ECLI:NL:RBNHO:2022:12082

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
C/15/333997 / FA RK 22-5416
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en toevertrouwing van kinderen in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 23 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De vrouw verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de toevertrouwing van de kinderen aan haar, terwijl de man zich hiertegen verzet. De vrouw stelde dat de spanningen in de woning onhoudbaar zijn en dat zij en de kinderen lijden onder de situatie. De man betwistte echter dat de gezamenlijke bewoning niet langer haalbaar is en voerde aan dat zij al jaren samen in de woning kunnen verblijven ondanks de echtscheiding.

De rechtbank overwoog dat, hoewel de situatie in de woning niet ideaal is, er geen bewijs is dat gezamenlijke bewoning echt niet langer mogelijk is. Beide partijen gaven aan dat zij elkaar proberen te ontwijken en dat er geen sprake is van een onveilige situatie. Daarom werd het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de woning afgewezen. Tevens werd het verzoek om toevertrouwing van de kinderen en de zorgregeling afgewezen, omdat de ouders voorlopig op hetzelfde adres blijven wonen. De rechtbank benadrukte dat de man de urgentie moet voelen om vervangende woonruimte te vinden en dat de vrouw opnieuw een verzoek kan indienen als de situatie verslechtert.

De beslissing werd genomen door mr. J. Lintjer, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Leertouwer, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
voorlopige voorzieningen/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/333997 / FA RK 22-5416
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 23 december 2022
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. Z.C.E. Houben, kantoorhoudende te Velsen-Zuid,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J. 't Hart, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 18 november 2022;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, met bijlage, van de man, ingekomen op 12 december 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 16 december 2022 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [de minderjarigen] :
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , en
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
2.3.
Partijen wonen in de woning aan de [adres] .
2.4.
De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen bij de rechtbank ingediend.
3. Beoordeling
echtelijke woning
3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij, met uitsluiting van de man, gerechtigd zal zijn tot het genot en gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedel. Zij stelt hiertoe het volgende. De relatie tussen partijen is niet goed en de spanningen tussen hen lopen op. De vrouw loopt op haar tenen in huis en heeft het gevoel dat ze weg moet zijn als de man thuis is. Door de aanwezigheid van de man voelt de vrouw zich niet vrij in haar doen en laten. Ook de kinderen hebben last van de spanningen in huis. De situatie in de echtelijke woning is daarom niet langer houdbaar en het is niet mogelijk dat partijen voor de duur van de echtscheidingsprocedure samen in de woning blijven. De vrouw heeft meer belang bij het uitsluitend gebruik van de woning dan de man. Zij woont al sinds 2008 in de woning en de man sinds 2014. Partijen zijn het er over eens dat de vrouw na de echtscheiding enig huurder van de woning zal worden. De vrouw kan geen vervangende woonruimte krijgen, omdat zij geen inkomen heeft en ook op korte termijn niet voldoende inkomsten kan verwerven. De man is bezig een taxiservice op te zetten en zal daardoor meer financiële middelen hebben om elders woonruimte te vinden. Hij kan ook tijdelijk bij zijn ouders wonen. Hij slaapt al jaren ongeveer drie nachten per week bij zijn ouders en heeft daar al eens eerder een maand verbleven. De man zou ook bij zijn broer kunnen verblijven. Ten slotte stelt de vrouw dat de man veel jaren bij WoningNet heeft opgebouwd waardoor de verwachting is dat hij binnen enkele maanden een woning toegewezen krijgt. De overbruggingsperiode is daardoor beperkt voor de man.
3.2.
De man voert verweer. Hij betwist dat de situatie in de echtelijke woning onhoudbaar is. Hij voert aan dat het partijen al jaren lukt om in het licht van de echtscheiding samen gebruik te maken van de woning. Er zijn weliswaar ergernissen en frustraties tussen partijen, maar dit is onvoldoende reden om te bepalen dat de man de woning moet verlaten. De kinderen hebben ook weinig last van de situatie in huis. De man geeft mantelzorg aan zijn ouders en daarom overnacht hij daar regelmatig. Hij kan echter niet bij zijn ouders intrekken, omdat dat te onrustig voor hen zal zijn, vooral als de kinderen ook aanwezig zijn. De man kan ook niet bij zijn broer verblijven, omdat die een eigen gezin heeft. De man is hard op zoek naar een huurwoning die geschikt is voor de kinderen en staat daarvoor hoog op de wachtlijst bij WoningNet. Totdat de man een geschikte woning heeft gevonden, kunnen partijen nog wel samen in de echtelijke woning verblijven.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is duidelijk dat de situatie in de echtelijke woning voor partijen niet ideaal is. Beide partijen geven aan dat er onderlinge frustraties en ergernissen zijn en dat er wel eens woordenwisselingen tussen hen plaatsvinden. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet gebleken dat gezamenlijke bewoning van de echtelijke woning door partijen echt niet langer haalbaar is. Partijen geven namelijk aan dat zij weer samen eten en dat zij elkaar verder proberen te ontwijken en niet veel met elkaar praten. Niet gebleken is dat er sprake is van een fysiek of psychisch onveilige situatie in huis of dat er zodanige spanningen zijn dat de gezamenlijke bewoning niet behoort voort te duren. Ook is niet gebleken dat de kinderen zodanig last hebben van de situatie in huis dat één van partijen de woning dient te verlaten. Het verzoek van de vrouw zal daarom worden afgewezen. De rechtbank overweegt daarbij wel uitdrukkelijk dat het belangrijk is dat de man daadwerkelijk de urgentie voelt om zo snel mogelijk vervangende woonruimte te vinden en dat de vrouw opnieuw een verzoek om het uitsluitend gebruik van de woning kan indienen als de situatie in huis verslechterd.
toevertrouwing kinderen en zorgregeling
3.4.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de kinderen aan haar worden toevertrouwd. Beide partijen verzoeken de door haar c.q. hem voorgestane zorgregeling vast te stellen.
3.5.
De rechtbank overweegt dat toevertrouwing van de kinderen en het vaststellen van een zorgregeling alleen aan de orde is als de ouders niet op hetzelfde adres wonen. Nu het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning zal worden afgewezen, blijven de ouders voorlopig op hetzelfde adres wonen. De rechtbank zal de verzoeken ten aanzien van de toevertrouwing van de kinderen en de zorgregeling daarom ook afwijzen. De rechtbank merkt hierbij op dat zodra de man vervangende woonruimte heeft gevonden, het de voorkeur verdient dat partijen, in het belang van de kinderen, in onderling overleg afspraken maken over waar de kinderen worden ingeschreven en welke zorgregeling zal gelden.

4.Beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Lintjer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Leertouwer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.