ECLI:NL:RBNHO:2022:1204

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
9588355 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene voor het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden. De betrokkene was het niet eens met de opgelegde boete en had beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 21 januari 2022 is de zaak behandeld, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter heeft overwogen dat de inleidende beschikking, waarin de boete was opgelegd, alle noodzakelijke gegevens bevatte. De betrokkene voerde aan dat hij op een andere locatie was staande gehouden dan in de beschikking vermeld stond. De kantonrechter oordeelde dat, volgens vaste jurisprudentie, onjuistheden in de inleidende beschikking niet automatisch leiden tot vernietiging van de boete, mits deze onjuistheden geen misverstand veroorzaken over de gedraging waarop de boete betrekking heeft.

De kantonrechter concludeerde dat de onjuistheid van de pleeglocatie niet van dien aard was dat er bij de betrokkene een redelijkerwijs misverstand kon zijn ontstaan. De boete werd daarom als terecht opgelegd beschouwd. De kantonrechter zag ook geen reden om de boete te matigen, en verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9588355 \ WM VERZ 21-740
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De boete wordt opgelegd bij inleidende beschikking die alle gegevens bevat. Betrokkene heeft een boete opgelegd gekregen ter zake van als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden. Betrokkene voert aan dat hij op een andere locatie is staande gehouden dan in de inleidende beschikking staat. Naar vaste jurisprudentie geldt dat de omstandigheid dat de inleidende beschikking onjuistheden bevat, niet tot vernietiging van de boete hoeft te leiden ingeval die onjuistheden niet zodanig zijn, dat bij de betrokkene redelijkerwijs misverstand kan zijn ontstaan omtrent de vraag op welke gedraging de hem opgelegde boete betrekking heeft en waartegen hij zich moet verdedigen (vgl. GR 20 april 1993, VR 1993/109, LJN ZC9252). Het enkele feit dat de pleeglocatie van de staandehouding niet correct is weergegeven is - wat daar verder ook van zij - niet van dien aard dat bij de betrokkene redelijkerwijs misverstand kan zijn ontstaan omtrent de vraag op welke gedraging de hem opgelegde boete betrekking heeft en waartegen hij zich moet verdedigen.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: