ECLI:NL:RBNHO:2022:11808

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
28 december 2022
Zaaknummer
C/15/334412 / KG ZA 22-595
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over waardering en afwikkeling van een ontbonden vennootschap onder firma met betrekking tot de verplichting tot samenwerking en ondertekening van documenten

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, zijn partijen vennoten in een in augustus 2020 ontbonden vennootschap onder firma. De eiser vordert dat de gedaagde wordt verplicht om mee te werken aan de waardering van de vennootschap en om bepaalde documenten te ondertekenen. De voorzieningenrechter oordeelt dat partijen gezamenlijk een deskundige moeten aanstellen om een tussentijdse balans en winst- en verliesrekening op te stellen. Tevens wordt de gedaagde verboden om de winkel van de vennootschap te betreden en moet zij een sleutel van een vervangen slot afgeven. De voorzieningenrechter stelt vast dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van de eiser, gezien de eerdere procedures en de noodzaak voor de valuators om aan de slag te kunnen. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eiser grotendeels toe, met uitzondering van de vordering tot het verbod om producten mee te nemen uit de winkel, omdat dit al door de wet is verboden. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/334412 / KG ZA 22-595
Vonnis in kort geding van 28 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. E.W. van den Brink te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
bijgestaan door mr. ing. G.J. van Egmond te Hoogmade.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 14
  • de akte overlegging van producties en wijziging van eis met producties 15 t/m 17.2 van [eiser]
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 9 van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling van 14 december 2022
  • de pleitnota van mr. Van den Brink namens [eiser]
  • de pleitnota van mr. Van Egmond namens [gedaagde]
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
Aan de zijde van [eiser]:
- de heer [eiser] voornoemd
- mr. Van den Brink voornoemd
Aan de zijde van [gedaagde]:
- mevrouw [gedaagde] voornoemd
- mr. Van Egmond voornoemd
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen zijn vennoten in een in augustus 2020 ontbonden vennootschap onder firma. Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] verplicht kan worden om verder mee te werken aan het traject waarin de waarde van de vennootschap wordt vastgesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat partijen een opdracht moeten verstrekken aan een deskundige om een tussentijdse balans en winst- en verliesrekening op te stellen. Daarnaast wordt [gedaagde] verplicht om een procesbrief, opgesteld door de al benoemde deskundigen, te ondertekenen. Ook wordt [gedaagde] verboden om de winkel van de vennootschap te betreden en verplicht om een sleutel van het door haar vervangen slot af te geven.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn getrouwd op [datum] onder huwelijkse voorwaarden. Beiden zijn vennoten van de vennootschap onder firma ‘v.o.f. [bedrijf]’ (hierna: de vennootschap). De vennootschap oefent een bakkerijbedrijf uit (hierna: de onderneming).
3.2.
In het vennootschapscontract is onder meer het volgende bepaald:
“UITKERING BIJ OVERNEMING
Artikel 13
1. Wanneer een vennoot ophoudt vennoot te zijn, worden naast de balans en de winst— en verliesrekening, die overeenkomstig het bepaalde in
artikel 8 volgens de tot dat tijdstip bij de vennootschap gebruikelijke
richtlijnen worden opgemaakt, een tweede balans en winst— en verlies
rekening opgemaakt waarop de activa en passiva worden opgevoerd naar
hun werkelijke waarde.
2. Op de in het vorige lid bedoelde tweede balans wordt tevens een bedrag
opgenomen voor de goodwill, indien en voorzover aanwezig.
3. In het voordelig of nadelig verschil dat alsdan zal blijken te
bestaan tussen de waarde waarvoor de activa en passiva worden
opgevoerd op de tweede balans en de boekwaarde daarvan op de ingevolge artikel 8 op te maken balans, zijn de vennoten gerechtigd of gehouden bij te dragen in dezelfde verhouding als waarin zij volgens artikel 10 de winsten genieten respectievelijk verliezen dragen.
4. De vennoot, die van het recht, in het voorgaande artikel genoemd,
gebruik heeft gemaakt, kan verlangen dat op de in dit artikel bedoelde
tweede balans alleen zal worden geherwaardeerd ten aanzien van het
aandeel van de vennoot, die ophield lid van de vennootschap te zijn.
5. De voor de bedoelde tweede balans nodige waarderingen zullen door de vennoten of hun vertegenwoordiger(s) of rechtverkrijgenden in onderling overleg kunnen geschieden.
6. Wanneer zij binnen één maand niet tot overeenstemming kunnen komen
omtrent deze waarderingen, zullen deze geschieden door twee deskundigen door hen in onderling overleg te benoemen. De leden 6 en 7
van artikel 8 zijn van overeenkomstige toepassing, met dit verschil, dat waar in voormelde leden sprake is van een deskundige gelezen dient te worden twee deskundigen.
7. (…)
8. De deskundigen hebben het recht andere deskundigen te raadplegen, indien zij zulks voor een juiste uitvoering van de opdracht wenselijk achten.”
3.3.
Op 25 augustus 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank [gedaagde] geschorst als vennoot van de vennootschap tot 25 december 2020.
3.4.
De schorsing van [gedaagde] als vennoot is op 20 januari 2021 en 1 juli 2022 verlengd door de voorzieningenrechter van deze rechtbank tot in een bodemzaak is beslist op het recht op voorzetting van de onderneming van de vennootschap. In het kort geding vonnis van 1 juli 2022 is [gedaagde] tevens veroordeeld tot het benoemen van een valuator (deskundige) als bedoeld in artikel 13 van het vennootschapscontract om de waarde van haar aandeel in de vennootschap vast te stellen.
3.5.
[gedaagde] heeft [betrokkene 1] (Resultplus te Reeuwijk) als haar valuator benoemd. [eiser] heeft [betrokkene 2] (RSM te Haarlem) aangewezen als zijn valuator.
3.6.
De door partijen benoemde valuators hebben vervolgens gezamenlijk een concept procesbrief opgesteld waarin de door hen te verrichten werkzaamheden voor de vennootschap en de daarvoor benodigde kaders staan omschreven (hierna: de procesbrief). De valuators hebben daarbij aan partijen aangegeven dat zij eerst een balans en winst- en verliesrekening volgens de gebruikelijke waardering (hierna: de tussentijdse balans) nodig hebben voordat zij een tweede balans en winst- en verliesrekening naar de werkelijke waarde (hierna: de slotbalans) kunnen opmaken, in overeenstemming met artikel 13 van het vennootschapscontract.
3.7.
Bij vonnis van 6 juli 2022 is onder meer voor recht verklaard dat de vennootschap op 25 augustus 2020 is ontbonden en dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot voortzetting van de onderneming van de vennootschap.
3.8.
[gedaagde] heeft daarnaast in 2021 en 2022 met enige regelmaat de bakkerswinkel van de onderneming bezocht en producten meegenomen of van het personeel meegekregen zonder deze af te rekenen. Daarnaast heeft [gedaagde] in november 2022, zonder voorafgaand overleg met [eiser], een nieuw slot laten plaatsen in een deur aan de achterzijde van de bakkerswinkel. Via die deur kan toegang tot de bakkerswinkel worden verkregen als de tussenliggende deur niet wordt afgesloten.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert na eiswijziging – samengevat – dat de voorzieningenrechter:
1. [gedaagde] gebiedt de als productie 16 overgelegde vaststellingsovereenkomst te ondertekenen binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
2. [gedaagde] gebiedt de als productie 8 overgelegde procesbrief te ondertekenen binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
3. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- per overtreding van het onder 1 en 2 gevorderde en per dag dat de overtreding voortduurt;
4. bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de door [eiser] onder 1 en 2 te verrichten rechtshandelingen, zodra drie maanden na betekening van het vonnis zijn verstreken;
5. [gedaagde] verbiedt de bakkerswinkel en het bijbehorende erf te betreden;
6. [gedaagde] verbiedt om producten mee te nemen zonder betaling;
7. [gedaagde] gebiedt een sleutel van het door haar vervangen slot aan [eiser] te geven binnen drie dagen na betekening van het vonnis;
8. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 2.500,- per overtreding van het onder 5, 6 en 7 gevorderde en per dag dat de overtreding voortduurt; en
9. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer met als conclusie dat de voorzieningen aan [eiser] moeten worden onthouden althans worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang

5.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat de eisende partij voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. [gedaagde] heeft betwist dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen.
5.2.
Uit de stukken en hetgeen op zitting is besproken blijkt dat [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Dit spoedeisende belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen bezien in samenhang met de eerdere (kort geding) procedures tussen partijen. De valuators willen en moeten aan de slag.
Vordering I: Ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst (productie 16)
5.3.
De eerste vordering betreft een gebod aan [gedaagde] om een overeenkomst te tekenen met daarin afspraken over de procedure tot vaststelling van de tussentijdse en de slotbalans.
5.4.
Partijen hebben ter zitting op dit punt overeenstemming bereikt. De afspraak tussen partijen komt erop neer dat zij de voorzieningenrechter verzoeken te bepalen welke deskundige de opdracht van partijen zal moeten krijgen om de tussentijdse balans vast te stellen, op basis waarvan de valuators de slotbalans kunnen vaststellen. [eiser] heeft aangegeven voorkeur te hebben voor een deskundige die registeraccountant is en [gedaagde] heeft haar voorkeur uitgesproken voor een deskundige die niet in de omgeving van [plaats] is gevestigd.
5.5.
De voorzieningenrechter zal overeenkomstig het verzoek van partijen [betrokkene 3], die als registeraccountant is verbonden aan Van Berkel Accountants B.V. te Haarlem aanwijzen als deskundige om een tussentijdse balans en winst- en verliesrekening van de vennootschap vast te stellen per 25 augustus 2020 overeenkomstig artikel 13 lid 1 van het vennootschapscontract. Daarbij zal worden bepaald dat ieder van partijen binnen drie dagen na betekening van het vonnis schriftelijk de opdracht tot het vaststellen van de tussentijdse balans en de winst- en verliesrekening per 25 augustus 2020 aan de deskundige moet verstrekken.
Vordering II: Ondertekenen van de procesbrief (productie 8)
5.6.
De tweede vordering betreft een gebod aan [gedaagde] om de door de valuators opgestelde zogenoemde procesbrief (productie 8 bij dagvaarding) te ondertekenen zodat de valuators aan de slag kunnen met de aan hen verleende opdracht tot het vaststellen van de slotbalans.
5.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de valuators in redelijkheid van partijen kunnen verlangen door ondertekening van de procesbrief in te stemmen met de uitgangspunten en het plan van aanpak voor de uitvoering van hun opdracht. [eiser] en [gedaagde] zijn in beginsel ook jegens elkaar gehouden om op dit verzoek van de valuators in te gaan. [gedaagde] stelt dat zij de procesbrief niet kan tekenen omdat de valuators op basis daarvan enkel uit zouden mogen gaan van de aangeleverde jaarstukken en niet in staat worden gesteld zelfstandig de administratie te controleren als zij vraagtekens hebben bij de door de accountant aangeleverde cijfers. Artikel 13 van het vennootschapscontract stelt een dergelijke beperking niet, aldus [gedaagde].
5.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de opdracht die in de procesbrief aan de valuators wordt gegeven en de daarin geschetste kaders overeenkomen met wat partijen in artikel 13 van het maatschapscontract zijn overeengekomen. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd hoe in de procesbrief de rol van de valuators wordt beperkt ten opzichte van artikel 13 van het vennootschapscontract. Een dergelijke beperking leest de voorzieningenrechter in de procesbrief niet.
5.9.
Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat het de valuators niet is toegestaan om anderen in te schakelen bij de uitvoering van hun opdracht, wordt die stelling verworpen. Artikel 13 lid 8 van het vennootschapscontract geeft de deskundigen immers het recht om andere deskundigen te raadplegen indien zij dat voor een juiste uitvoering van hun opdracht wenselijk achten. De mogelijkheid die de procesbrief de deskundigen op dit punt biedt, kan voor [gedaagde] dus geen geldige reden zijn om de procesbrief niet te ondertekenen.
5.10.
Partijen zijn het er tot slot wel over eens dat de procesbrief op één onderdeel moet worden gewijzigd. De verwijzingen in de vijfde en zes bulletpoint op pagina 2 van de procesbrief naar ‘artikel 13 lid 6’ zou wat partijen betreft gewijzigd moeten worden in ‘artikel 13’. De voorzieningenrechter kan de valuators niet veroordelen de procesbrief dienovereenkomstig aan te passen. In plaats daarvan zal de voorzieningenrechter [gedaagde] gebieden binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de procesbrief te ondertekenen waarin (zo nodig door haar) op pagina 2 de toevoeging “lid 6” in de verwijzing naar artikel 13 van het vennootschapscontract is doorgehaald. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de valuators deze geringe wijziging niet willen accepteren. Om executiegeschillen te voorkomen zal ook worden bepaald dat [gedaagde] binnen genoemde termijn de door haar ondertekende procesbrief aan de valuators moet afgeven.
Vordering III en IV: dwangsom en in de plaatstreding
5.11.
[eiser] heeft gevorderd dat [gedaagde] veroordeeld wordt tot betaling van een dwangsom, althans dat het vonnis in de plaats treedt van de te verrichten rechtshandelingen zodra drie maanden na betekening van het vonnis zijn verstreken.
5.12.
De gevorderde dwangsom verhoudt zich slecht met de termijn waarop de in de plaatstreding wordt gevorderd. De voorzieningenrechter zal daarom de dwangsom afwijzen en beslissen dat dit vonnis in de plaats treedt van de rechtshandelingen die [gedaagde] dient te verrichten indien zij niet binnen de genoemde termijn de opdracht aan de deskundige verstrekt en/of de procesbrief ondertekent.
Vorderingen V en VI: verboden om de winkel te betreden en producten mee te nemen
5.13.
[eiser] heeft verder gevorderd dat het [gedaagde] verboden wordt om de bakkerswinkel met erf en bijbehorende ruimten (verder ook: de bakkerswinkel) te betreden en producten mee te nemen uit de bakkerswinkel zonder hiervoor te betalen.
5.14.
De voorzieningenrechter wijst het gevraagde verbod om de bakkerswinkel te betreden toe, aangezien [gedaagde] tegen deze vordering geen (onderbouwd) verweer heeft gevoerd. Zij heeft enkel aangevoerd dat de waarde van de producten die zij uit de bakkerswinkel mee heeft genomen of gekregen lager ligt dan dat [eiser] heeft gesteld. Toewijzing van het verbod om de bakkerswinkel te betreden leidt ertoe dat [eiser] geen belang (meer) heeft bij oplegging van een verbod aan [gedaagde] om producten mee te nemen uit diezelfde bakkerswinkel. Bovendien verbiedt het wetboek van Strafrecht [gedaagde] om producten uit de winkel mee te nemen zonder hiervoor te betalen of hiertoe anderszins gerechtigd te zijn. Het verbod om producten mee te nemen wordt daarom afgewezen.
Vordering VII: afgifte van een sleutel van het vervangen slot
5.15.
[eiser] vordert tot slot dat [gedaagde] een sleutel afgeeft van het door haar vervangen slot in een deur aan de achterzijde van de bakkerswinkel. [gedaagde] heeft tegen deze vordering aangevoerd dat vervanging van het slot noodzakelijk was en dat zij bereid is een sleutel af te geven zodra [eiser] de kosten van vervanging van het slot vergoedt.
5.16.
De voorzieningenrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] zo dat zij zich beroept op een retentierecht ten aanzien van de sleutel zolang [eiser] de vervangingskosten niet vergoedt. [gedaagde] heeft de kosten voor de vervanging van het slot echter niet onderbouwd. Bovendien is door [gedaagde] niet aangetoond dat het onmiddellijk vervangen van het slot noodzakelijk was, zodat in dit kort geding niet kan worden vastgesteld dat deze kosten in redelijkheid door [gedaagde] zijn gemaakt. Ook heeft [gedaagde] niet onderbouwd dat een overleg met [eiser] over de vervanging van het slot niet kon worden afgewacht. Dit betekent dat voorshands onvoldoende is gebleken dat [gedaagde] een vordering heeft op [eiser] op grond waarvan haar een retentierecht toekomt. De vordering van [eiser] om een sleutel af te geven wordt daarom toegewezen.
Vordering VIII: dwangsom bij niet-naleving vorderingen V en VII
5.17.
De door [eiser] gevorderde dwangsom ten aanzien van het verbod om de winkel en het erf te betreden en het gebod om de sleutel af te geven wordt beperkt en gemaximeerd zoals in de beslissing vermeld.
Proceskosten
5.18.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen partijen naar voren hebben gebracht geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst [betrokkene 3], die als registeraccountant is verbonden aan Van Berkel Accountants B.V. te Haarlem, aan als deskundige om een tussentijdse balans en winst- en verliesrekening vast te stellen per 25 augustus 2020 overeenkomstig artikel 13 lid 1 van het vennootschapscontract,
6.2.
bepaalt dat ieder van partijen binnen drie dagen na betekening van het vonnis schriftelijk de opdracht tot het vaststellen van de tussentijdse balans en de winst- en verliesrekening per 25 augustus 2020 aan de deskundige moet verstrekken,
6.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de in 6.2 bedoelde opdracht van [gedaagde] als zij deze opdracht niet binnen de gestelde termijn heeft gegeven,
6.4.
gebiedt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de overeenkomstig het bepaalde in rechtsoverweging 5.10 aangepaste procesbrief te ondertekenen en aan de valuators af te geven,
6.5.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de ondertekening door [gedaagde] van de aangepaste procesbrief als zij deze niet binnen de gestelde termijn heeft ondertekend en afgegeven,
6.6.
verbiedt [gedaagde] de winkel aan de [adres] te [plaats] met inbegrip van de daartoe behorende werk- en opslagruimten en het kantoor en het daarbij behorende erf te betreden,
6.7.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere overtreding van het in 6.6 gegeven verbod, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
6.8.
gebiedt [gedaagde] een sleutel van het door haar vervangen slot aan [eiser] te geven binnen drie dagen na betekening van dit vonnis,
6.9.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 50,- voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan het in 6.8 gegeven gebod voldoet, tot een maximum van € 1.000,- is bereikt,
6.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.11.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 28 december 2022. [1]
Tegen dit vonnis kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen vier weken na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het vonnis al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Conc.: 1685