ECLI:NL:RBNHO:2022:12000

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
8940495 \ CV EXPL 20-10861
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van passagier in vordering tegen luchtvaartmaatschappij wegens gebrek aan rechtsgeldige retrocessie

In deze zaak heeft de passagier, wonende in Polen, een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Lot Polish Airlines vanwege een vertraagde vlucht op 20 december 2018 van Warschau naar Amsterdam. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagier had zijn vordering gecedeerd aan AirHelp, die de compensatie bij de vervoerder had gevorderd. De vervoerder weigerde echter te betalen en betwistte de ontvankelijkheid van de passagier in zijn vordering, met als argument dat de retrocessie van de vordering niet rechtsgeldig was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet-ontvankelijk is in zijn vordering. Dit oordeel is gebaseerd op de conclusie dat de cessie van de vordering van de passagier aan AirHelp rechtsgeldig was, maar dat de terugoverdracht van de vordering van AirHelp aan de passagier niet rechtsgeldig was. De kantonrechter oordeelde dat het Heroverdracht-formulier, dat door de passagier was ondertekend, niet voldeed aan de vereisten van artikel 3:94 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, omdat het niet was ondertekend door AirHelp. Hierdoor was er geen sprake van een rechtsgeldige retrocessie.

De kantonrechter concludeerde dat de passagier niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in zijn vordering en dat de proceskosten voor rekening van de passagier kwamen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter, op de openbare terechtzitting van 7 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8940495 \ CV EXPL 20-10861 (RH)
Uitspraakdatum: 7 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats] (Polen)
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze “Lot”
gevestigd te Warschau (Polen)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. J.I.J. van Pelt (Van Traa Advocaten N.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 4 december 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 20 december 2018 diende te vervoeren van Frederic Chopin Airport, Warschau (Polen), naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vluchtnummer: LO269 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vordering gecedeerd aan AirHelp Limited (hierna: AirHelp).
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling van de compensatie over te gaan.
2.6.
Op 25 april 2020 is een document opgesteld waarboven staat “Heroverdracht” (hierna: het Heroverdracht-formulier). Achter “handtekening” op het Heroverdracht-formulier staat de naam [eiser] met de hand geschreven.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Het verweer van de vervoerder strekt ertoe de passagier niet‑ontvankelijk te verklaren in zijn vordering althans die af te wijzen. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Voordat de kantonrechter de zaak inhoudelijk kan beoordelen, moet eerst de vraag worden beantwoord of de passagier ontvankelijk is. De kantonrechter overweegt op dit punt als volgt.
5.3.
Een rechtsgeldige cessie dient, onder verwijzing naar artikel 3:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) aan twee constitutieve vereisten te voldoen: een akte van cessie en een mededeling daarvan aan de debiteur. De passagier heeft gesteld dat hij in eerste instantie het vorderingsrecht van de onderhavige vordering middels cessie heeft overgedragen aan AirHelp. De vervoerder heeft dit niet betwist. Zodoende is komen vast te staan dat een eerste rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden waarbij het vorderingsrecht van de onderhavige vordering werd overgedragen van de passagier aan AirHelp. Voorts heeft de passagier gesteld dat het vorderingsrecht van de onderhavige vordering wederom werd overgedragen, maar nu van AirHelp terug aan de passagier. De vervoerder betwist dat het vorderingsrecht weer aan de passagier is overgedragen. De passagier beroept zich op het Heroverdracht-formulier. De vervoerder heeft aangevoerd dat niet valt te verifiëren of dit formulier door de passagier is ondertekend en dat het formulier in elk geval ten onrechte niet door AirHelp is ondertekend. Nog los van de vraag of de passagier het formulier wel heeft ondertekend, staat in elk geval vast dat AirHelp het Heroverdracht-formulier niet heeft ondertekend. Artikel 3:94 BW vereist dat de akte (in ieder geval) door de vervreemder van de vordering (in dit geval: AirHelp) is ondertekend, zodat het Heroverdracht-formulier in dit geval niet als een akte in de zin van artikel 3:94 BW is aan te merken, omdat AirHelp niet heeft getekend. Iemand die zijn vordering aan een ander heeft gecedeerd, beschikt daarna immers niet meer over dat vorderingsrecht en kan daarom niet in zijn eentje verklaren dat hij het vorderingsrecht weer terugkrijgt. Daarvoor moet in elk geval ook degene tekenen die het vorderingsrecht heeft verkregen en dat is hier niet gebeurd. Bij deze stand van zaken is er geen sprake van een rechtsgeldige (retro)cessie door AirHelp aan de passagier. Dat in de algemene voorwaarden van AirHelp zou zijn bepaald dat de passagier door ondertekening van een volmacht automatisch weer eigenaar wordt van de claim, maakt het voorgaande niet anders. Deze algemene voorwaarden – die overigens ook niet zijn overgelegd – zijn immers alleen van toepassing op de rechtsverhouding tussen de passagier en AirHelp en niet op die tussen de passagier en de vervoerder, terwijl de algemene voorwaarden de wettelijke regels ook niet zo maar terzijde kunnen schuiven.
5.4.
De passagier heeft in de conclusie van repliek aangeboden alsnog een verklaring van AirHelp over te leggen dan wel iemand van AirHelp als getuige te horen. Het is echter onduidelijk waarom de passagier dit bewijs niet direct bij repliek heeft overgelegd, aangezien toen al duidelijk was dat de vervoerder het Heroverdracht-formulier betwiste wegens het ontbreken van een handtekening van AirHelp, terwijl de ondertekening van het Heroverdracht-formulier door AirHelp vrij eenvoudig gerealiseerd had kunnen worden, althans gesteld noch gebleken is waarom dat niet mogelijk zou zijn geweest. Het bewijsaanbod op dit punt is daarom te laat en wordt dan ook door de kantonrechter gepasseerd.
5.5.
De kantonrechter concludeert dat de passagier niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Wat partijen verder nog hebben aangevoerd, maakt deze beslissing niet anders, zodat dat niet meer zal worden besproken.
5.6.
Bij deze uitkomst komen de proceskosten voor rekening van de passagier. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in zijn vordering;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter