo. De rechtbank acht het onder deze omstandigheden in strijd met de goede procesorde om het verzoek alsnog mondeling ter zitting te doen. Het mondelinge verzoek van de vrouw inzake benadeling van de gemeenschap wordt daarom in deze procedure buiten beschouwing gelaten.
Nu is gebleken dat er op de peildatum geen saldo op de bankrekening stond, zijn partijen elkander niks verschuldigd.
cash geld in kluisje in huis ad. € 37.000
De vrouw heeft verzocht de man te veroordelen om aan haar te voldoen de helft van het aanwezige cashgeld op de peildatum.
De man heeft betwist dat er op de peildatum cash geld was.
Gelet op hetgeen partijen op dit punt over en weer hebben gesteld en betwist kan de rechtbank niet vaststellen dat tot de ontbonden gemeenschap het door de vrouw gesteld cash geld behoort. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw op dit punt daarom afwijzen.
de gouden sieraden;
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat zij met betrekking tot alle onder randnummer 25 van het verzoekschrift van de vrouw genoemde sieraden een opdracht tot verkoop zullen verstrekken aan goudsmid/diamantair [goudsmid/diamantair] te [plaats] , hierna te noemen [goudsmid/diamantair] . De verkoopopbrengst, na aftrek van de kosten van [goudsmid/diamantair] , zal bij helfte tussen partijen wordt verdeeld. Partijen zullen [goudsmid/diamantair] de opdracht geven om de ene helft van de verkoopopbrengst aan de man over te maken en de andere helft aan de vrouw. Nu de sieraden nog bij de man in de woning liggen, zal de rechtbank bepalen dat de man de sierraden binnen veertien dagen na deze beschikking aan [goudsmid/diamantair] dient af te geven. De rechtbank kan zich voorstellen dat het zinnig is dat de advocaten van partijen nog nader aan [goudsmid/diamantair] uitleggen wat de bedoeling is, waarbij zij ook kunnen doorgeven op welke wijze ieders helft van de verkoopopbrengst kan worden uitbetaald.
de inboedel
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de man alle onder randnummer 27 van het verzoekschrift van de vrouw genoemde inboedelgoederen, compleet en in goede staat aan de vrouw zal overdragen, dit zonder nadere verrekening van enige waarde. De rechtbank zal bepalen dat de man de goederen aan de vrouw dient af te geven, waarbij partijen een wijkagent of andere professional kunnen inschakelen als tussenpersoon om de overdracht van de goederen te begeleiden.
de schuld van € 44.470 aan de broer van de man
De man heeft gesteld dat zijn broer tijdens het huwelijk geld heeft uitgeleend aan de man en de vrouw. De lening was volgens de man bedoeld om het huwelijksfeest te betalen en om meubels aan te schaffen. Bij aanvullend verzoek van 30 augustus 2022 heeft de man verzocht te bepalen dat de door de man gestelde lening van de broer van € 44.469,80 tussen partijen wordt verrekend c.q. verdeeld aldus dat de helft van dit bedrag in mindering wordt gebracht op het door de man aan de vrouw te betalen bedrag aan overbedeling en dat de man zorg draagt voor volledige aflossing van het geleende bedrag onder vrijwaring van de vrouw van eventuele aanspraken voortvloeiende uit deze lening.
De vrouw heeft het bestaan van de lening bestreden. Partijen hadden een bescheiden huwelijksfeest en hadden het financieel goed. De man gaf juist geld aan familie in Irak en Amerika en niet andersom. De meubels zijn aan partijen geschonken. Het was volgens de vrouw niet nodig om geld te lenen van de broer van de man, hetgeen zij dan ook niet hebben gedaan.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw is de rechtbank van oordeel dat de man het bestaan van een schuld van de gemeenschap aan zijn broer niet heeft aangetoond. Het enkel overleggen van een verklaring van zijn broer van 19 augustus 2022 en het overleggen van een aantal aankoopnota’s van meubels, is daartoe onvoldoende. De rechtbank zal het verzoek van de man op dit punt daarom afwijzen.
Dwangsommen
De rechtbank zal de verzoeken van de vrouw om dwangsommen aan de man op te leggen afwijzen, dit omdat de rechtbank er vanwege de ter zitting gemaakte afspraken vooralsnog vanuit moet gaan dat beide partijen zullen meewerken aan de uitvoering ervan.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] op [huwelijksdatum] ;
3.2.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] en,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
bij de vrouw zal zijn;
3.3.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de voornoemde minderjarigen wordt beëindigd en dat de vrouw alleen het gezag over hen toekomt;
3.4.
gelast de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap als volgt:
- partijen geven binnen 14 dagen na 22 september 2022 [makelaar] de opdracht om de woning te taxeren en de waarde op 9 november 2021 te bepalen;
- de kosten voor de taxatie worden door partijen bij helfte gedragen;
- de man wordt in de gelegenheid gesteld om binnen vier maanden na datum van de taxatie een passende financiering rond te krijgen om de echtelijke woning over te kunnen nemen tegen de getaxeerde waarde, in die zin dat de man op het moment van overname van de woning, aan de vrouw de helft van de overwaarde voldoet en om de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan, en zorg te dragen voor de notariële levering van de woning;
- indien op 6 februari 2023 blijkt dat de man de woning niet kan overnemen zullen partijen uiterlijk op 13 februari 2023 een gezamenlijke opdracht tot verkoop geven aan een makelaar in onroerend goed;
- indien partijen niet uiterlijk op 13 februari 2023 gezamenlijk opdracht hebben gegeven tot verkoop, is ieder van partijen afzonderlijk bevoegd een makelaar verbonden ERA [makelaar] gevestigd aan de [adres] opdracht tot verkoop te geven;
- partijen zullen in onderling overleg met de makelaar de vraagprijs, die dient te zijn gebaseerd op de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen;
-indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening aan de makelaar in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de woning te koop mogen aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs;
- partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit naar beste weten mogen bepalen;
- partijen zijn gehouden – indien en voor zover de man de woning niet binnen de daarvoor gestelde termijn kan overnemen – aan de verkoop en de daaropvolgende overdracht en notariële levering mee te werken, daartoe zijn partijen over en weer gehouden om hun medewerking te verlenen aan alle daartoe benodigde handelingen;
- partijen zullen de verkoopopbrengst van de echtelijke woning na aflossing van de hypothecaire geldlening en betaling van de makelaarskosten, kosten van de notaris en overige kosten ter zake van de verkoop en levering bij helfte delen;
- de Suzuki Alto met kenteken [kenteken] wordt aan de man toegedeeld onder de verplichting van de man om € 1.000 aan de vrouw te vergoeden;
- vanwege de verkoop door de man van de Toyota Aygo met kenteken [kenteken] dient de man € 5.250 aan de vrouw te vergoeden;
- partijen geven binnen 14 dagen na datum van deze beschikking de opdracht aan [goudsmid/diamantair] te [plaats] om alle onder randnummer 25 van het verzoekschrift van de vrouw genoemde sieraden te verkopen waarbij de verkoopopbrengst bij helfte tussen partijen wordt verdeeld en rechtstreeks door [goudsmid/diamantair] aan partijen wordt uitbetaald;
- de man geeft de genoemde sierraden, compleet en in goede staat, binnen 14 dagen na de beschikking af aan [goudsmid/diamantair] ;
- alle onder randnummer 27 van het verzoekschrift genoemde inboedelgoederen worden aan de vrouw toegedeeld zonder nadere verrekening;
- de man geeft de genoemde inboedelgoederen compleet en in goede staat binnen 14 dagen na deze beschikking af aan de vrouw op een door de vrouw aan te geven wijze en aan een door de vrouw aan te geven derde;
3.5.
verklaart de beslissing met betrekking tot het gezag en de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.E.J. van Schie op 3 november 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.