ECLI:NL:RBNHO:2022:117

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
9554408 / KG EXPL 21-100
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot ontruiming van huurwoningen wegens overlast door huurders

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland (eiseres) en drie gedaagden, die huurders zijn van woningen in Alkmaar. Woonwaard vorderde de ontruiming van de huurwoningen van de gedaagden, omdat zij ernstige overlast zouden veroorzaken. De gedaagden, waaronder een gezin met kinderen, betwisten de overlast en stellen dat de klachten voortkomen uit vooroordelen van omwonenden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een verschil van mening bestaat over de aard en omvang van de overlast. Woonwaard heeft een aantal klachten van omwonenden ingebracht, maar de gedaagden hebben aangegeven dat er geen sprake is van illegale bewoning en dat de overlast tijdelijk was, vooral door bezoek in verband met het overlijden van een familielid. De kantonrechter oordeelt dat de vordering tot ontruiming in kort geding niet kan worden toegewezen, omdat niet met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat de huurovereenkomsten in een bodemprocedure zullen worden ontbonden. De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt Woonwaard in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9554408 / KG EXPL 21-100
Uitspraakdatum: 10 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Woonwaard
gemachtigde: mr. K. Hollenberg
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]3. [gedaagde 3]allen wonende te [woonplaats]
gedaagden,
verder te noemen, tezamen: [gedaagden] . Gedaagde sub 2 zal afzonderlijk worden aangeduid als [gedaagde jr.] en gedaagde sub 3 als [gedaagde sr.]
gemachtigde: mr. F.J.J. Baars

1.Het procesverloop

1.1.Woonwaard heeft [gedaagden] op 2 december 2021 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen bij brieven van 8 december 2021, 10 december en 11 december 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Sinds 16 maart 2020 huren [gedaagde jr.] en [gedaagde 1] de woning aan de [straat 1] [huisnummer] te [postcode] [plaats] . [gedaagde sr.] huurt sinds 3 september 2020 de woning aan de [straat 1] [huisnummer 2] te [postcode] [plaats] .
2.2.
Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden van februari 2020 van toepassing. Deze huurvoorwaarden luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
artikel 6.4
U gedraagt zich als goed huurderDat betekent dat u zich als huurder netjes gedraagt en ook dat u de woning binnen 2 maanden inricht (met meubels en vloerbedekking), netjes gebruikt, onderhoudt en schoonhoudt. Vloerbedekking in gestapelde bouw moet zodanig worden aangebracht dat er voldoende geluiddemping is.
artikel 6.6.
U woont zelf in uw gehuurde woningUw gehuurde woning is uw hoofdverblijf. Dat betekent dat u in deze woning woont. U laat niet iemand die geen huurder is in de woning wonen, behalve als dat een lid van uw huishouden is. Vermoeden wij dat u het grootste deel van uw tijd ergens anders woont? Of dat u iemand anders in de woning laat wonen zonder onze toestemming? Dan moet u bewijzen dat wij ongelijk hebben en dat u wel steeds in uw woning heeft gewoond.
artikel 6.8
U zorgt ervoor dat omwonenden geen overlast van u hebbenU mag geen overlast veroorzaken. U bent ook verantwoordelijk voor het gedrag van uw huisgenoten, huisdieren, gasten of anderen die voor u zijn gekomen. U en zij mogen geen overlast veroorzaken in en om uw woning en in de gemeenschappelijke ruimten.Voorbeelden van overlast:-veroorzaken van lawaai-uiten van intimidaties of bedreigingen-achterlaten van afval in de gemeenschappelijke ruimten-overlast door huisdieren (…)-oneigenlijke bedrijfsvoering (…)Zorgt u of uw huisgenoten toch voor overlast? Dan kunnen wij de huurovereenkomst met u beëindigen en moet u de woning verlaten.2.3. Bij brief van 19 oktober 2020 heeft Woonwaard aan [gedaagde jr.] medegedeeld dat zij klachten van omwonenden over hem en zijn gezin heeft ontvangen en heeft hem daarbij uitgenodigd voor een gesprek. [gedaagde jr.] is niet verschenen. Wel was er telefonisch contact. Op 26 oktober 2020 heeft telefonisch tussen [gedaagde jr.] en Woonwaard een gesprek over de overlast plaatsgevonden.
2.4.
Op 30 oktober 2020 hebben twee medewerkers van Woonwaard een bezoek gebracht aan de onderburen van [gedaagden] . In een mailbericht aan de politie, deelt [XX] , woonconsulent bij Woonwaard, hierover het volgende mede aan de politie:
Ik heb contact met de bewoners gehad, vandaag was mijn collega bij de onderburen in de woning en de overlast was goed te horen.Gaan jullie hier verder nog iets mee doen?
2.5.
Bij brief van 2 november 2020 heeft Woonwaard [gedaagde jr.] gesommeerd om per direct te stoppen met de overlast. Op 24 december 2020 vond een gesprek plaats tussen Woonwaard en [gedaagde jr.] , waarbij Woonwaard aan [gedaagde jr.] een gedragsaanwijzing heeft voorgelegd. [gedaagde jr.] heeft deze niet getekend.
2.6.
Op 10 februari 2021 heeft Woonwaard opnieuw met [gedaagde jr.] gesproken, waarbij ook aanwezig waren medewerkers van Nidos, Jeugd en Gezin en de wijkagent. Hierbij is besproken dat [gedaagde jr.] onder begeleiding van buurtbemiddeling in gesprek zou gaan met omwonenden. Deze buurtbemiddeling is niet tot stand gekomen.
2.7.
Op 22 februari 2021 heeft Woonwaard [gedaagde jr.] en [gedaagde sr.] gesommeerd om de overlast te staken en gestaakt te houden.
2.8.
Van 22 tot 27 april 2021 heeft Woonwaard geluidsmetingen verricht. Hierbij werden vanuit de [straat 1] [huisnummer 2] de volgende geluiden waargenomen: gebonk, rennen, mensen aan het praten, getik, schreeuwende kinderen.
2.9.
Op 11 mei 2021 heeft opnieuw een gesprek tussen Woonwaard en [gedaagden] plaatsgevonden. Vervolgens is voor de tweede keer aan [gedaagde jr.] en [gedaagde sr.] een gedragsaanwijzing voorgelegd die zij niet hebben getekend.
2.10.
Op 5 juli 2021 heeft [gedaagde jr.] de centrale deur van het appartementencomplex geforceerd, waardoor schade aan de deur is ontstaan. [gedaagde jr.] heeft het schadebedrag ad
€ 181,55 voldaan.
2.11.
Op 30 september 2021 heeft Woonwaard [gedaagden] opnieuw aangeschreven in verband met toegenomen klachten van overlast.
2.12.
Op 5 oktober 2021 heeft Woonwaard aan [gedaagden] een aanbod gedaan voor een andere woning. Enkele maanden daarvoor had Woonwaard [gedaagden] een aanbod gedaan voor een kangoeroewoning binnen het appartementencomplex. [gedaagden] zijn niet akkoord gegaan met een verhuizing.
2.13.
Op 12 november 2021 was sprake van een incident tussen [gedaagde jr.] en de heer [YY] en zijn partner, medebewoners van het appartementencomplex. [YY] en zijn partner hebben hiervan aangifte gedaan bij de politie.
2.14.
Uit twee bestuurlijke rapportages van politie d.d. 3 november 2021 blijkt, dat ten aanzien van de [straat 1] [huisnummer] en [huisnummer 2] in de periode van 24 oktober 2020 tot en met 10 oktober 2021 meerdere meldingen van overlast zijn gedaan.

3.De vordering

3.1.
Woonwaard vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagden] veroordeelt tot ontruiming van hun woningen, binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag.
Zij legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagden] ernstige overlast veroorzaken, in de vorm van geluidsoverlast veroorzaakt door de kinderen (stampen, hard rennen door de woning, huilen, schreeuwen en slaan met deuren) en door bezoekers van [gedaagden] .
De overlast vindt ook in de avond, nacht en vroege ochtend plaats. Ook klagen omwonenden over klusgeluiden, bonken, schuren en tikken tegen de verwarmingsbuis. Daarnaast is gebleken dat de woning van [gedaagde sr.] ook werd bewoond door andere personen. Woonwaard heeft op diverse manieren geprobeerd in de situatie te bemiddelen. Zo heeft overleg plaatsgevonden met een aantal maatschappelijke instanties en de politie in een Individueel Casus Overleg (ICO). Woonwaard heeft aan [gedaagden] tweemaal een andere woning aangeboden, die zij samen (dus zowel [gedaagde jr.] met zijn gezin als [gedaagde sr.] ) zouden kunnen bewonen. Ook heeft Woonwaard [gedaagden] aangemeld voor buurtbemiddeling. [gedaagden] willen echter niet meewerken aan oplossingen. In augustus/september 2021 nam de overlast toe en werd door [gedaagden] gespuugd naar bewoners, kinderen en honden. Ook werd gespuugd op handvatten van deuren. [gedaagde jr.] gebruikte een barbecue op zijn balkon, waardoor rookoverlast ontstond. Ook is een melding ontvangen dat een buurvrouw een bak water over zich heen gegooid kreeg. Op 12 november 2021 heeft een handgemeen plaatsgevonden tussen [gedaagde jr.] en de heer [YY] en zijn partner. Hun auto zou zijn bekrast door [gedaagde jr.] . Uit bestuurlijke rapportage van de politie blijkt dat zij vaker ter plaatse heeft moeten komen en [gedaagden] heeft moeten aanspreken op de geluidsoverlast. De situatie is inmiddels onhoudbaar geworden en omwonenden worden hinderlijk gestoord en belemmerd in hun dagelijkse bezigheden. Zij ervaren gevoelens van stress en onveiligheid, mede door de dreigende houding die van [gedaagde jr.] uitgaat.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] betwisten de vordering. Zij voeren daartoe het volgende aan.
[gedaagde jr.] heeft in maart 2020 de woning aan de [straat 1] [huisnummer] toegewezen gekregen. Zijn echtgenote heeft een progressieve ziekte (MS) en heeft om zich te verplaatsen een driewieler nodig, waarvoor zij ook een berging huurt in het appartementencomplex. [gedaagde sr.] heeft later, samen met zijn echtgenote, de woning op nummer [huisnummer 2] toegewezen gekregen. Zijn echtgenote is in 2021 overleden, evenals zijn zoon. Dit heeft in die periode tot veel bezoek aan huis geleid. Vanaf eind 2021 is echter geen sprake meer van veel bezoek en evenmin van inwoning. [gedaagde sr.] is 74 jaar oud, heeft een zwakke gezondheid en lijdt aan Alzheimer. Hij kan niet meer zelfstandig wonen en ontvangt mantelzorg van [gedaagde jr.] . Ten aanzien van de overlastklachten voeren [gedaagden] het volgende aan. Zij erkennen dat bij het betrekken van de woningen er mogelijk enig rumoer is geweest, vanwege de kluswerkzaamheden. De woningen moesten worden opgeknapt en in de woning van [gedaagde sr.] zijn beugels in de muur bevestigd om het lopen in huis makkelijker te maken. Na afronding van de werkzaamheden was het ook afgelopen met de klusgeluiden. [gedaagde jr.] en [gedaagde 1] hebben drie kinderen, in de leeftijd van negen, zeven en vijf jaar oud. De kinderen maken overdag geluid, maar zij slapen in de nacht. En de buren boven, opzij en direct onder de woning hebben verklaard geen overlast te ondervinden. Bovendien wonen er meer kinderen in het complex. De schade veroorzaakt aan de deur hield verband met de belemmeringen die [gedaagde 1] en [gedaagde sr.] ondervinden bij het openen van deze centrale deur. [gedaagde jr.] heeft deze schade vergoed. Het is juist dat [gedaagde jr.] een keer een barbecue heeft aangestoken op het balkon. Nadat de buurvrouw hem daarop had aangesproken, heeft hij de barbecue gedoofd. Het incident met de heer [YY] heeft een andere toedracht dan door Woonwaard naar voren is gebracht. [gedaagde jr.] heeft zich willen verweren tegen het maken van filmopnames door de partner van de heer [YY] . Tot slot betwist [gedaagde jr.] dat hij zou spugen of auto’s van bewoners zou bekrassen. Ook zijn eigen auto is bekrast.
en zijn gezin hebben zes en een half jaar zonder noemenswaardige problemen in een flat in de buurt van de [straat 1] gewoond. Er moet daarom niet alleen naar de klachten worden gekeken, maar ook naar de omstandigheden in het complex. De kort geding procedure leent zich niet voor een beoordeling van de situatie. Daarvoor zal nader bewijs moet worden geleverd in een bodemprocedure.
Inmiddels is het voor [gedaagden] duidelijk geworden dat zij hulp moeten aanvaarden voor hun problematiek en dat hiervoor een rustige woonomgeving noodzakelijk is. Zij zijn dan ook bereid om te verhuizen. De twee woningen die Woonwaard eerder had aangeboden, boden echter geen oplossing voor de problemen omdat de kangoeroewoning zich in hetzelfde complex bevindt en dus geen verandering zou brengen in de woonsituatie. De tweede woning lag op grote afstand van school en ziekenhuis en was daardoor niet haalbaar, gelet op de gezinssituatie. [gedaagden] staan echter open voor overleg voor het vinden van een oplossing.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Woonwaard daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een vordering tot ontruiming van woonruimte in verband met overlast.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat de door Woonwaard in dit kort geding gevorderde ontruiming van de huurwoningen een ingrijpende maatregel is. Toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is alleen op zijn plaats als met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten valt dat in een bodemprocedure de huurovereenkomsten worden ontbonden en dat daarbij ontruiming zal worden bevolen. Naar het oordeel van de kantonrechter doet deze situatie zich hier niet voor. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen partijen ter zitting naar voren hebben gebracht, blijkt dat partijen een verschillende visie hebben op de gestelde overlast. Woonwaard heeft een groot aantal klachten van omwonenden in het geding gebracht. [gedaagden] hebben daar tegenovergesteld dat sprake is van vooroordelen en achten zich door de klagers onheus bejegend. Zij erkennen weliswaar dat er sprake is van “leefgeluiden”, met name van hun drie kinderen, maar zij betwisten dat dit leidt tot geluidsoverlast in de mate zoals door Woonwaard wordt gesteld. Ook van illegale bewoning is volgens [gedaagden] geen sprake, er was slechts tijdelijk veel bezoek in verband met het overlijden van de echtgenote en zoon van [gedaagde sr.] . Van (permanente) inwoning is echter geen sprake. Ook ten aanzien van de overige overlastklachten is uit de stukken en de toelichting daarop ter zitting, een wisselend beeld ontstaan, hetgeen leidt tot de (voorlopige) indruk dat beiden (klagers en [gedaagden] ) hun aandeel hebben gehad in de ontstane situatie. Ten aanzien van het incident op 12 november 2021 is de kantonrechter van oordeel dat met de in deze kortgeding procedure beschikbare informatie, de rol van [gedaagden] hierin onvoldoende duidelijk is geworden. Hiervoor en ook voor de overige overlastklachten is een nader onderzoek naar de feiten en bewijslevering nodig. Voor nader onderzoek biedt deze kortgeding procedure niet de mogelijkheid. Nu niet kan worden ingeschat hoe een eventueel tussen partijen te voeren bodemprocedure zal aflopen, kan daarop in kort geding niet worden vooruitgelopen. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat in een bodemprocedure, bij de beoordeling van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst in het concrete geval gerechtvaardigd is, niet alleen van belang zijn de in artikel 6:265 BW genoemde gezichtspunten (bijzondere aard en geringe betekenis van een tekortkoming in de nakoming) maar ook alle bijzondere omstandigheden van het geval. Niet iedere tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst geeft dus zonder meer de bevoegdheid tot ontbinding van die overeenkomst. Voornoemde toets vergt een nadere, uitgebreide beoordeling in een bodemprocedure. Daarbij komt, dat [gedaagden] inmiddels hebben aangegeven dat zij bereid zijn tot overleg om met Woonwaard tot een oplossing te komen.
5.4.
Gelet op het voorgaande, is de kantonrechter van oordeel dat het onvoldoende zeker is dat de huurovereenkomsten in een bodemprocedure zullen worden ontbonden.
5.5.
De kantonrechter zal de vordering van Woonwaard daarom afwijzen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van Woonwaard, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Woonwaard tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden] ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter