ECLI:NL:RBNHO:2022:12054

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
9739014 \ WM VERZ 22-213
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens overtreding van verkeersvoorschriften met betrekking tot gesloten verklaring voor motorvoertuigen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van het handelen in strijd met een gesloten verklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen, zoals aangegeven door bord C 6 in bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 3 mei 2022, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van betrokkene niet. De officier van justitie handhaafde zijn beslissing en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de officier van justitie zijn beslissing voldoende had gemotiveerd. De kantonrechter oordeelde dat de motivering niet vereist dat op elk door betrokkene aangevoerd verweer afzonderlijk wordt ingegaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden van het Beleidskader voor handhaving van een gesloten verklaring is voldaan, ondanks dat op de foto van de gedraging het C-bord niet zichtbaar was. De schouwrapporten toonden aan dat het bord aanwezig was en dat het voertuig van betrokkene het bord had gepasseerd. De kantonrechter concludeerde dat betrokkene zich had moeten vergewissen van de aanwezigheid van het bord en dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9739014 \ WM VERZ 22-213
CJIB-nummer : 237204503
Uitspraakdatum : 16 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verbo Juridisch Advies te Almelo.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism een gesloten verklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Gemachtigde van betrokkene heeft aangevoerd dat de motivering in de beslissing van de officier van justitie niet voldoende ingaat op de verweren die betrokkene in zijn beroepschrift heeft aangevoerd. De officier van justitie dient op een beroep een (juist) gemotiveerde beslissing te geven. In dit geval is de kantonrechter van oordeel dat de officier van justitie zijn beslissing voldoende heeft gemotiveerd. De officier van justitie wijdt in zijn beslissing een overweging aan de aanwezigheid van de bebording, kent doorslaggevende betekenis toe aan de waarneming van de verbalisant, gaat in op de twijfel over de bevoegdheid van de verbalisant en concludeert ten slotte dat ook de andere aangevoerde gronden geen of onvoldoende reden geven om de beschikking te vernietigen of het boetebedrag te verlagen. Het verwerpen van alle door betrokkene aangevoerde omstandigheden ligt hierin besloten. De kantonrechter bepaalt dat een juiste motivering niet behelst dat afzonderlijk op ieder door betrokkene aangevoerd verweer of omstandigheid wordt ingegaan. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om de beslissing van de officier van justitie te vernietigen.
De kantonrechter overweegt dat volgens het Beleidskader voorwaarden gelden voor handhaving door gemeenten van een geslotenverklaring, zoals hier aan de orde. Tot die voorwaarden behoren dat op de foto van de gedraging het kenteken van het voertuig, de contouren van het voertuig en het genegeerde bord met de geslotenverklaring (het zogenoemde C-bord) goed zichtbaar moeten zijn. Verder moet op de foto zichtbaar zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd. Indien het bord niet zichtbaar is, moet de overtreding worden onderbouwd aan de hand van schouwgegevens.
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van het Beleidskader wordt voldaan. Op de foto is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar op de zitting zijn wel schouwgegevens overgelegd. Uit de door de officier van justitie overgelegde schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant op 22 september 2020 en op 19 oktober 2020 ter plaatse een schouw is gedaan en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was. Daaruit volgt ook dat het voertuig van betrokkene het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedragingen op 14 oktober 2020 het C-bord was geplaatst en is gepasseerd. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De kantonrechter is daarom van oordeel dat betrokkene zich had moeten vergewissen of er een bord stond en dat de omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten, voor rekening en risico van betrokkene komt.
De kantonrechter is van oordeel dat de foto van de gedraging, die zich in het dossier bevind, aan de voorwaarden van de geldende beleidsregels voldoet. Op die foto staan immers de gegevens die volgens die beleidsregels moeten worden vermeld, waaronder datum en tijdstip.
De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: