ECLI:NL:RBNHO:2022:11759

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
9897573
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en betalingsverplichtingen tussen verhuurder en huurder

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Beverwijkse Bazaar B.V. (hierna: De Bazaar) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot een huurovereenkomst. De vordering betreft de betaling van huur en bijkomende kosten die door [gedaagde] niet zijn voldaan. De huurovereenkomst, die op 26 mei 2013 is aangegaan, betrof twee units in de Beverwijkse Bazaar. De huurprijs was vastgesteld op respectievelijk € 299,22 en € 308,32 per periode. De overeenkomst was oorspronkelijk voor een periode van 25 periodes van 4 weken, met een mogelijkheid tot verlenging. In 2019 is een allonge overeengekomen waarbij de huur voor unit [1] per 8 september 2019 is beëindigd, terwijl de huur voor unit [2] onder gelijkblijvende voorwaarden werd voortgezet.

De Bazaar vorderde betaling van een totaalbedrag van € 2.230,28, inclusief contractuele rente en proceskosten. [gedaagde] betwistte de vordering en stelde dat hij de huurovereenkomst reeds had opgezegd, wat volgens hem betekende dat hij geen huur meer verschuldigd was. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was en dat [gedaagde] de huur over de periode van 18 mei 2020 tot en met 1 november 2020 verschuldigd was. De kantonrechter wees de vordering van De Bazaar toe, met uitzondering van een deel van de gevorderde rente, en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie en documentatie bij het beëindigen van huurovereenkomsten, evenals de juridische implicaties van opzeggingen en de geldigheid van contractuele afspraken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9897573 \ CV EXPL 22-3061
Uitspraakdatum: 7 december 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Beverwijkse Bazaar B.V.
gevestigd te Beverwijk
eiseres
hierna: De Bazaar
gemachtigde: F. Kassies (Koning en De Raadt B.V.)
tegen
[gedaagde] t.h.o.d.n. [handelsnaam] , v.h.o.d.n. [handelsnaam 2]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
hierna: [gedaagde]
gemachtigde: [y]

1.Het procesverloop

1.1.
De Bazaar heeft bij dagvaarding van 4 mei 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord en daarbij één aanvullend stuk overgelegd.
1.2.
Op 8 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De Bazaar heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] per e-mail van 8 juni 2022 de machtiging voor N. [gedaagde] toegestuurd en heeft De Bazaar bij brief van 1 november 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Op 26 mei 2013 zijn partijen, De Bazaar als verhuurder en [gedaagde] als huurder, een huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot twee units met bijbehorende uitstalruimte gelegen in Hal 32 van de Beverwijkse Bazaar met nummers [1] en [2] tegen een huurprijs per periode van respectievelijk € 299,22 en € 308,32. De algemene voorwaarden van 21 september 2010 (nummer 21/2010) zijn op de huurovereenkomst van toepassing verklaard. De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van 25 periodes van 4 weken, ingaande op 20 mei 2013 en eindigend op 17 mei 2015.
2.2.
In artikel 47.4 van de algemene voorwaarden staat – voor zover hier relevant – het volgende:
Indien huurder jegens verhuurder in verzuim is met betaling van enigbedrag, de boete van lid 2 van dit artikel hieronder begrepen, dan is huurder aan verhuurder alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten, die verhuurder dient te maken om tot incasso van het verschuldigde te komen, verschuldigd. (…)Tevens is verhuurder alsdan gerechtigd huurder rente in rekening te brengen van 2% per maand of gedeelte daarvan over het achterstallige bedrag.
2.3.
In 2015 zijn De Bazaar en [gedaagde] in een allonge (hierna: de 1e allonge) het volgende – voor zover hier relevant – overeengekomen:
(…)c. De huurovereenkomst is overeengekomen voor een periode van 2 jaar en deze periode zal op 17 mei 2015 eindigen.d. Huurder en verhuurder wensen deze huurovereenkomst voort te zetten voor de wettelijke periode van 5 + 5 jaar, waarvan de eerste 2 jaar reeds zijn verstreken.(…)1. Verhuurder en huurder komen overeen de duur van de overeengekomen huurovereenkomst te verlengen met een periode van 3 jaar, zodat de eerste periode in totaal een periode van 5 jaar zal bedragen en na ommekomst daarvan een verlenging van 5 jaar van rechtswege volgt, zodat deze in totaal een periode van 10 jaar zal duren. (…)
2.4.
Op 20 oktober 2019 zijn De Bazaar en [gedaagde] in een allonge (hierna: de 2e allonge) overeengekomen dat de huur met betrekking tot unit [1] per 8 september 2019 is beëindigd en dat de huur voor unit [2] onder gelijkblijvende voorwaarden zal worden voortgezet, waarbij de huurprijs per 9 september 2019 € 317,68 exclusief btw bedraagt.
2.5.
Op 29 oktober 2019 heeft De Bazaar aan [gedaagde] een factuur gestuurd met als onderwerp:
Kosten plaatsen muur units [1] - [2]voor een totaalbedrag van € 326,70 inclusief btw. Deze factuur is niet betaald.
2.6.
Per e-mail d.d. 16 februari 2020 heeft [gedaagde] aan De Bazaar geschreven:
(…) Graag zouden we unit [2] per direct stoppen zitten. Contract loopt in maart 20 2020 af. (…)
2.7.
Per e-mail d.d. 19 februari 2020 heeft De Bazaar aan [gedaagde] geantwoord:
(…) U heeft unit [2] opgezegd. (…) Gezien de wettelijke bepalingen is het mogelijk de huurovereenkomst te beëindigen per 21-05-2023. Hieronder leest u hoe u de unit moet opleveren. (…)
2.8.
Per e-mail d.d. 12 juni 2020 heeft De Bazaar aan [tussenpersoon] , een tussenpersoon van [gedaagde] (hierna: [tussenpersoon] ), het volgende geschreven:
(…) Vandaag met [x] de overname besproken, maar deze kan met [y] niet doorgaan. De regel bij het huren van een opslag is dat er in ieder geval door deze huurder op zijn eigen bedrijfsnaam een winkel bij ons wordt gehuurd. De zoon broer [gedaagde] huurt wel een winkel, maar heeft deze opgezegd. Dus helaas kan deze overname niet doorgaan. (…)
2.9.
Per e-mail d.d. 26 november 2020 heeft De Bazaar aan [gedaagde] geschreven:
(…) Zoals telefonisch besproken ontvang je hierbij de beëindiging voor unit [2] .Hoewel contractueel is vastgelegd dat de huurovereenkomst niet eerder dan 21-05-2023 kan worden beëindigd, hebben wij toch besloten, bij zeer hoge uitzondering, om de huurovereenkomst te beëindigen per 01-11-2020. Dit omdat je zonder overleg de unit hebt leeggehaald en bent gestopt met het betalen van de huur. (…)
2.10.
De Bazaar heeft voor de huur voor de periode van 18 mei 2020 tot en met 1 november 2020 zes facturen aan [gedaagde] gestuurd. Deze facturen zijn niet betaald. Daarnaast heeft De Bazaar ook een credit factuur aan [gedaagde] gestuurd voor de door [gedaagde] betaalde borgsom van € 1.040,00.

3.De vordering

3.1.
De Bazaar vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.230,28, te vermeerderen met de contractuele rente berekend over € 1.151,96 vanaf 4 mei 2022, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
De Bazaar legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] nog een bedrag verschuldigd is aan opeisbaar verschuldigde maandhuren voor de periode van 18 mei 2020 tot en met 1 november 2020 van in totaal € 1.842,11; een bedrag van € 324,85 dat [gedaagde] verschuldigd is voor de (terug)plaatsing van een tussenmuur tussen de units [1] en [2] en een bedrag aan aanmaningskosten van € 25,00 om de factuur voor de muur betaald te krijgen, op welke bedragen de betaalde waarborgsom van € 1.040,00 in mindering is gebracht, zodat een hoofdsom van in totaal € 1.151,96 overblijft. Verder vordert De Bazaar de buitengerechtelijk incassokosten van € 172,79 en de conform artikel 47.4 van de algemene voorwaarden geldende contractuele rente van 2% per maand over de hoofdsom ad € 1.151,96, wat tot 4 mei 2022 neerkomt op een bedrag van € 905,53.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij voert aan – samengevat – dat hij de kosten voor de tussenmuur inderdaad verschuldigd is, maar dat hij de in deze procedure gevorderde huur niet wil betalen, omdat hij de overeenkomst toen reeds had opgezegd. Dat de huurovereenkomst al was opgezegd, blijkt ook uit de e-mail van De Bazaar van 12 juni 2020. Ook de rente is hij daarom niet verschuldigd, aldus [gedaagde] . Daarnaast is het vreemd dat unit [1] wel eerder opgezegd kon worden en dat dat bij unit [2] dan niet zou kunnen. Daarbij komt nog dat er bij de opzegging voor unit [1] door een medewerker van De Bazaar is toegezegd dat de Beverwijkse Bazaar zou worden verbouwd waardoor er veel meer ‘traffic’ zou komen op de Beverwijkse Bazaar. Dat is de reden dat [gedaagde] besloot om unit [2] nog aan te houden, maar achteraf bleek dat De Bazaar deze toezegging niet nagekomen is. Daarom is [gedaagde] van mening dat hij niet langer aan de huurovereenkomst gebonden was en de huur dus ook niet hoeft te betalen.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de factuur ten aanzien van de tussenmuur erkend zodat dit deel van de vordering kan worden toegewezen. [gedaagde] heeft daarnaast betwist dat hij de gevorderde huurtermijnen verschuldigd is en heeft hiertoe aangevoerd dat hij de huurovereenkomst reeds in 2020 heeft opgezegd. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [gedaagde] verwezen naar de e-mail d.d. 12 juni 2020 van De Bazaar, waaruit volgens [gedaagde] volgt dat De Bazaar bevestigt dat de huur op dat moment al is beëindigd. Dit verweer faalt. De kantonrechter merkt om te beginnen op dat het opzeggen van een huurovereenkomst nog niet betekent dat die huurovereenkomst ook direct eindigt. Wanneer de huurovereenkomst na opzegging eindigt, hangt af van de afspraken tussen partijen en van wat er uit de wet volgt. Ter zitting heeft De Bazaar uitgelegd dat de e-mail d.d. 12 juni 2020 een antwoord is op de vraag van [tussenpersoon] of de broer van [gedaagde] , [y] , een opslagruimte mocht gaan huren. Daarbij heeft De Bazaar uitgelegd dat slechts huurders met een lopende huurovereenkomst (die niet reeds is opgezegd) een opslagruimte erbij mogen huren omdat deze opslagruimten schaars zijn. Omdat [gedaagde] de huurovereenkomst reeds had opgezegd, kwam hij – en daarmee zijn broer – niet in aanmerking voor het huren van een opslagruimte. Dat heeft De Bazaar met de e-mail van 12 juni 2020 aan [gedaagde] duidelijk willen maken. Dat [gedaagde] de tekst uit deze e-mail mocht opvatten alsof er op de datum van de e-mail – 12 juni 2020 – al geen huurovereenkomst meer tussen partijen bestond, heeft [gedaagde] niet nader onderbouwd en komt de kantonrechter, mede bezien in het licht van de uitleg van De Bazaar, ook niet aannemelijk voor. In de e-mail staat bovendien ook uitdrukkelijk “
De zoon broer [gedaagde] huurt wel een winkel, (…)”. Daaruit volgt dat de huurovereenkomst op dat moment nog wel bestond, maar dat De Bazaar geen opslagruimte wilde verhuren, omdat de huurovereenkomst al was opgezegd en er dus een einde aan de huurovereenkomst zou komen. Weliswaar kan men zich afvragen of het een redelijk standpunt van De Bazaar was dat (de broer van) [gedaagde] in juni 2020 niet meer in aanmerking kon komen voor het huren van opslagruimte, omdat [gedaagde] op dat moment nog een huurovereenkomst had die tot mei 2023, en daarmee nog (bijna) drie jaar, zou lopen, maar uit het enkele feit dat De Bazaar geen opslagruimte meer mocht huren van De Bazaar kan niet worden afgeleid dat de huurovereenkomst voor de unit op dat moment al was beëindigd. Zoals eerder al opgemerkt, betekent het feit dat de huurovereenkomst is opgezegd, niet dat de huurovereenkomst direct al beëindigd is, maar hangt dit af van de afgesproken opzegtermijn/looptijd van de huurovereenkomst.
5.2.
[gedaagde] heeft verder nog aangevoerd dat het vreemd is dat unit [1] wel eerder opgezegd mocht worden. De Bazaar heeft aangegeven dat zij dit uit coulance heeft toegelaten, omdat eigenlijk ook de huurovereenkomst voor unit [1] nog doorliep. Die stelling van De Bazaar is juist. De huurovereenkomst voor beide units was door de 1e allonge verlengd tot en met 20 mei 2023. De Bazaar had daarom ook kunnen vasthouden aan de huur voor unit [1] tot 20 mei 2023. De kantonrechter is van oordeel dat het feit dat De Bazaar in 2019 eraan heeft meegewerkt om de huur voor unit [1] toch eerder te beëindigen, niet maakt dat De Bazaar nu ook moet meewerken aan een voortijdige beëindiging van de huur voor unit [2] . Daarbij komt dat De Bazaar ook ten aanzien van de opzegging van unit [2] coulant is geweest jegens [gedaagde] , omdat de eigenlijke huurovereenkomst, zoals gezegd, zou voortduren tot en met 20 mei 2023, terwijl de huur nu is beëindigd per 1 november 2020. De stelling dat er een afspraak met De Bazaar is gemaakt over een verbouwing van de Beverwijkse Bazaar waardoor er meer ‘traffic’ zou ontstaan op de Beverwijkse Bazaar, heeft [gedaagde] niet nader onderbouwd en daarvan is ook niets gebleken, zodat de kantonrechter de juistheid van deze stelling niet kan controleren, terwijl evenmin is komen vast te staan dat de omzet van [gedaagde] daadwerkelijk terugliep, zoals [gedaagde] heeft gesteld.
5.3.
Gelet op al het voorgaande, concludeert de kantonrechter dat de huurovereenkomst met betrekking tot unit [2] tot 1 november 2020 rechtsgeldig heeft bestaan, zodat [gedaagde] de gevorderde huur over de periode van 18 mei tot en met 1 november 2020 verschuldigd is. Ook de gevorderde aanmaningskosten en buitengerechtelijke incassokosten kunnen worden toegewezen, omdat [gedaagde] daar verder geen verweer tegen heeft gevoerd en deze kosten ook niet onredelijk voorkomen. [gedaagde] is daarnaast de contractuele rente verschuldigd op grond van artikel 47.4 van de algemene voorwaarden, zodat deze ook kan worden toegewezen. De reeds berekende rente zal echter worden afgewezen, omdat de renteberekening in de dagvaarding niet lijkt te kloppen en daar ter zitting geen opheldering door De Bazaar over is gegeven. In plaats daarvan zal de contractuele rente worden toegewezen over de verschillende bedragen van de facturen vanaf de vervaldata van deze facturen.
5.4.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van De Bazaar zal toewijzen als hierna bepaald.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van het nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door De Bazaar worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan De Bazaar van € 1.324,75, te vermeerderen met de contractuele rente van 2% per maand over de verschillende facturen vanaf de vervaldata van deze facturen tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van De Bazaar tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 105,31
griffierecht € 365,00
salaris gemachtigde € 374,00 ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 93,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door De Bazaar worden gemaakt;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter