ECLI:NL:RBNHO:2022:12052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
9739080 \ WM VERZ 22-223
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor parkeren binnen een erf zonder gebruik te maken van een parkeerplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van het parkeren binnen een erf, anders dan op een daarvoor bestemde parkeerplaats. Betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 3 mei 2022 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, terwijl betrokkene zelf niet verscheen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en op basis van de beschikbare stukken, waaronder de verklaring van de verbalisant, vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene betwistte de gedraging niet, maar voerde aan dat er een tekort aan parkeerplaatsen in de wijk was, waardoor hij genoodzaakt was om zijn auto buiten een parkeervak te parkeren.

De kantonrechter oordeelde dat een tekort aan parkeerplaatsen geen geldige reden was om de auto op een onwettige manier te parkeren. Ook het argument dat het voertuig niet hinderlijk was geparkeerd, werd verworpen, omdat dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en zag geen reden om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en betrokkene werd aangeraden om zich voor eventuele wijzigingen in het parkeerbeleid tot de gemeente te wenden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9739080 \ WM VERZ 22-223
CJIB-nummer : 240869840
Uitspraakdatum : 3 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: binnen een erf parkeren anders dan op een daarvoor bestemde parkeerplaats.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging dan ook niet, maar doet een beroep op de omstandigheid dat er een te kort aan parkeerplaatsen in de wijk is, waardoor betrokkene genoodzaakt is om zijn auto ergens te parkeren buiten een parkeervak.
De kantonrechter overweegt dat een beperkt aanbod van parkeerplaatsen geen deugdelijke grond vormt om het voertuig ter plaatse te parkeren. Ook het verweer dat het voertuig niet hinderlijk stond geparkeerd treft geen doel, nu dit niet afdoet aan het verboden karakter van de gedraging. Betrokkene had een andere keuze moeten maken. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Voor een wijziging van het parkeerbeleid in de gemeente, dient betrokkene zich tot de gemeente te wenden.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: