ECLI:NL:RBNHO:2022:12073

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2311
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstand en verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijstand als zelfstandige. Verzoeker had verzocht om bijstand vanaf 1 januari 2022, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 9 februari 2022. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en het verzoek om voorlopige voorziening is op 14 juni 2022 behandeld. Verzoeker is echter zonder bericht niet verschenen op de zitting.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er sprake is van “onverwijlde spoed”. In deze zaak, die een financieel geschil betreft, is het niet snel het geval dat er sprake is van spoedeisend belang. Na afloop van de bodemzaak kan het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden terugbetaald, eventueel met wettelijke rente. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen onomkeerbare situatie dreigt, zoals faillissement of acute financiële nood, en dat verzoeker bovendien heeft aangegeven dat hij vanaf maart 2022 weer vast werk zou hebben.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang is. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2022. Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2311

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk(verweerder)
(gemachtigden: mr. M. van der Fluit en A. Zwarthoed).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker.
Verzoeker heeft verweerder verzocht hem vanaf 1 januari 2022 bijstand te verlenen als zelfstandige.
Verweerder heeft deze aanvraag met het het besluit van 9 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 februari 2022 op het bezwaar van verzoeker is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verweerder. Verzoeker is zonder bericht niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
Verzoeker voert hierover aan dat hij in financiële problemen is geraakt door de weigering van verweerder hem over januari en februari 2022 een Tozo-uitkering te verstrekken. De voorzieningenrechter ziet hierin geen spoedeisend belang gelegen, omdat deze periode in het verleden ligt en verzoeker bovendien heeft aangegeven dat hij vanaf maart 2022 weer vast werk zou hebben. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat uit Suwinet volgt dat verzoeker vanaf februari 2022 fulltime werkzaam is.
De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.