Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 16 mei 2022 in een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad, en heeft hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 3 mei 2022 is de zaak behandeld, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter overwoog dat betrokkene het beroep bij de officier van justitie te laat had ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Betrokkene had zijn beroep op 10 februari 2021 ingesteld, terwijl dit uiterlijk op 25 januari 2021 ontvangen had moeten zijn. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene op de hoogte had kunnen zijn van de beroepstermijn en dat de problemen met zijn Digid niet verschoonbaar waren. Daarom werd het beroep van betrokkene terecht niet-ontvankelijk verklaard door de officier van justitie.
De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de opgelegde boete in stand blijft. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.