ECLI:NL:RBNHO:2022:12053

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
9739107 \ WM VERZ 22-226
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens stilstaan op trottoir en overschrijding beroepstermijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 16 mei 2022 in een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad, en heeft hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 3 mei 2022 is de zaak behandeld, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter overwoog dat betrokkene het beroep bij de officier van justitie te laat had ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Betrokkene had zijn beroep op 10 februari 2021 ingesteld, terwijl dit uiterlijk op 25 januari 2021 ontvangen had moeten zijn. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene op de hoogte had kunnen zijn van de beroepstermijn en dat de problemen met zijn Digid niet verschoonbaar waren. Daarom werd het beroep van betrokkene terecht niet-ontvankelijk verklaard door de officier van justitie.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de opgelegde boete in stand blijft. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9739107 \ WM VERZ 22-226
CJIB-nummer : 238122379
Uitspraakdatum : 16 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft het beroep bij de officier van justitie te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 10 februari 2021, terwijl dat beroep uiterlijk op 25 januari 2021 ontvangen had moeten zijn. Betrokkene had op de hoogte kunnen en daarom ook moeten zijn van de beroepstermijn. Dat betrokkene problemen had met zijn Digid, doet daar niets aan af. Daarom is niet aannemelijk geworden dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene bij de officier dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9534149 \ WM VERZ 21-570
CJIB-nummer : 238122378
Uitspraakdatum : 28 december 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 december 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd.
Betrokkene heeft het beroep bij de officier van justitie te laat ingesteld. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Het beroep is door betrokkene ingesteld op 9 maart 2021, terwijl dat beroep uiterlijk op 25 januari 2021 ontvangen had moeten zijn. Betrokkene heeft ter zitting aangegeven dat hij meerdere boetes heeft ontvangen en deze aan de burgemeester van de gemeente Zaandam heeft gegeven in de veronderstelling dat de burgemeester dit kon oplossen. Tegen de tijd dat betrokkene begreep dat dat niet het geval was, was de beroepstermijn verstreken. Naar het oordeel van de kantonrechter hiermee niet aannemelijk geworden dat deze overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Betrokkene had deze termijn zelf in de gaten moeten houden.
De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene bij de officier dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.