ECLI:NL:RBNHO:2022:11925

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
21/3496
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en toekenning van WIA-uitkering na medisch en arbeidskundig onderzoek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV van 15 juli 2021, waarbij haar per 14 september 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA is toegekend. De rechtbank heeft de zaak op 13 december 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. Eiseres, die eerder als senior medewerker cliënt servicedesk werkte, had zich op 17 september 2018 ziekgemeld vanwege lichamelijke klachten en ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat eiseres voor 61,21% arbeidsongeschikt was.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 14 september 2020 voor 61,21% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat alle klachten, waaronder fibromyalgie en psychische klachten, adequaat zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de medische belastbaarheid van eiseres overtuigend hebben gemotiveerd en dat er geen reden is om aan de juistheid van de medische onderbouwing te twijfelen.

Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen. De rechtbank oordeelt echter dat het UWV voldoende functies heeft aangedragen die eiseres kan vervullen, ondanks haar klachten. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis op 28 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3496

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: J.G. Kramer)

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV van 15 juli 2021 (het bestreden besluit) om haar per 14 september 2020 een loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 61,21%.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als senior medewerker cliënt servicedesk voor gemiddeld 35,86 uur per week. Het dienstverband is per 1 juni 2017 geëindigd. Terwijl eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft zij zich op 17 september 2018 ziekgemeld in verband met lichamelijke klachten. Daarop is aan eiseres ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 24 maart 2021 genomen, dat met het bestreden besluit in bezwaar is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 14 september 2020 voor 61,21% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom besloten om haar een loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 14 september 2020 te toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 9 juli 2021. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 maart 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 14 juli 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat er door de arts onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen door fibromyalgie. Zij is meer beperkt op duwen, trekken, tillen, dragen en staan tijdens het werk. Uit de medische stukken van Medinello blijkt dat het bereiken van meer mentale rust prioriteit lijkt te hebben. Haar situatie is onstabiel en overprikkeling te groot. Zij heeft bovendien last van concentratieproblemen. Met de beperkingen van eiseres kan zij de geduide functies niet uitvoeren.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 61,21% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 14 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 14 september 2020 voor 61,21% arbeidsongeschikt is en dus per die datum recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering naar dat percentage. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten de klachten door fibromyalgie en de psychische klachten, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek door de arts en voor de in het dossier aanwezige medische informatie. Er is geen reden om aan te nemen dat de (verzekerings-)artsen aspecten van de medische situatie van eiseres hebben gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de arts en de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 14 september 2020 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden hebben gemotiveerd. De arts concludeert na onderzoek dat er sprake is van een somatisch-systeemstoornis en een spanningsklacht. Bij het lichamelijk onderzoek stelt de arts zelf geen significante afwijkingen vast, zodat eiseres niet in alle claims gevolgd kan worden. Wel neemt hij lichte fysieke beperkingen aan en beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts B&B ziet geen reden om de arts niet te volgen, nu eiseres het standpunt dat zij meer beperkt is niet met objectieve medische informatie onderbouwt.
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 11 november 2021 voldoende heeft gemotiveerd waarom de informatie uit de behandelend sector die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. De informatie van Medinello bevat volgens de verzekeringsarts B&B geen objectieve onderzoeksbevindingen, nu dit gebaseerd is op vragenlijsten die eiseres heeft ingevuld. Het is daarmee een weergave van de klachten van eiseres en niet van objectiveerbare beperkingen. Ook wordt uit de informatie niet duidelijk op basis van welke objectieve onderzoeksbevindingen deze indrukken zijn verkregen. Bovendien dateert de informatie van 26 augustus 2021, ruim na de datum in geding. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat het rapport weliswaar van na de datum in geding is, maar dat de klachten al geruime tijd aanwezig waren. Dit valt ook niet uit het rapport van Medinello op te maken. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 14 september 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 12 maart 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 12 maart 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als senior medewerker cliënt servicedesk, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd. Het gaat om:
- ( sbc-code 315132) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 267051) Monteur printplaten;
- ( sbc-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker.
14. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben in hun rapporten voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de door de arts vastgestelde FML van 12 maart 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 14 september 2020 met de middelste van de drie geduide functies 38,79% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 61,21% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

16. Het UWV heeft terecht besloten om eiseres per 14 september 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum voor 61,21% arbeidsongeschikt is.
17. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 december 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.