In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 december 2022 een opvolgende rechterlijke machtiging verleend voor de duur van vijf jaar aan een betrokkene die lijdt aan een chronisch ziektebeeld. De machtiging is verleend op basis van artikel 76 lid 2 in verbinding met artikel 39, vijfde en zesde lid van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft vastgesteld dat er een machtiging tot voortgezet verblijf loopt tot en met 29 december 2022, en dat de situatie van de betrokkene niet zal wijzigen. De betrokkene heeft een verstandelijke handicap in combinatie met een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en een bedreiging van haar veiligheid. De rechtbank heeft de noodzaak van de voortzetting van het verblijf onderbouwd door te stellen dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 december 2022, waarbij de rechtbank de betrokkene en haar vertegenwoordigers heeft gehoord. De rechtbank heeft de machtiging verleend tot en met 22 december 2027, waarbij de belangen van de betrokkene en de ondersteuning die zij ontvangt in haar huidige woonplek zijn meegewogen. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 januari 2023.