ECLI:NL:RBNHO:2022:1201

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
9577958 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens verkeersovertreding en de noodzaak van staandehouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle voertuigen. De gedraging vond plaats op 28 oktober 2020. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft overwogen dat, indien er een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig was, de boete aan die bestuurder opgelegd had moeten worden en niet aan de kentekenhouder. De verbalisant had in zijn verklaring aangegeven dat er geen staandehouding had plaatsgevonden vanwege de coronamaatregelen, maar de kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie een nadere toelichting had moeten vragen bij de verbalisant. Aangezien de werkinstructie in verband met het Coronavirus per 1 juli 2020 was vervallen, kon de kantonrechter niet vaststellen dat er geen mogelijkheid tot staandehouding was geweest.

Hierdoor concludeerde de kantonrechter dat de boete ten onrechte aan betrokkene als kentekenhouder was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werden vernietigd. De kantonrechter bepaalde tevens dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling had betaald, aan hem moest terugbetalen. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9577958 \ WM VERZ 21-721
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 21 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle voertuigen (bord C12).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Als zich een reële mogelijkheid heeft voorgedaan tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig waarmee de geconstateerde overtreding is verricht, moet de boete aan die bestuurder worden opgelegd. De boete mag in dat geval niet aan de kentekenhouder van het voertuig worden opgelegd. Blijkens de stukken heeft in dit geval geen staandehouding plaatsgevonden. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat geen staandehouding is uitgevoerd vanwege de voorzorgsmaatregelen die beschreven staan in de ‘Werkinstructie verkeershandhaving in verband met het Coronavirus’.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er een staandehouding had moeten plaatsvinden. De door de verbalisant in het zaakoverzicht genoemde “werkinstructie in verband met het Coronavirus” is per 1 juli 2020 vervallen. De gedraging is begaan op 28 oktober 2020. De officier van justitie van justitie had dan ook een nadere toelichting moeten vragen bij de verbalisant. Dit is niet gebeurd, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding is geweest en moet ervan worden uitgegaan dat de boete ten onrechte met toepassing van artikel 5 WAHV is opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: