ECLI:NL:RBNHO:2022:1172

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
9410677 \ CV EXPL 21-4304
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeertarief en schadevergoeding na treintje rijden in parkeergarage

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het niet betalen van parkeergeld en het veroorzaken van schade door middel van 'treintje rijden' in een parkeergarage. De kantonrechter heeft op 2 februari 2022 uitspraak gedaan. Q-Park vorderde betaling van het tarief voor een verloren kaart en een aanvullende schadevergoeding, gebaseerd op hun algemene voorwaarden. De gedaagde, die de kentekenhouder van de auto was, betwistte dat hij de bestuurder was op het moment van de overtreding. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd om zijn verweer te onderbouwen, waardoor het vermoeden bestond dat hij de bestuurder was. De kantonrechter bevestigde dat de gedaagde gebonden was aan de parkeerovereenkomst en de algemene voorwaarden van Q-Park. De vordering van Q-Park werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De tegenvordering van de gedaagde werd afgewezen, omdat er geen grondslag voor toewijzing was. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde Q-Park moest vergoeden voor de schade en de kosten die voortvloeiden uit zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9410677 \ CV EXPL 21-4304
Uitspraakdatum: 2 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.
gevestigd te Maastricht
eiseres
verder te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over het zogenoemde ‘treintje rijden’ in een parkeergarage. De auto waarvan [gedaagde] op dat moment kentekenhouder was, is bij het rijden uit een parkeergarage van Q-Park bumperklevend achter een andere auto aangereden, zonder dat voor het parkeren is betaald. Q-Park vordert betaling van het tarief ‘verloren kaart’ en een aanvullende schadevergoeding die zij baseert op haar algemene voorwaarden. [gedaagde] betwist dat hij de bestuurder van de auto was op het moment van het treintje rijden. De kantonrechter wijst de vordering van Q-Park toe, omdat [gedaagde] zijn verweer niet voldoende heeft onderbouwd en daarom vermoed wordt dat hij de bestuurder was. [gedaagde] is aan de parkeerovereenkomst gebonden en de algemene voorwaarden van Q-Park zijn van toepassing.

1.Het procesverloop

1.1.
Q-Park heeft bij dagvaarding van 20 augustus 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Q-Park heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven. Q-Park heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert onder meer de parkeergarage Amsterdam-Bos en Lommer in Amsterdam (hierna: de parkeergarage).
2.2.
Bezoekers die hun auto in de parkeergarage parkeren, rijden langs een informatiebord. Hierop staat onder meer het maximale dagtarief van € 13,00. Vermeld is “Bij verlies inrijkaart geldt 3x dagtarief.” Ook is de toepasselijkheid van de “Algemene Voorwaarden Parkeren” (hierna: de algemene voorwaarden) van Q-Park op het bord vermeld.
2.3.
Voor het gebruik van de parkeergarage is een parkeervergoeding verschuldigd. Betaling hiervan vindt plaats op het moment dat de bezoeker de parkeergarage verlaat.
2.4.
In de algemene voorwaarden is, voor zover van belang, bepaald:
“5.5 Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan.
5.6
In geval van verlies of ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde “tarief verloren kaart” verschuldigd (…)
5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
5.8
Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgesteld tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 319,97- (incl. BTW prijspeil 2020). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijke geleden (gevolg)schade te vorderen. (…).”
2.5.
Op 17 mei 2021 is de auto met kenteken [kenteken] , waarvan [gedaagde] kentekenhouder is (hierna: de auto), geparkeerd in de parkeergarage. Omstreeks 10:13 uur is de auto de parkeergarage zonder dat vooraf voor het parkeren is betaald, uitgereden door het zogenaamde “treintje rijden”. Dit is vastgelegd door één van de in de parkeergarage aanwezige camera’s.
2.6.
Bij brief van 3 juni 2021 heeft de gemachtigde van Q-Park [gedaagde] naar aanleiding van het voorgaande gesommeerd om binnen 16 dagen een totaalbedrag van € 358,97 te betalen, met de mededeling dat hij bij het uitblijven van betaling € 53,85 aan incassokosten verschuldigd is.
2.7.
Per e-mail van 12 juni 2021 heeft [gedaagde] aan Q-Park geschreven dat hij niet degene is die op 17 mei 2021 met zijn auto heeft gereden, maar dat hij de auto die dag had uitgeleend aan een vriend. [gedaagde] heeft de naam, het adres en het telefoonnummer van die vriend genoemd.
2.8.
Partijen hebben daarna verder gecorrespondeerd. Per e-mail van 14 juni 2021 heeft Q-Park onder meer aan [gedaagde] geschreven:
“De kentekenhouder wordt (…) vermoed bestuurder te zijn – behoudens overtuigend tegenbewijs. Indien u (adres)gegevens
alsmede de geboortedatumvan de bestuurder overlegt en een verklaring van diegene dat hij/zij de bestuurder was (of ander bewijs dat hij/zij de auto bestuurde), dan kunnen we de vordering op zijn/haar naam zetten. De bestuurder dient zich ook zelf (per e-mail) tot ons wenden. (…)”
2.9.
Per e-mail van 16 juni 2021 heeft Q-Park onder meer aan [gedaagde] geschreven:
“Q-Park heeft geen enkel overtuigend (tegen)bewijs ontvangen waaruit zou blijken dat u niet de bestuurder was van het voertuig met kenteken [kenteken]
De rechtspraak is over dit onderwerp erg duidelijk. Q-Park moet op goede gronden een andere persoon als bestuurder kunnen aanschrijven.
De bestuurder dient zich ook zelf (per e-mail) tot ons te wenden.(…)”

3.De vordering

3.1.
Q-Park vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 412,82, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden en dat hij tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. Subsidiair stelt Q-Park dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. [gedaagde] is als kentekenhouder van de auto aansprakelijk. [gedaagde] moet het in de algemene voorwaarden opgenomen ‘tarief verloren kaart’ van € 39,- en de schadevergoeding van € 319,97 aan Q-Park voldoen, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten van € 53,85.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij niet in de auto heeft gereden op 17 mei 2021. De heer [xxx] , wonende te [land] (hierna: [xxx] ) reed in zijn auto op het moment van het treintje rijden. [gedaagde] heeft geen overeenkomst met Q-Park. Hij wil weten welk mens zijn schuldeiser is en betwist dat sprake is van rechtsgeldige volmachten van de gemachtigde van Q-Park en van de deurwaarder. Er is volgens hem sprake van valsheid in geschrifte.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter Q-Park veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van € 200,-. Hij legt aan de tegenvordering ten grondslag dat hij zelfstandig ondernemer is en dat dit een redelijk bedrag is ter vergoeding van zijn uren.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
Q-Park betwist de tegenvordering. [gedaagde] heeft geen conclusie van repliek in reconventie genomen en nagelaten zijn vordering nader te onderbouwen. Q-Park betwist dat zij een schadevergoeding aan [gedaagde] verschuldigd is.

6.De beoordeling

de vordering
6.1.
De kantonrechter stelt voorop dat duidelijk is dat Q-Park de schuldeiser van [gedaagde] is. Net als natuurlijke personen, kan Q-Park als besloten vennootschap schuldeiser en eisende partij in deze procedure zijn.
6.2.
Een advocaat is uit hoofde van zijn functie op zichzelf gemachtigd om cliënten te vertegenwoordigen in een procedure. Dit betekent dat Q-Park niet gehouden is om een machtiging over te leggen. Hetzelfde geldt voor de deurwaarder.
6.3.
[gedaagde] betwist niet dat de bestuurder van de auto, waarvan hij op 17 mei 2021 kentekenhouder was, gebruik heeft gemaakt van de parkeergarage en daar uitgereden is door middel van treintje rijden. Door het inrijden en gebruikmaken van de parkeergarage is tussen Q-Park en de bestuurder van de auto een geldige overeenkomst tot stand gekomen.
6.4.
De verweren van [gedaagde] gaan in zoverre niet op.
[gedaagde] is gebonden aan de parkeerovereenkomst
6.5.
De kantonrechter overweegt verder dat de kentekenhouder van de auto niet noodzakelijkerwijs ook de bestuurder hoeft te zijn geweest. De registratie in het kentekenregister rechtvaardigt wel het vermoeden dat de kentekenhouder de bestuurder van de auto was. Het ligt in dit geval op de weg van [gedaagde] als kentekenhouder om dat vermoeden te weerleggen en zijn standpunt in dat kader voldoende te motiveren en te onderbouwen.
6.6.
In dit verband is onvoldoende dat [gedaagde] de naam, het adres en het telefoonnummer van [xxx] heeft genoemd. Hieruit blijkt namelijk niet dat [xxx] de bestuurder was. Q-Park heeft [gedaagde] in haar e-mail van 14 juni 2021 gevraagd om een verklaring van [xxx] waaruit blijkt dat hij de bestuurder was. Per e-mail van 16 juni 2021 heeft Q-Park [gedaagde] erop gewezen dat de bestuurder zich zelf (per e-mail) tot haar moet wenden. Dit is niet gebeurd. Ook is geen verklaring van hem overgelegd, ook niet in deze procedure. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] het in 6.5 genoemde vermoeden niet heeft weerlegd. Dit betekent dat de kantonrechter [gedaagde] verder zal beschouwen als de bestuurder van de auto die op 17 mei 2021 heeft geparkeerd in de parkeergarage en dat hij de parkeerovereenkomst is aangegaan met Q-Park. De verwijzing door [gedaagde] naar de uitspraak van rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2016 leidt niet tot een ander oordeel, omdat die uitspraak niet vergelijkbaar is.
De algemene voorwaarden van Q-Park zijn van toepassing
6.7.
Q-Park stelt dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5.5 en 5.7 van de algemene voorwaarden. Die voorwaarden waren volgens het informatiebord eenvoudig elektronisch toegankelijk op een door Q-Park meegedeeld adres. [1] Dit betekent dat Q-Park aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de voorwaarden kennis te nemen. [2] De algemene voorwaarden maken daarom deel uit van de overeenkomst, zodat [gedaagde] daaraan is gebonden, aldus steeds Q-Park. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
6.8.
[gedaagde] heeft op 17 mei 2021 zonder voor het parkeren te betalen, al bumperklevend achter zijn voorganger aanrijdend onder de slagboom door de parkeergarage verlaten. Dit betekent dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden. Hij heeft daarmee in strijd gehandeld met de artikelen 5.5, 5.6, 5.7 en 5.8 van de algemene voorwaarden. Volgens artikel 5.8 (hierna: het beding) is [gedaagde] naast het ‘tarief verloren kaart’ een aanvullende schadevergoeding van € 319,97 verschuldigd.
6.9.
Het beding is opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. [gedaagde] is consument, althans wordt vermoed consument te zijn. De kantonrechter moet daarom op grond van rechtspraak van het Europees Hof van Justitie en de Hoge Raad ambtshalve beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn). De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is [3] , deze de boete niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten, tenzij de consument zich hiertegen verzet. Daartoe moet artikel 6:233 BW conform de richtlijn worden uitgelegd en – als de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve worden vernietigd. [4]
6.10.
Q-Park heeft gesteld dat het beding niet oneerlijk is in de zin van de Richtlijn. Het beding beoogt volgens Q-Park primair treintje rijden te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is nodig dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. [gedaagde] heeft er bewust voor gekozen om de parkeergarage via treintje rijden te verlaten. Het treintje rijden leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Ook leidt Q-Park door deze gedraging schade. Zij heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude, aldus steeds Q-Park.
6.11.
Gelet op wat Q-Park heeft gesteld over de aard en de achtergrond van de gevorderde aanvullende schadevergoeding, waartegen [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de in het geding zijnde vergoeding in een redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade door de gedraging waarop de vergoeding is gebaseerd, en als prikkel tot nakoming in een redelijke verhouding staat tot het belang van Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend, namelijk het voorkomen van verkeersonveilige gedragingen door het financieel onaantrekkelijk maken van treintje rijden. Het beding is daarom niet oneerlijk in de zin van de Richtlijn. [gedaagde] is dus aan het beding gebonden.
[gedaagde] moet Q-Park betalen
6.12.
Het voorgaande leidt ertoe dat de door Q-Park gevorderde schadevergoeding naar het ‘tarief verloren kaart’ van € 39,00 en de aanvullende schadevergoeding van € 319,97 toewijsbaar zijn.
6.13.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de datum van verzuim. Omdat Q-Park aan [gedaagde] bij brief van 3 juni 2021 een termijn van 16 dagen heeft gegeven, is het verzuim ingetreden op 19 juni 2021.
6.14.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar, omdat voldoende is gebleken dat is voldaan aan de in artikel 6:96 BW gestelde eisen. De kantonrechter zal de gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten afwijzen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
6.15.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.
de tegenvordering
6.16. (
(Mede) gelet op de uitkomst van de zaak van de vordering, bestaat er geen grondslag voor toewijzing van de vordering van [gedaagde] . Deze zal worden afgewezen.
6.17.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot deze kosten - gelet op de samenhang met de zaak van de vordering - op nul.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van € 412,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 358,97 vanaf 19 juni 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Q-Park tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,08
griffierecht € 126,00
salaris gemachtigde € 150,00 ;
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
de tegenvordering
7.5.
wijst de vordering af;
7.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Q-Park worden vastgesteld op een bedrag van nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 6230c van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.In de zin van artikel 6:234 BW.
3.In de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van de Richtlijn.
4.Zie HR 13 september 2013, te vinden op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.7.1 – 3.7.3.