ECLI:NL:RBNHO:2022:11699

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
9467581
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door schemawijziging en de juridische kwalificatie daarvan

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp van EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Hurghada naar Amsterdam op 25 juni 2019, die door een schemawijziging meer dan drie uur werd vertraagd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat een schemawijziging niet gelijk kan worden gesteld aan een annulering, en dat de vertraging in dit geval moet worden gekwalificeerd als een vertraging in de zin van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft geen beroep gedaan op buitengewone omstandigheden die de vertraging zouden rechtvaardigen. Hierdoor zijn de passagiers rechtmatig compensatie verschuldigd, en de kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 1.417,80 toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De vervoerder is ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en nakosten, met rente vanaf de datum van betekening van het vonnis. Het vonnis is uitgesproken op 30 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9467581 \ CV EXPL 21-6603
Uitspraakdatum: 30 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Nijenhuis

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 juni 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Hurghada Airport (Egypte) naar Amsterdam Schiphol Airport op 25 juni 2019 met vlucht CND218, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht zou oorspronkelijk op 25 juni 2019 om 13:45 uur (lokale tijd) vanuit Hurghada vertrekken en om 19:35 (lokale tijd) in Amsterdam aankomen.
2.3.
Er heeft een schemawijziging plaatsgevonden. Als gevolg van de schemawijziging zijn de passagiers op 25 juni 2019 om 23:24 uur (lokale tijd) vanuit Hurghada met de vlucht vertrokken en op 26 juni 2019 om 04:00 uur (lokale tijd) in Amsterdam aangekomen.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juni 2019, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de betekening tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 dan wel € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 juli 2019 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de schemawijziging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is ten eerste in het geschil of de vlucht voor de passagiers als geannuleerd kan worden beschouwd. Anders dan in eerdere uitspraken is de kantonrechter van oordeel dat een schemawijziging, waarbij de vlucht meer dan drie uur wordt uitgesteld, in beginsel niet gelijk kan worden gesteld aan een annulering. In dit verband wordt verwezen naar het arrest van het Hof van 21 december 2021, C-395/20 (ECLI:EU:C:2021:1041) waarin is geoordeeld dat een vlucht niet wordt geacht te zijn geannuleerd wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de vertrektijd van deze vlucht met minder dan drie uur uitstelt (zonder de vlucht anderszins te wijzigen). In dat arrest is voorts overwogen dat de Verordening in twee duidelijk onderscheiden categorieën van vluchten voorziet, te weten enerzijds de geannuleerde vluchten in de zin van artikel 5 van deze verordening, en anderzijds de vertraagde vluchten, waarbij de Verordening de indeling in de ene of de andere categorie niet afhankelijk maakt van de enkele omstandigheid dat de latere vertrektijd van de vlucht vooraf is aangekondigd.
4.3.
In dit geval is de vertrektijd van de vlucht uitgesteld, waardoor de passagiers 8 uur en 25 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, maar niet anderszins gewijzigd. Dergelijk uitstel moet naar het oordeel van de kantonrechter gelijk worden gesteld met een vertraging, nu niet is gebleken van omstandigheden die moeten worden uitgelegd als aanwijzingen voor een situatie die verder gaat dan een eenvoudige tijdelijke opschorting van de vluchtplanning. De vraag of de vervoerder de schemawijziging ‘tijdig’ heeft meegedeeld in de zin van artikel 5, lid 1, sub c onder i van de Verordening, zoals de vervoerder heeft aangevoerd en de passagiers hebben betwist, behoeft dan ook geen beantwoording, nu voormeld artikel alleen ziet op annuleringen.
4.4.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de vervoerder in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Nu de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden heeft gedaan, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het primair gevorderde bedrag (inclusief btw) niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de primair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw) worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 25 juni 2019 en over € 217,80 vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter