ECLI:NL:RBNHO:2022:11696

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
8466245
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de verantwoordelijkheden van de vervoerder

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Thessaloniki op 23 maart 2018. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagiers arriveerden met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming, wat hen recht gaf op compensatie, tenzij de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De vervoerder stelde dat de vertraging het gevolg was van een besluit van de luchtverkeersleiding, wat volgens de wetgeving als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder binnen de marges van de laatstelijk toegekende slottijd was vertrokken en dat de vertraging van 23 minuten niet door de vervoerder zelf was veroorzaakt. De rechter concludeerde dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers niet in aanmerking kwamen voor compensatie.

De vordering van de passagiers werd afgewezen en zij werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen en de voorwaarden waaronder compensatie voor vertraging kan worden geëist.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8466245 \ CV EXPL 20-3484
Uitspraakdatum: 9 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
5.
[eiser 5],allen wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde: mr. E.A. Pluijm & mr. L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 februari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Wenen International Airport (Oostenrijk) naar Makedonia Airport Thessaloniki (Griekenland) op 23 maart 2018.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht van Amsterdam naar Wenen met vluchtnummer OS372 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatief reisschema waarmee zij 7 uur en 5 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 maart 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 mei 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming Thessaloniki zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging veroorzaakt.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van een besluit van de luchtverkeersleiding zoals hiervoor bedoeld. Ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden heeft de vervoerder het vluchtrapport en de slothistorie van de vlucht overgelegd. Uit de slothistorie volgt dat de luchtverkeersleiding de oorspronkelijke slottijd van 09:15 uur UTC om 07:15 uur UTC heeft ingetrokken en heeft vervangen voor een CTOT (“
Calculated Take-Off Time”) van 09:48 uur UTC. De CTOT is vervolgens nog meermaals gewijzigd. De vervoerder heeft uiteindelijk om 09:29 uur UTC toestemming gekregen om te vertrekken en het toestel is vervolgens om 09:38 uur UTC opgestegen (“
airborne”).
4.4.
Het voorgaande leidt volgens de vervoerder tot de conclusie dat de vertrekvertraging van 23 minuten is te wijten aan buitengewone omstandigheden. Dit wordt door de passagiers betwist. De passagiers stellen dat uit het vluchtrapport volgt dat sprake was van een restrictie van slechts 7 minuten. Deze restrictie heeft echter niet voor vertraging op de vlucht gezorgd. Gelet op de taxi-tijd van 12 minuten en de speling binnen een slot had het toestel om 09:12 uur UTC van de blokken mogen gaan. Het toestel is echter pas om 09:22 uur UTC van de blokken gegaan, zodat de vervoerder de vertraging zelf heeft veroorzaakt, aldus de passagiers.
4.5.
De vervoerder heeft de stellingen van de passagiers gemotiveerd weersproken. Hoewel een slot een bepaalde marge kent, is de vervoerder niet vrij om te bepalen wanneer hij van de blokken gaat en hoe laat hij – binnen het slot – opstijgt. Tussen het moment dat een toestel vertrekt van de gate en het moment dat het toestel opstijgt is het toestel afhankelijk van de luchtverkeersleiding. Dit brengt in onderhavig geval met zich mee dat de vervoerder niet eerder had kunnen vertrekken. De vervoerder is binnen de marges van de laatstelijk toegekende CTOT van 09:29 uur UTC vertrokken en opgestegen. De kantonrechter volgt de vervoerder in zijn betoog dat het voorgaande leidt tot de conclusie dat de volledige vertrekvertraging van 23 minuten (en daarmee ook de aankomstvertraging van 22 minuten) het gevolg is van de door de luchtverkeersleiding opgelegde slotrestricties. Dat het vluchtrapport in dit geval slechts een vertraging van 7 minuten aan de restricties van de luchtverkeersleiding toeschrijft is in dit geval van ondergeschikt belang.
4.6.
Het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en de toekenning van een latere slottijd is naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd.
4.7.
De passagiers stellen dat slechts sprake kan zijn van een buitengewone omstandigheid indien een besluit van de luchtverkeersleiding tot ‘langdurige vertraging’ heeft geleid. Hiervan is volgens de passagiers in dit geval geen sprake. De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel 22 minuten vertraging op zichzelf inderdaad niet als ‘langdurig’ valt aan te merken, heeft dit er wel toe geleid dat de passagiers hun aansluitende vlucht hebben gemist en als gevolg daarvan met langdurige vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook voldaan aan het vereiste van langdurige vertraging.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.9.
De volgende vraag die voorligt, is de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
4.10.
De passagier stellen dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van 22 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen.
4.11.
De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht met vrije plaats naar Thessaloniki. De passagiers hebben dit betwist en stellen dat de vervoerder bij het aanbieden van alternatief vervoer ook had moeten kijken naar vluchten uitgevoerd door andere luchtvaartmaatschappijen. De kantonrechter overweegt als volgt. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De passagiers zijn in het onderhavige geval echter met een vertraging van minder dan 24 uur aangekomen op de overeengekomen eindbestemming. Niet gebleken is dan ook dat de alternatief aangeboden vlucht geen redelijke maatregel vormt.
4.12.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De door de passagiers verzochte compensatie met de daarover verzochte wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter