ECLI:NL:RBNHO:2022:12077

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
9800978 \ WM VERZ 22-381
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens snelheidsovertreding op autosnelweg met mobiele radar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het rijden 4 km/u harder dan toegestaan op een autosnelweg buiten de bebouwde kom. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de snelheidsovertreding is geconstateerd met een mobiele radar, waarbij de verbalisant ter plaatse aanwezig was. Betrokkene betwistte de aanwezigheid van de bebording en stelde dat de maximum snelheid tijdelijk was verlaagd naar 100 km/u, maar de kantonrechter oordeelde dat uit het dossier blijkt dat de bebording correct was geplaatst en dat de snelheid op de juiste wijze was gemeten. De kantonrechter verwees naar eerdere rechtspraak die bevestigt dat de verbalisant de bebording voorafgaand aan de controle moet hebben gecontroleerd.

De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9800978 \ WM VERZ 22-381
CJIB-nummer : 239757893
Uitspraakdatum : 24 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 24 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 4 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelwegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A 1).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt dat er ter plaats geen bebording is, of dat de bebording onduidelijk is. Daarnaast stelt betrokkene dat het matigen van de maximum snelheid naar 100 km/u een tijdelijke maatregel is waarop niet zou worden gehandhaafd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Uit het zaakoverzicht in het dossier blijkt dat de betreffende bebording is geplaatst ter hoogte van hectometerpaal 25.3 en dat betrokkene is geflitst ter hoogte van hectometerpaal 21.6. Uit de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht blijkt dat de snelheidsovertreding is vastgesteld met behulp van een mobiele radar, waarbij de verbalisant dus zelf ter plaatse aanwezig was en dat de toegestane snelheid ter plaatse 100 km/u was.
Uit vaste rechtspraak volgt dat in geval van een mobiele controle, zoals hier aan de orde, het uitgangspunt is dat de verbalisant die ter plaatste aanwezig is, voorafgaand aan de controle de bebording heeft gecontroleerd (zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2020, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL: GHARL:2020:1803). De enkele betwisting door betrokkene dat er een bord was geplaatst, is daartegenover onvoldoende reden om te twijfelen aan de aanwezigheid van dat bord. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De bebording is leidend voor de weggebruiker en er is geen verplichting om daarnaast nog andere uiterlijke kenmerken, zoals markeringen in het wegdek, aan te brengen.
Uit de overgelegde stukken volgt dat de snelheid is gecontroleerd met een voor de meting geteste en op de voorgeschreven wijze gebruikte radarsnelheidsmeter met daaraan gekoppelde fotoapparatuur. De daarmee geconstateerde snelheid bedroeg 121 kilometer per uur. Deze waarde is naar beneden gecorrigeerd, conform de landelijk vastgestelde correctiewaarde in verband met de maximaal toegelaten fouten in de meetapparatuur zoals bedoeld in de Regeling meetmiddelen politie. Er is geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: