ECLI:NL:RBNHO:2022:12055

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
9739116 \ WM VERZ 22-228
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen administratieve sanctie voor rijden op niet-toegestane wegen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het rijden op een fietspad. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig, bijgestaan door de heer Hilgers. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, namelijk het rijden op een fietspad, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene betwistte de gedraging niet, maar voerde aan dat de bebording en de kleuren van het wegdek onduidelijk waren en dat zij haar routeplanner had gevolgd. De kantonrechter oordeelde dat van elke weggebruiker verwacht mag worden dat deze oplettend is op de aanwezige bebording en dat er geen verplichting is om andere uiterlijke kenmerken te volgen. Het verweer van betrokkene dat zij de gedraging niet opzettelijk had begaan, werd verworpen, aangezien opzet niet vereist is voor het opleggen van een boete. Echter, de kantonrechter vond aanleiding om de boete te matigen tot € 70,00, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd. Betrokkene kreeg ook het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling terugbetaald. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaandam
Zaaknummer : 9739116 \ WM VERZ 22-228
CJIB-nummer : 237285997
Uitspraakdatum : 3 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen, tezamen met de heer Hilgers. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging dan ook niet, maar doet een beroep op de omstandigheid dat de bebording en de kleuren van het wegdek ter plaatse onduidelijk waren en dat zij haar routeplanner heeft gevolgd.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is onder andere het volgende vermeld:
“…Ik, verbalisant stond op de Melkwegbrug en was op dat moment bezig met een bromfietscontrole. Ik, verbalisant zag vanuit rechts op de Kanaaldijk bovengenoemd voertuig aan komen rijden. Bovengenoemd voertuig kwam vanuit de Sluisbrug en ging toen linksaf de Kanaaldijk op. Dit betreft een fietspad. Ik, verbalisant heb de betrokkene ter hoogte van de Melkwegbrug staande gehouden(…)Aan het beging van de Kanaaldijk staat een bord geplaatst met “fietsstraat auto te gast”. Zie foto’s. Zodra je verder de Kanaaldijk op rijd zie je aan de rechterzijde van het fietspad een bord G11 van het RVV1990…’’
De kantonrechter overweegt dat van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. Bebording met een gebod of verbod staan in beginsel aan de rechterzijde van de weg. De bebording is leidend voor de weggebruiker en er is geen verplichting om daarnaast nog andere uiterlijke kenmerken, zoals markeringen in het wegdek, aan te brengen. Het verweer dat betrokkene de gedraging niet opzettelijk heeft begaan, treft geen doel. Voor het opleggen van een boete bij het begaan van een dergelijke gedraging is immers opzet niet vereist.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene ter zitting voldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat zij zich, vanwege de bouw- en wegwerkzaamheden die op dat moment plaatvonden, heeft kunnen vergissen. De boete zal worden gematigd tot de helft.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 70,00 (met handhaving van de administratiekosten ad € 9,00);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: