Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…) Wij weerleggen dus alle aansprakelijkheid die u in uw onderstaande mail naar ons schrijft.
(…) Cliënt vindt het fijn om te horen dat u er graag samen uit wilt komen, maar kan zich niet vinden in uw oplossing om de werkzaamheden te herstellen. Uit het onafhankelijk rapport (…) blijkt immers dat het werk niet meer kan worden hersteld. Het werk zal moeten worden afgebroken en opnieuw moeten worden verricht. (…)
(…) Het verbaast ons dat wij dit schrijven van u hebben ontvangen. Meestal komen derden pas in geweer als men er samen niet uit komt. Dat is op dit moment geheel niet aan de orde in mijn ogen. Als er zaken niet goed worden nagekomen dan ga je met elkaar in gesprek om dat samen op te lossen. (…)
(…) Kort samengevat wenst u dingen in overleg met cliënt op te lossen. Het conclusie van het bouwrapport is echter duidelijk. (…) Verder overleg acht cliënt in dat kader overbodig. (…)
3.De vordering
I. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een (vervangende) schadevergoeding van € 6.000,00 inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021, althans vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. voor recht verklaart dat de overeenkomst met betrekking tot de steiger gedeeltelijk is ontbonden zoals onder 4.3.5 is opgenomen en onderbouwd;
III. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag ad € 400,00 ingevolge de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst met betrekking tot de steiger, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de buitengerechtelijke kosten van € 888,27 inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
V. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de kosten van deze procedure, waaronder begrepen kosten gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening;
VI. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de nakosten (krachtens artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), te begroten op een half salarispunt van het toegewezen salaris voor de gemachtigde met een maximum van € 124,00, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn betaald, [gedaagde] daarover de wettelijke rente is of zijn verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening;
4.Het verweer en de tegenvordering
I. [eiser] veroordeelt tot betaling van € 1.850,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2020 tot het moment van algehele betaling;
II. bepaalt dat [gedaagde] is bevrijd van zijn verplichtingen op grond van de aannemingsovereenkomst;
III. [eiser] veroordeelt in de kosten van het geding en de nakosten.
5.De beoordeling
zie het bouwrapport voor een goede mogelijkheid. In geen van de berichten geeft [eiser] [gedaagde] de mogelijkheid de gebreken te herstellen zonder daarbij voorwaarden te stellen en te verwijzen naar de rapporten. Dat is wel een vereiste om te kunnen spreken van een adequate ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 BW. De functie van een ingebrekestelling is immers de schuldenaar nog een laatste termijn voor (onvoorwaardelijke) nakoming te geven. Daarbij komt nog dat [gedaagde] steeds in zijn reacties op de e-mails en brieven van [eiser] heeft aangegeven dat hij bereid is om de gebreken, in overleg, te herstellen en dat hij graag met [eiser] om tafel wil zitten, maar dat [eiser] daar niet op ingegaan is. De stelling van [eiser] dat uit de reacties van [gedaagde] bleek dat hij niet alles zou gaan herstellen, gaat niet op. Zoals gezegd, moet [gedaagde] de kans krijgen om zijn werkzaamheden zelf op zijn eigen manier goed uit te voeren dan wel te herstellen. Dat dat niet alleen kan door het werk helemaal opnieuw uit te voeren, zoals in de expertiserapporten wordt aangegeven die in opdracht van [eiser] zijn opgesteld, blijkt ook uit het rapport dat [gedaagde] heeft overgelegd. Bovendien stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat hij het naar tevredenheid zal kunnen oplossen. Zolang hij daartoe niet (voldoende) in de gelegenheid is gesteld, is niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:82 BW.
€ 1.850,00 uit hoofde van de factuur d.d. 27 oktober 2020. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij deze factuur kan verrekenen met de door hem geleden schade. In zoverre betwist [eiser] de verschuldigdheid van deze factuur kennelijk niet. De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiser] echter aldus, dat de werkzaamheden nog niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat daarom deze factuur òf verrekend dient te worden met de schade òf pas verschuldigd is als de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd, wat nog niet het geval is.