Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle voertuigen. De gedraging vond plaats op 28 oktober 2020. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft overwogen dat, indien er een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig was, de boete aan die bestuurder opgelegd had moeten worden en niet aan de kentekenhouder. De verbalisant had in zijn verklaring aangegeven dat er geen staandehouding had plaatsgevonden vanwege de coronamaatregelen, maar de kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie een nadere toelichting had moeten vragen bij de verbalisant. Aangezien de werkinstructie in verband met het Coronavirus per 1 juli 2020 was vervallen, kon de kantonrechter niet vaststellen dat er geen mogelijkheid tot staandehouding was geweest.
Hierdoor concludeerde de kantonrechter dat de boete ten onrechte aan betrokkene als kentekenhouder was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werden vernietigd. De kantonrechter bepaalde tevens dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling had betaald, aan hem moest terugbetalen. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.