ECLI:NL:RBNHO:2022:11878

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
C/15/329189 / HA ZA 22-368
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in agentuurovereenkomst met vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is er een bevoegdheidsincident aan de orde tussen de besloten vennootschappen Geha Services B.V. en Cindro B.V. De partijen zijn in een agentuurovereenkomst met elkaar verbonden, die op 1 januari 2019 is ingegaan en op 31 december 2030 eindigt. Na een geschil hebben zij een vaststellingsovereenkomst gesloten op 31 december 2021, waarin afspraken zijn gemaakt over de beëindiging van de agentuurovereenkomst. Geha vordert nakoming van deze afspraken, terwijl Cindro betoogt dat de rechtbank niet bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen en dat de zaak naar de kantonrechter moet worden verwezen. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van Geha en Cindro voortvloeien uit de agentuurovereenkomst en dat de kantonrechter op basis van artikel 93 sub c Rv bevoegd is om deze vorderingen te behandelen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd en verwijst de zaak naar de kantonrechter, waarbij Geha in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/329189 / HA ZA 22-368
Vonnis in incident van 12 oktober 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEHA SERVICES B.V.,
gevestigd te Bergen op Zoom,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verweersters in het incident,
advocaat mr. C.A. Gobbens te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CINDRO B.V.,
gevestigd te Twisk, gemeente Medemblik,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CINDRO BEREIDING B.V.,
gevestigd te Twisk, gemeente Medemblik,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. L. Bijl te Hoorn Nh.
Partijen zullen hierna Geha en (in enkelvoud) Cindro genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 juni 2022;
  • het verzoek tot verwijzing naar kamer voor kantonzaken tevens conclusie van antwoord in conventie tevens voorwaardelijke conclusie van eis in reconventie met producties;
  • de conclusie van antwoord in onbevoegdheidsincident van 28 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in het incident

2.1.
Cindro en Geha zijn met elkaar een agentuurovereenkomst aangegaan, ingaande op 1 januari 2019 en eindigend op 31 december 2030, op grond waarvan Geha in het verleden heeft bemiddeld bij de totstandkoming van overeenkomsten tot verkoop van door Cindro geproduceerde en gedistribueerde producten (hierna: de overeenkomst).
2.2.
Nadat tussen partijen een geschil was gerezen, hebben partijen een minnelijke regeling getroffen ter beëindiging van de overeenkomst. Deze is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst gedateerd 31 december 2021. Daarin is onder meer het navolgende opgenomen:
3. De vordering in de hoofdzaak
In conventie
3.1.
Geha vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
A. Cindro te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het in deze
procedure te wijzen vonnis tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan Geha te betalen een bedrag van € 82.280,- aan klantenvergoeding te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW vanaf 1 februari 2022, althans per datum dagvaarding, althans vanaf een in redelijke justitie te bepalen datum, steeds tot aan de dag der algehele voldoening;
Cindro te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het in deze
procedure te wijzen vonnis, tegen deugdelijk bewijs van kwijting, aan Geha te betalen een bedrag van € 1.597,80 ter zake buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW vanaf datum dagvaarding, althans vanaf een in redelijke justitie te bepalen datum, steeds tot aan de dag der algehele voldoening;
Cindro te veroordelen in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen,
met bepaling dat deze moeten worden voldaan binnen 14 dagen na dagtekening van
het vonnis, en - voor het geval voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde
termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag der algehele
voldoening.
In voorwaardelijke reconventie
3.2.
Cindro vordert dat de (kanton)rechter, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
De gevolgen van de overeenkomst in die wijzigt dat Cindro niet verplicht is om een klantvergoeding van € 82.280,- aan Cleantechnics te betalen en/of dat deze verplichting is komen te vervallen en/of;
Geha veroordeelt om de boetes tot een bedrag van € 82.280,- aan Cindro te betalen en/of;
Geha veroordeelt om de schade tot een bedrag van € 82.280,- aan Cindro te betalen;
Geha veroordeelt in de (na)kosten van deze procedure.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Cindro heeft - kort gezegd - betoogd dat de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen in de hoofdzaak en gevorderd dat de zaak ter verdere beoordeling wordt verwezen naar de kantonrechter. De vorderingen vloeien voort uit de (gewezen) agentuurovereenkomst tussen partijen, zodat op grond van artikel 93 sub c Rv uitsluitend de kantonrechter bevoegd is daarop te beslissen, aldus Cindro.
4.2.
De rechtbank volgt Cindro in haar betoog. Artikel 93 sub c Rv bepaalt dat zaken betreffende een agentuurovereenkomst door de kantonrechter worden behandeld en beslist. Met het in dit artikel opgenomen woord ‘betreffende’, wordt bedoeld dat de vordering betrekking dient te hebben op een in een van de genoemde overeenkomsten, zoals in dit geval een agentuurovereenkomst. Een vordering tot betaling van een beëindigings- dan wel een klantenvergoeding en vorderingen uit hoofde van een non-concurrentiebeding na het einde van de agentuurovereenkomst valt hier ook onder. [1] Anders dan Geha aanvoert, is niet vereist dat de agentuurovereenkomst de (enige) grondslag van de vordering is. Het volstaat dat er een verband aanwezig is tussen de vordering en een van de in dit artikel genoemde overeenkomsten.
4.3.
Dat laatste is hier het geval. Uit de dagvaarding leidt de rechtbank af dat de vorderingen in de hoofdzaak gericht zijn op nakoming van de in de vaststellingsovereenkomst vastgelegde afspraken, waaronder begrepen een nog door Cindro te betalen klantvergoeding aan Geha. Deze afspraken zijn gemaakt ter beëindiging van de op dat moment nog geldende agentuurovereenkomst tussen partijen. De in de hoofdzaak centraal staande afspraken tussen partijen kunnen daarom gelet op hun aard en strekking niet los worden gezien van de agentuurovereenkomst. Dit brengt met zich dat in ieder geval de vorderingen in conventie op grond van de artikelen 71 en 94 lid 2 Rv moeten worden verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank.
4.4.
Wat de in reconventie ingestelde vorderingen betreft wordt als volgt overwogen. De vorderingen in conventie en in reconventie zijn in beide gevallen gegrond op de inhoud van de vaststellingsovereenkomst, en naar de rechtbank in reconventie begrijpt ook op vermeend onrechtmatig handelen door Geha. Dat leidt tot de slotsom dat er een zodanige samenhang is tussen de over en weer ingestelde vorderingen, dat ook de vorderingen in reconventie op grond van het bepaalde in artikel 94 lid 2 en 3 Rv ongeacht hun beloop dienen te worden beoordeeld door de kantonrechter. Dit betekent dat de hoofdzaak zowel in conventie als in reconventie integraal zal worden verwezen naar de sector kanton van deze rechtbank, locatie Alkmaar op de wijze als hierna in de beslissing bepaald.
4.5.
De rechtbank is dus zowel onbevoegd om van de vorderingen van Geha als van Cindro in de hoofdzaak kennis te nemen. Daarom zal de incidentele vordering van Cindro toegewezen worden.
Proceskosten
4.6.
De rechtbank zal Geha als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident aan de zijde van Cindro veroordelen. Deze kosten worden door de rechtbank begroot op een bedrag van € 563,- aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
In het incident
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen,
5.2.
veroordeelt Geha in de proceskosten in het incident, aan de zijde van Cindro tot op heden begroot op € 563,- aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het anders of meer gevorderde af,
In de hoofdzaak en in het incident
5.5.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Alkmaar, op
woensdag 26 oktober 2022 om 9.30 uur,
5.6.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
5.7.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
5.8.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022. [2]

Voetnoten

1.Zie b.v. conclusie AG Wesseling-van Gent, ECLI:NL:PHR:2008:BC7476, nr. 2.5 – 2.6
2.type: AVA