ECLI:NL:RBNHO:2022:11772

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
10123810 CV EXPL 22-5822
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huursom na tekortkoming in nakoming huurovereenkomst

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Buena Vida Supercars B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens het niet nakomen van een huurovereenkomst voor een Rolls Royce. De eisende partij vorderde betaling van € 1.600,00 aan hoofdsom, € 240,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde partij betwistte de vordering en stelde dat hij slechts een offerte had aangevraagd en geen overeenkomst had gesloten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk een huurovereenkomst tot stand is gekomen, maar dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de wettelijke informatieplichten die gelden bij overeenkomsten op afstand. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij onvoldoende had onderbouwd dat zij aan deze informatieplichten had voldaan, waardoor de vordering werd afgewezen. De proceskosten werden aan de eisende partij opgelegd, die ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10123810 CV EXPL 22-5822
Uitspraakdatum: 28 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Buena Vida Supercars B.V.
gevestigd te Maassluis
de eisende partij
gemachtigde: mr. E.J.M.W. Bastian
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding van 16 september 2022 een vordering tegen de gedaagde partij ingesteld. De gedaagde partij heeft mondeling geantwoord.
1.2.
De eisende partij heeft hierop schriftelijk gereageerd. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de gedaagde partij niet meer gereageerd.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 1.600,00 inclusief btw aan hoofdsom, € 240,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst die partijen hebben gesloten. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij op 7 mei 2022 via het online reserveringsformulier op haar website een ‘Supercar’, te weten een Rolls Royce gehuurd voor 15 juni 2022. Bij de reservering via de website heeft de gedaagde partij zich volgens de eisende partij geconformeerd aan de algemene voorwaarden van de eisende partij. De gedaagde partij is op de dag van de verhuur niet verschenen (een zogenaamde ‘no show’). Op grond van artikel 7.7 van de algemene voorwaarden van de eisende partij is de gedaagde partij bij een ‘no show’ 100% van de oorspronkelijke huursom aan haar verschuldigd. De eisende partij heeft de gedaagde partij een factuur toegezonden maar de gedaagde partij heeft deze ondanks herhaalde aanmaning niet betaald.

3.Het verweer

3.1.
De gedaagde partij betwist de vordering en voert aan dat hij online alleen een offerte heeft aangevraagd voor het huren van een ‘Supercar’, maar dat hij vervolgens een factuur heeft ontvangen om het volledige bedrag te betalen.
3.2.
De eisende partij heeft bij conclusie van repliek gereageerd op het door de gedaagde partij gevoerde verweer. De gedaagde partij heeft die nadere stellingen van de eisende partij onweersproken gelaten.

4.De beoordeling

4.1.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag dat tussen haar en de gedaagde partij een huurovereenkomst tot stand is gekomen en dat de gedaagde partij deze niet is nagekomen. De kantonrechter begrijpt dat de gedaagde partij betwist dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en dat hij alleen een offerte heeft aangevraagd.
4.2.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Uit de reserveringsaanvraag die de eisende partij heeft overgelegd blijkt dat de gedaagde partij op 7 mei 2022 online een aanvraag heeft gedaan bij de eisende partij voor de huur van een Rolls Royce op 15 juni 2022 van 08.00 uur tot 17.00 uur. Vervolgens heeft de eisende partij op 8 mei 2022 per e-mail een aanbod gedaan aan de gedaagde partij voor de huur van een Rolls Royce op 15 juni 2022 voor € 1.000,- per dag, met 100 kilometer vrij, € 2,- per extra kilometer en € 100,- verzekering per dag. De gedaagde partij heeft daarop diezelfde dag per e-mail gereageerd met de mededeling dat hij deze graag wil reserveren. Daarmee heeft hij het aanbod van de eisende partij aanvaard en is een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot deze auto. Het verweer van de gedaagde partij wordt daarom verworpen.
4.3.
Er is sprake van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
4.4.
De eisende partij heeft niet gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
4.5.
Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor in r.o. 4.2. is overwogen, is de huurovereenkomst op afstand tot stand gekomen. Dat betekent dat de eisende partij moet voldoen aan de op haar rustende informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW en 6:230v BW. De eisende partij heeft echter nagelaten een concrete toelichting te geven op de manier waarop zij in die situatie heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen dat aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt.
4.6.
De eisende partij heeft ter onderbouwing van haar vordering bij de dagvaarding producties overgelegd zonder nader toe te lichten en te onderbouwen wat de kantonrechter daaruit zou moeten afleiden met betrekking tot de informatieplichten. Producties kunnen stellingen ondersteunen, maar niet vervangen. De partij die producties overlegt, moet begrijpelijk maken welke delen daarvan relevant zijn voor welk standpunt van die partij. Een enkele verwijzing naar de producties is daarom onvoldoende. Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie. In een situatie als de onderhavige betekent dit dat de eisende partij expliciet en op een duidelijke manier (door belangrijke onderdelen bijvoorbeeld te arceren) moet aangeven in welke productie welke informatie met betrekking tot de informatieplichten te vinden is.
4.7.
Voorts heeft de eisende partij niet toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. De eisende partij heeft wel een kopie van de e-mailcorrespondentie overgelegd, maar niet gesteld dat en op welke gronden dit voldoet aan artikel 6:230v lid 7 BW.
Wat is hiervan het gevolg?
4.6.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
4.7.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter