Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1]2. [eiser 2], pro se en in hoedanigheid van zijn minderjarige kinderen [minderjarige 1], [minderjarige 2] [minderjarige 3]allen wonende te [plaats]
1.Het procesverloop
- het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 22 juli 2021;
- het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 5 januari 2022.
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
- primair € 181,50 en subsidiair € 115,12 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
4.De beoordeling
uitvoering aan de bepalingen van het Verdrag van Montreal over het luchtvervoer van passagiers en hun bagage" geeft en uit artikel 1, aanhef en sub 4 en onder 1, van de Verordening volgt dat "
de aansprakelijkheid van een luchtvervoerder van de Gemeenschap met betrekking tot de passagiers en hun bagage (…) onderworpen (is) aan alle bepalingen van het Verdrag van Montreal die op die aansprakelijkheid betrekking hebben."
“De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming”.